Maar eigen handen en voeten kunnen een nog succulenter saus maken, een saus waar al het geuren en smeuren der vloeibare onderwereld in is terug te vinden.
Meng koud in een kom een halve kop water met drie eetlepels Chinese Shaohsingwijn, vijf eetlepels ketchup, eetlepel suiker, eetlepel rijstazijn, halve eetlepel cornstarch, halve eetlepel Japanse sojasaus, flinke snuif Chinees bouillonpoeder en nu komt het: een eetlepel To-Ban-Djan saus. Zo heet het op de pot dus zo is het. Waarmee een saus wordt bedoeld die is samengesteld uit chilipepers en (klinkt wonderlijk en dat is het ook) tuinbonen.
Deze van ingehouden energie overkokende concoctie alleszins schenkbaar en koud bij de hand houden. Een normale bakpan voorzien van ruim olie. Mais of zonnebloem. Hier past een zelden gehoorde opmerking over sojaolie. Hoewel daar weinig op tegen is en er later nauwelijks op terug te komen valt, ruikt deze olie in het begin van zijn verwarming duister naar duistere vis. Niet aangenaam. In de hete olie een lepel fijngesneden gemberwortel, zelfde hoeveelheid knoflook en drie eetlepels klein gesneden boschuitjes.
Grote garnalen, zo groot als de portemonnaie verdraagt. In de pan, twee minuten op de ene kant en twee op de andere. Vanaf het moment dat de spontane verkleuring naar oranje inzet het aloude koude sausmengsel erbij. Nog een halve minuut dunnetjes roeren, vuur uitmaken en op de sofa het feest voortzetten.