Het verwijt dat recensenten geen of weinig oog zouden hebben voor de beschreven werkelijkheid in de literatuur kan niet gelden voor diegenen die over Duitse literatuur oordelen. In de romans en novellen van Duitse auteurs is de maatschappelijke of historische werkelijkheid vaak zo indringend aanwezig dat het onmogelijk is die te negeren. Duitse schrijvers gaan met hun literaire kompas op zoek naar de waarheid. De verbeelding en de werkelijkheid: ze horen, hoe paradoxaal dat ook mag klinken, bij elkaar.

Dit geldt bijvoorbeeld voor wat in het Duits de Wende wordt genoemd: de val van de Muur en het verdwijnen van de ddr. In verschillende romans en verhalen speelt alles wat rond het jaar 1989 is geschied een grote rol. Die gebeurtenissen hadden zo’n enorme invloed op het leven van mensen dat hierover wel geschreven moest worden. Veelal deden dit jonge auteurs die pas na 1989 op het literaire podium furore maakten.

De beste romans over de Wende werden geschreven door Thomas Brussig, geboren in 1965 in Oost-Berlijn, en door Ingo Schulze, geboren in 1962 in Dresden. Brussigs Wie es leuchtet verscheen in 2004 en Schulze’s Neue Leben een jaar later. Beide romans, die qua stijl en inhoud sterk van elkaar verschillen ofschoon ze toch hetzelfde thema behandelen, zijn meer dan zeshonderd pagina’s dik. Ze bevatten ogenschijnlijk alles wat over de Wende te vertellen valt, zodat beide schrijvers na het wegebben van alle publiciteit zich vermoedelijk hebben afgevraagd: wat nu?

Voor Ingo Schulze (zijn Neue Leben verscheen onlangs in het Nederlands) moet het antwoord het eenvoudigst zijn geweest. Hij is weer korte verhalen gaan schrijven, waarbij hij deels heeft geput uit eigen ervaringen en belevenissen tijdens reizen als bekend en gevraagd auteur.

Handy heet de nieuwe verhalenbundel en deze bevat dreizehn Geschichten in alter Manier; dertien verhalen dus, waar soms het ddr-verleden nog even doorheen schemert.

Handy is het Duitse woord voor mobieltje, een alledaags ding, dat niettemin mensen over de hele wereld met elkaar verbindt, zelfs op de meest ingrijpende en gevaarlijke momenten. Het is daarom raadzaam je 06-nummer niet zomaar aan iedereen te geven, want wie weet wat je allemaal kan overkomen. Of moet je dat juist wél doen, zodat je in nood om hulp kunt roepen? Daarover gaat het eerste verhaal.

Schulze is een groot verteller. Zijn onderwerpen zijn ogenschijnlijk klein, maar zodra hij erover gaat schrijven, krijgen ze een nieuwe dimensie. Hij laat zien dat het alledaagse leven snel van gedaante kan veranderen. Niets is wat het lijkt te zijn. Het leven is onvoorspelbaar. In combinatie met zijn rustige, gedetailleerde verteltrant geeft dit zijn verhalen een onweerstaanbaar karakter: ze willen gelezen worden.

Dat de liefde in de verhalen vaak een rol speelt, is niet verbazingwekkend. Ingo Schulze is een gevoelsmens. Deze liefdesverhalen hebben soms een verrassend slot, want ook de liefde is onberekenbaar en ondoorgrondelijk.

De meest verrassende wending kent het verhaal In Estland, auf dem Lande, waarin de schrijver verblijft in een landhuis in de bossen van Estland. De beheerder van het huis heeft een beer gekocht van een failliet staatscircus dat niet meer voor zijn dieren kan zorgen. Deze circusbeer, die kan dansen en kopje duikelen, wordt losgelaten in het Estse woud en wel als makkelijke prooi voor enkele Finse jagers die het in hun hoofd hebben gezet een beer te schieten. Maar dat pakt heel anders uit. Na het eerste schot duikt er plots een vrouw op uit het struikgewas. Ze schreeuwt en wijst naar de bosrand. De beer heeft zich meester gemaakt van haar fiets en verdwijnt al slingerend uit het gezichtsveld van de verblufte jagers.

Dit verhaal staat tussen Glaube, Liebe, Hoffnung Nummer 23 en Zwischenfall in Kairo, twee totaal andere story’s die echter nauwelijks minder verrassend of boeiend zijn.

Handy kan dus van harte worden aanbevolen. Geheel anders ligt dat bij Thomas Brussig. Hij heeft met Helden wie wir en Am kürzeren Ende der Sonnenallee (beide ook in het Nederlands verschenen) naam gemaakt. Hierin schrijft hij met humor, ironie en spot over het leven in en het einde van de ddr. Een hoogtepunt in zijn oeuvre is Wie es leuchtet. Zijn jongste boek, Berliner Orgie, is helaas een teleurstelling.

Zou dat komen doordat dit boek het product van een ongemakkelijke opdracht is? De grootste krant in Berlijn heeft Brussig vorig jaar gevraagd te schrijven over het Berlijnse milieu waarin de liefde op commerciële basis wordt bedreven. De schuchtere Brussig kende de wereld van de seksuele dienstverlening niet en wilde die eigenlijk ook niet kennen. Maar zijn nieuwsgierigheid was groter dan zijn aversie en dus flaneerde hij met de ‘kostelijke vrijheid van de naïeveling’ in de zomer van 2006 door het rosse milieu van Berlijn.

Naïef is hij inderdaad, want gedwongen prostitutie, uitbuiting en vrouwenhandel komen in het boek niet of nauwelijks voor. In Berliner Orgie doet Brussig verslag van wat hij heeft gezien en gehoord. Hij bericht over de verschillende vormen van prostitutie: de vrouwen achter glas, de meisjes aan de rand van het trottoir, die hij Bordsteinflamingos noemt, en de hoeren in de luxe bordelen (Edelpuffs) en grote sekspaleizen. En wat leerde hij bij dit alles? ‘De macht van de vrouwelijke verleidingskunst.’

Nee, verrassend zijn zijn ontdekkingen niet. Wie het een en ander over de Berlijnse seksindustrie (de stad telt zo’n zevenhonderd bordelen) wil weten, kan dit Puffbuch lezen. Wie dat niet wil, kan deze Brussig beter overslaan.