Ruiz begon op zijn negentiende in zijn vaderland Chili met het schrijven van toneelstukken en het schijnt dat hij er zeker honderd heeft geschreven. Hij had een beurs gekregen van de Rockefeller Foundation, waardoor hij als student plotseling meer verdiende dan zijn ouders (terwijl zijn vader scheepskapitein was en zijn moeder wiskunde doceerde). Hij had het gevoel dat hij waar voor zijn geld moest leveren, en omdat hij zelf de kwaliteit van zijn werk betrekkelijk vond, gooide hij het op de kwantiteit. Er waren momenten dat hij een toneelstuk per dag schreef. Een tiental schijnt het ook nog tot een opvoering te hebben gebracht.
Ruiz handhaafde zijn tempo toen hij van toneel overstapte naar de cinema. Ook zijn door Pinochet gedwongen exil in Europa kon zijn tempo niet verminderen. Nu heeft een gedreven schrijver niet veel nodig voor een grote produktie, maar filmmaken is een kostbare hobby. De oplossingen van Ruiz voor de materiële problemen van het filmmaken zijn inventief, maar tegelijk zo eenvoudig dat het verbazingwekkend is dat niet vele cineasten zijn voorbeelden navolgen. Toen hij met een van zijn eerste films, Trois tristes tigres (1969), een prijs won in Locarno kreeg hij het aanbod van de Italiaanse televisie om een film voor hen te maken. Van het budget voor die ene film maakte de drieste Ruiz drie films. Hij - die de faam heeft een uitgesproken en moeilijke auteursfilmer te zijn - maakt graag opdrachtfilms. Bijvoorbeeld een videoclip voor de groep Angel/Maimone die onder zijn handen uitgroeide tot een speelfilm. Zelfs een wetenschappelijke documentaire of een didactisch televisieprogramma, een workshop of een masterclass verworden door zijn filmische duivelskunsten tot experimentele en surrealistische speelfilms. Niet dat zijn opdrachtgevers daar nu altijd van gecharmeerd zijn, maar tegen de tijd dat ze zich van het resultaat bewust worden, is de tovenaar al weer twee films verder. Hij draait films met de restanten van een vorige. Hij kookt dagelijks fameuze maaltijden voor zijn medewerkers en verleidt ze zo om in de weekenden door te werken aan nog weer een andere film.
Zijn veelfilmerij heeft ook iets van trial and error. Niet al zijn films zijn van hetzelfde niveau (al zijn er heel veel goede, leuke, gekke en bijzondere bij) en lang niet al zijn pogingen leiden tot een voltooide film. Ruiz maakt kunstfilms met een snelheid waarmee anderen nauwelijks de afleveringen van een rammelende soapserie kunnen maken. Weinig filmmakers zullen zoveel ambachtelijke ervaring hebben opgedaan als Ruiz. Alleen in de hoogtijdagen van het Hollywood-studiosysteem bestonden er regisseurs die permanent achter de camera stonden en zodoende meer dan honderd titels op hun naam schreven. Daarom was Ruiz ook de ideale regisseur om een van de laatste films met Marcello Mastroianni te maken. Ruiz schreef niet één maar vier rollen op het lijf van de eerbiedwaardige ster. Hij was totaal niet geïntimideerd om te werken met een levende legende die in ruim honderdvijftig films had gespeeld (en in vele tientallen had geschitterd). Met kwantiteit maak je bij Ruiz geen indruk.
Duivelsfilmer
Raúl Ruiz is een duivelskunstenaar. Zijn nieuwe film Trois vies et une seul mort met Marcello Mastroianni is net uit, maar in Berlijn was in februari al zijn nieuwste film Généaolgie d'un crime met Catherine Deneuve te zien. Ruiz maakt zijn films niet alleen in een hoog tempo, hij maakt ze ook op duizend-en-een manieren. Trois vies… is - zeker voor zijn doen - gemaakt op de gewone manier. Met een ster voor op het affiche, met een professionele crew, met een uitgeschreven scenario (gemaakt in samenwerking met cinefiel en woordkunstenaar Pascal Bonitzer) en een behoorlijk budget (vergaard door entrepreneur-producent Paulo Branco). Ook in de vorm is het een - alweer voor zijn doen - redelijk gewone film. Dat zal ook de reden zijn dat deze Ruiz wordt uitgebracht terwijl van de overige slechts een handvol de Nederlandse filmhuizen heeft gehaald.
www.groene.nl/1997/16