
Het is 1950. Duitse weeskinderen zijn volgens een plan van president Truman na de Tweede Wereldoorlog naar New York verscheept om via tehuizen in Amerikaanse families te worden geplaatst. Zo, is het idee, kunnen ze herstellen van het oorlogsleed dat hun is aangedaan. In Het smalle land (The Narrow Land, 2020) van de Ierse schrijver Christine Dwyer Hickey is de tienjarige getraumatiseerde Micha, omgedoopt tot Michael, een van die kinderen. Hickey laat zien hoe hij welhaast verpletterd raakt door de liefdadigheidshouding van een rijke Amerikaanse dame die aan dood en verderf in de eigen familie veel minder aandacht schenkt.
Hickey is gespecialiseerd in historische romans die uiteenlopende conflicthaarden ingenieus met elkaar verbinden, bijvoorbeeld de Ierse vrijheidsstrijd en het Italiaanse fascisme in De laatste trein uit Ligurië (2019). In Het smalle land is er een verband tussen de Trümmerfrauen in de Berlijnse puinhopen van 1945, waarin de kleuter Micha rondzwerft, en het Amerika in de zomer van 1950. Micha (Michael) – zijn vader sneuvelde als Wehrmacht-soldaat – wordt door zijn New Yorkse pleegouders op de trein gezet naar Cape Cod, waar hij de zomervakantie gaat doorbrengen bij de familie Kaplan in hun strandvilla. De buren zijn een eenzelvig schildersechtpaar. De naam van de schilder, Edward Hopper, en die van zijn vrouw, Josephine Nivison, valt overigens nergens. Michael noemt Jo Hopper ‘mevrouw Ha’.
Michael is bang voor tunnels maar ook voor spiegels, want daar doemt al jaren een magere man uit op die het op hem heeft gemunt. Die dreiging gaat niet weg in Cape Cod. Michael, die de beleefdheidsregels niet beheerst, kan het slecht vinden met leeftijdgenoot Richie, een verwend joch dat heel beleefd is maar leugenachtig. Om lucht te krijgen in de verstikkende omgeving creëert Michael in de duinen, vlak bij het strandhuis van de Hoppers, een onderduikplek. En zo ontmoet hij bij toeval de gecompliceerde mevrouw Ha, met wie hij een vriendschapsband opbouwt.
Wat hen bindt is een scherp waarnemingsvermogen, een visueel geheugen dat ook van cruciaal belang is voor Edward Hopper. De schilder heeft in die zomer van 1950 last van een creatieve inzinking en zoekt in zijn Cape Cod-omgeving krampachtig naar bruikbare beelden voor zijn doeken. Het echtpaar worstelt met de kunst en met elkaar. Mevrouw Ha voelt zich al jaren gebruikt door haar man omdat ze meent dat hij haar talent wegdrukt. Het gedrag van haar snobistische omgeving is laakbaar. ‘Zodra ze ontdekten met wie ze was getrouwd verloren ze alle belangstelling voor haar.’ In een droom heeft ze een expositie maar op het moment suprême mist ze een detail ‘waar het om gaat: het schilderij zelf’. In wezen is ze geen schilder, wel een uitstekende begeleider, ook zakelijk, van haar man. Wie een goed visueel geheugen heeft – Michael, mevrouw Ha en Edward Hopper – is nog niet meteen een professionele schilder…

Hickey vertelt vanuit vier perspectieven: Michael, mevrouw en meneer Ha en pleegmoeder Novak. Die laatste invalshoek is nodig om de plot, spelend rond een diefstal, tot een apotheose te laten komen. Los van die plot en de ontknoping draait de roman om één ding: goed kijken, scherp waarnemen en dus op je hoede zijn. De kracht van de vertelling ligt in de betekenisvolle details: een doos krijtjes die is gevallen, het interieur van Michaels onderduikplek aan het strand, het klutsen van twintig eieren inclusief schaal, sprekende lichaamshoudingen, gevels van huizen, de hemel bij dag en bij nacht, enzovoort. Het intensieve, speurende kijken is nauw verbonden met een ander fascinerend aspect: hoe komt een Hopper-schilderij tot stand? Hoe schept hij een sfeer van wanhoop of desolaatheid? Hoe creëert hij beelden vol hopeloos verlangen in de blik van een vrouw die, bijvoorbeeld, vanuit een erker naar buiten kijkt? Hoe maakt hij een gevoel van isolement zichtbaar in de houding van een man en een vrouw die voor een vrijstaand huis staan?
Hoogtepunt is de nauwgezette beschrijving van het liefdadigheidsfeest in en rondom de strandvilla van de Kaplans. Alle hoofdpersonages zijn aanwezig en Hickeys camerablik volgt hen op de voet. De hiërarchie in de menselijke verhoudingen en de sociale omgang weet ze in haar ‘montage’ meedogenloos te fileren, want goed kijken en helder interpreteren blijven een kunst.
Het feest, voor de rijken, is bedoeld om geld in te zamelen voor het tehuis van Duitse wezen. Men drinkt, eet, luistert naar slechte orkestjes en naar de toespraak van mevrouw Kaplan. Zogenaamd zet zij het Duitse weeskind Micha in het zonnetje, maar in wezen concentreert het feest zich op haar goedertierenheid. Intuïtief voelt haar kleinzoon Richie – die jongen die zo welgemanierd is – dat aan. Hij zint op wraak en zorgt ervoor dat die vreemde Michael er het slachtoffer van wordt. En zo legt Het smalle land enige verborgen menselijke drijfveren bloot en groeit mevrouw Ha uit tot een fascinerend en onvoorspelbaar mens. Ze vecht voor een eigen plaats en weet dankzij haar alertheid haar ‘kind’ Michael te redden van de totale ontluistering.
Christine Dwyer Hickey weet in Het smalle land een waarachtig, schilderachtig beeld te scheppen van het echtpaar Hopper. De roman is ook een indringende schets van wat een getraumatiseerd Duits weeskind in het Amerika van 1950 moet incasseren van narcistische rijkelui die zich eerder druk maken om een paar beleefdheidsregels dan om écht fatsoenlijk gedrag.