- Ah, een malloot dus. - Hoe bedoel je? - Ja hoor eens, ik wil helemaal niet over werk praten. - Waarom niet? - Ik heb een hekel aan mijn werk. - Waarom doe je het dan? Voor die mooie kleren van je? - Nee. Ik hoef niet te werken. Ik heb genoeg geld van mezelf. - O. - Ik werk gewoon… om ergens bij te horen… He, wacht even, ik wil het er helemaal niet over hebben! Vertel eens, ken je dat nieuwe restaurant, Overakker? - Nee, restaurants interesseren me niet. - Ik ruik iets mufs, ben jij dat? - Wie? Ik? - Ja, je stinkt. - Nee hoor, ik stink niet. Alleen mijn trui stinkt. Een beetje. - Je stinkt naar vis. - O, dat. Ik heb net haringsalade gegeten bij mijn moeder. - Jezus, je draagt blauwe sokken bij een bruine trui, dat kan helemaal niet! - Echt waar? Nou sorry hoor, daar let ik nooit op. - Zie je die vrouw daar? - Waar? - Daar, die met die jurk van Goodman en die schoenen van Blahnik. Niet slecht, die Ricardo Siberno-oorbellen! Lijkt me wel wat om te neuken. Een hardbody op de rand van perfectie. - Een wat? - Heb je een vriendin? - Nee. Nou ja, soms. Meestal betaal ik er voor. - Je bedoelt escort. - Ja, zoiets. - Lekker ongecompliceerd. Doe ik ook wel eens. - Hm. - Ik denk wel eens… ik begin het contact met de wereld te verliezen. Heb jij dat ook? - Ik lust nog wel een marguerritta. - Dat homicidale gedrag van me… daar kan ik toch niet mee doorgaan… mijn verlangens zijn… op de een of andere manier… geblokkeerd. - Wat voor gedrag? Zegt je psychiater dat? - J&B met ijs graag. - Jij hebt vast een psychiater, daar zie ik je wel voor aan. - Een psychiater? Ach, hou toch op man! Nee hoor, ik heb geen psychiater. - Vaak weet ik ook niet waarom ik het doe. Soms doe je dingen gewoon. En dan denk je er later pas over na. Of niet. - Wat? Waar heb je het over? - Gisteravond bijvoorbeeld. Ik probeerde te lezen, maar dat lukte niet. Dus pakte ik de krant en ging ik maar weer de advertenties doornemen. Eerst wilde ik niet bellen, maar na een tijdje belde ik toch. - Amber Escort, heb je die wel eens geprobeerd? - De dame vroeg wat ik wilde. Ik zei: ‘Iets Europees.’ Dat leek me het neutraalste antwoord. ‘U bedoelt blond?’ zei ze. Ik zei maar ja. - Amber Escort, die accepteren American Express. - Zei dat mens: ‘Alle blonde meisjes zijn al aan het werk, maar ik heb nog wel een bloedmooi halfbloedje voor u.’ - Had ik laatst ook. Zeiden ze dat ze een blonde zouden sturen, staat er even later een meisje met bruinig blond haar voor de deur. Ik was ziedend. Te gek toch? Wel een stuk, overigens. - Een bloedmooi halfbloedje. Okee, zei ik, laat maar komen. - Dus nadat ik van de eerste schok bekomen was, liet ik haar binnen. - Goed, ik dofte me nog even op, spoot deodorant onder mijn oksels, keek in de spiegel, drukte een puistje uit. - Ik had mijn zijden Polo-boxershorts aan, en een katoenen T-shirt van Bill Blass zonder mouwen. - Voor ze kwam trok ik me snel nog even af boven de prullenmand. Doe ik wel vaker. Boven de prullenmand. Dan leun ik met mijn hoofd tegen de muur en kijk ik wat er allemaal in de prullenmand ligt. - Wat zeg je? De prullenmand? - Ach nou ja, wat doet het er toe. - Ik vroeg of ze eerst nog even in bad wilde. - Mijn bad was stuk en de verwarming ook. Dus zij maar klagen dat ze het zo koud had. - Toen ze in bad zat, met een glas witte wijn, een Steuben-glas met zo'n dunne steel, je weet wel, toen begon het meteen al in mijn hoofd te spoken. Ik had zo dat mooie koppie van d'r kunnen pletten. Ik had een ontzettende zin om haar te slaan. - Ze wilde zich eerst zelfs niet eens uitkleden, ze bleef maar kletsen. ‘Hoe oud ben je? Wat doe je voor werk? Geloof je in God?’ Ik zei: ‘Ik geloof dat ik met je wil vrijen, dat geloof ik. Kleed je uit, wees maar niet bang, God kijkt naar ons, God is liefde, dat weet je toch?’ - Toen zei ik maar tegen haar: ‘Weet je dat dat een heel bijzondere Chardonnay is die je daar drinkt.’ Dat hielp. Het werd meteen wat rustiger in mijn hoofd. - Siciliaanse wijn, dat was het, ik had koele Siciliaanse wijn. In een thermosfles. - ‘Wil je niet weten wat voor werk ik doe?’ vroeg ik haar, om het gesprek nog wat te rekken. ‘Nee’, zei ze. - Eindelijk had ze haar kleren uit. Ik drukte haar tegen me aan. Ik voelde hoe warm ze was, want mensen zijn nu eenmaal warm wanneer je ze tegen je aan drukt. - Later, in de slaapkamer, begon ik haar toch te slaan. Terwijl ze me afzoog, sloeg ik haar op haar hoofd. Het leek haar op te winden. - Ze was de eerste die me echt pijpte. De anderen hadden alleen maar gedaan alsof. Ze deed het weliswaar alsof ze een te warme kroket van de Febo probeerde weg te werken, maar een kniesoor die daarover viel. - Ik sloeg steeds harder. Maar pas toen ik haar borsten begon open te krabben, werd het haar te veel. Ze zei dat ik moest stoppen en begon me weg te duwen. Ik heb haar toen maar weggemaced. - Weggewat? - Je weet wel, met zo'n spuitbus. - O. Afijn, ze bleef maar kletsen. Zelfs met m'n piemel in d'r mond. Ik werd er doodmoe van. Ik wilde ter plekke in slaap vallen en pas wakker worden als ze verdwenen was. - Nadat ik haar met m'n nietpistool aan de vloer had genageld, kwam ze weer langzaam bij. Ik stond over haar heen gebogen, naakt. Toen ze mij zo in mijn totale onmenselijkheid zag staan, mes in de ene hand, klopboor in de andere, begon ze als een gek te flippen. - Ze hield maar niet op met praten. En opeens kreeg ik zin haar met een fles op het hoofd te slaan. - Ik sloeg het Steuben-glas kapot en drukte dat in haar kut. Je had haar ogen moeten zien! En toen ik haar met de boor bewerkte, maakte ze vreselijk rare geluiden. Ze bleef nog een hele tijd bij bewustzijn. - Niet dat ik haar iets kwalijk nam, of dat ik haar haatte, of dat ik dacht dat het leven van een hoer nog minder waard was dan dat van een jood of een neger. - Het werd weer typisch zo'n nutteloze, zinloze doodmakerij. Maar ik kan me er al niet meer druk om maken, ik ben aan die horror gewend geraakt. - Ik was alleen maar moe en wilde niets anders dan dat ze wegging en voorgoed uit mijn leven verdween. Ze zou me trouwens toch onmiddellijk vergeten. Ze wist nu al niet met wie ze een uur eerder had gevreeen. - Ach, ik sta daar boven. Verlies, pijn, angst, schuld, geweten, verdriet, ze bestaan niet meer. Het enige wat echt bestaat is mijn absolute wreedheid en totale harteloosheid. Niemand is nog veilig voor mij. - Zij wil ook niet dat ik me haar herinner. En gelijk heeft ze. Mensen zijn zo vervangbaar als een plastic tas. Van mezelf weet ik dat ik gemist kan worden als de spreeuwen op het Centraal Station, die alles alleen maar onderschijten. - Sterker nog: ik besta gewoon niet. Ik weet niet wat ik me bij mezelf moet voorstellen. Ik voel alleen maar pijn, heel veel pijn. En die pijn wil ik op anderen overbrengen. Ik wil dat niemand eraan ontkomt. - Soms vragen mensen me wel eens wat ik nou toch zoek, bij die hoeren. Ik weet het niet. Je kunt beter aan een boom vragen wat hij in de aarde zoekt, of wodka wat hij in de fles zoekt. - Het heeft geen zin je dat af te vragen. - Doe ik ook niet. - Van welk bureau, zei je? - Weet ik niet meer. - O. - Echt niet. - Tja, ik ga er maar weer eens vandoor. - Okee. - He, waar we het over hadden… - Ja, inderdaad, ik dacht net, ik geloof dat we veel met elkaar gemeen hebben. Vind je niet? - Hm. Zou kunnen. Is daar de uitgang? - Nee, dat is geen uitgang.
Dichters & Denkers
Duet der onverschilligheid
Marguerritta: Arnon Grunberg, Blauwe maandagen. Nijgh en Van Ditmar, 271 blz., f34,90; J&B met ijs: Brett Easton Ellis, American Psycho. Vintage Books, 400 blz., f29,45
Een marguerritta, heb je dat? - Voor mij een J&B met ijs. - Een goed nummer, dat ‘Faces, faces’. Ik weet alleen niet meer wie het zingt. - Ach, wel aardig. Ik bedoel… niet slecht. Ben je van hier? - Ik woon om de hoek. En jij? - Ik werk hier in de buurt, ik doe in geld. - Ik lees manuscripten voor een uitgeverij.
www.groene.nl/1994/35