Ineens zie je het overal. Een gemanipuleerde foto waarop twee gezichten half over elkaar heen vallen. Het linkeroog van de een op het rechteroog van de ander. Ook de Nationale Opera adverteert ermee, voor de jongste opera van Louis Andriessen, Theatre of the World. Voor het Haagse theater op het Binnenhof zou een dergelijke foto ook gemaakt kunnen worden, van voormalig minister van Veiligheid en Justitie Ivo Opstelten en zijn opvolger, vvd-partijgenoot Ard van der Steur. Als symbool voor de manier waarop de twee opereerden toen de laatste nog Kamerlid was en formeel de eerste moest controleren.
Door het naar buiten komen van de vele opmerkingen die Kamerlid Van der Steur maakte in een brief die zijn voorganger Opstelten naar het parlement stuurde over de Teeven-deal is ineens duidelijk zichtbaar hoe dicht bewindspersonen en Kamerleden van regeringspartijen op elkaar zitten. Insiders weten dat, buitenstaanders veel minder. De opmerking dat Van der Steur vooral dom bezig is geweest door zijn opmerkingen vast te leggen, met ‘track changes’, beklemtoont hoe normaal dit wordt gevonden. Doe het, maar laat geen sporen na, is het advies achter die opmerking.
Door zijn bemoeienis met de brief van Opstelten over het zoekgeraakte bonnetje van de deal met drugscrimineel Cees van der H. schreef het Kamerlid Van der Steur een brief aan zichzelf. Minister van der Steur heeft het politiek overleefd. Hem wegsturen omdat hij het duale politieke stelsel dat Nederland kent niet erg nauw nam, had gekund, maar het zou ook opmerkelijk zijn geweest. Want dat dualisme bestaat vooral op papier.
Er zijn geen wetten of regels die het dualisme beschermen tegen monistisch, oftewel handen-op-één-buik-gedrag van politici. Het wordt in de praktijk overgelaten aan de betrokkenen zelf, aan hun eigen rolopvatting en geweten. En dus ook aan het zelfreinigend vermogen van ministers en parlement om te bepalen wanneer er dan toch een grens over wordt gegaan.
Dat Van der Steur met de brief over de Teeven-deal te ver is gegaan, is trouwens prima te beargumenteren. Die deal had niks te maken met de afspraken tussen vvd en pvda uit het regeerakkoord van 2012, zoals die over extra geld voor de nationale politie of de eigen-bijdrageregeling voor gedetineerden. De Teeven-deal is een erfenis uit het verleden, bij een pubquiz weet waarschijnlijk niemand meer waarom er jaren na dato ineens gezocht moest gaan worden naar het bonnetje.
Toch bemoeide Kamerlid Van der Steur zich met dit onderwerp. Blijkbaar vond hij het moeilijk om tegen een minister-partijgenoot te zeggen dat hij dit karweitje toch echt zelf moest opknappen. Of erger, het toenmalige Kamerlid had niet eens in de gaten hoe in een duaal stelsel de rolverdeling had moeten zijn. Daar heb je gevoel voor zuivere politieke verhoudingen en een sterke ruggengraat voor nodig.
Dat ontbeert Van der Steur, zoals tijdens eerdere debatten over de Teeven-deal en de mh17 al was gebleken. Zo verweet hij ambtenaren onterecht dat het bonnetje niet boven kwam en noemde hij het tonen van foto’s van slachtoffers van de mh17 door patholoog-anatoom George Maat tijdens een college ‘buitengewoon ongepast en onsmakelijk’ voordat hij zich goed had geïnformeerd.
Het is staande praktijk dat Kamerleden van regeringspartijen meekijken en -praten als afspraken uit het regeerakkoord worden omgezet in beleid. In deze kabinetsperiode, waarin eveneens afspraken zijn gemaakt met oppositiepartijen om ook in de Eerste Kamer van een meerderheid verzekerd te zijn, keken en praatten op enkele onderwerpen ook drie oppositiepartijen op voorhand mee, d66, ChristenUnie en sgp. Van het formele uitgangspunt dat het kabinet regeert en de Kamer controleert, blijft dan niet veel over.
In de loop der jaren is er vaak gediscussieerd over het effect dat een beknopter regeerakkoord zou kunnen hebben op het dualisme. ‘Dat dualisme zou de positie van het parlement kunnen versterken. De parlementaire politiek zou erdoor worden verlevendigd. En vooral: de Haagse politiek zou voor de burgers weer interessanter worden omdat het regeringsbeleid niet van tevoren geheel vastligt, maar meer open wordt gesteld voor beïnvloeding vanuit de samenleving.’ Dit pleidooi zou ook in deze tijd niet misstaan. Het dateert echter al uit 1994 en is van de Groningse hoogleraar staatsrecht Douwe Jan Elzinga. Zoals deze destijds al schreef, vereist echt dualisme een omslag in het denken én ‘een wijze zelfbeperking’. Dat laatste lijkt welhaast rechtstreeks voor Van der Steur bedoeld. De minister – maar ook andere politici – zou het pleidooi van de hoogleraar eens in z’n geheel moeten lezen. Te meer omdat er volgend jaar verkiezingen zijn en als gevolg van de versnippering van het politieke landschap de kans groot is dat een handvol partijen gaat meepraten over een regeerakkoord.
Daardoor zal de verleiding groot zijn om vooraf strakke afspraken te maken. Met als gevaar dat politiek debat en dualisme nog verder weg raken en er vanuit de samenleving nog vaker het verwijt zal klinken dat het in Den Haag toch altijd achterkamertjespolitiek is.
Volgens Elzinga zouden lossere verhoudingen tussen kabinet en parlement vooral op sympathie kunnen rekenen van de achterban van regeringspartijen. Hij eindigde zijn stuk dan ook met de woorden dat ‘langs deze weg wellicht een einde zou kunnen komen aan de trend dat regeringspartijen bij Tweede-Kamerverkiezingen altijd verliezen’. Toen dus ook al. Probeer het daarom eens uit. Opereer niet als duo, zoals Opstelten en Van der Steur, maar duaal.