
De eerste keer dat Marjan Minnesma actie voerde was ze acht. De boerderij van haar opa moest wijken voor het nieuwe gemeentehuis van Zaanstad. Zijn schapen zouden verdwijnen en het veengebied vlak bij Wormerveer, waar ze was geboren, zou plaatsmaken voor nieuwbouw. Ze was dol op de natuur daar, kende het trilveen, de vleesetende plantjes en de paddestoelen, de kievieten en grutto’s waarvan ze de zang kon nadoen. Haar moeder kocht witte T-shirts waar ze ‘Red het Guisveld’ op schreven. Maar het verzet van de lokale natuur- en milieuorganisaties maakte geen verschil: de nieuwbouw ging door. Je kon wel op een plein gaan staan, het hielp niet echt.
Op 21 september 2014 stond ze toch weer te demonstreren. Op de zonovergoten oever van Amsterdam-Noord, onder de oude Shell-toren waar nu een discotheek in werd gebouwd. Duizenden mensen kwamen naar de ‘mars voor het klimaat’ die Minnesma zelf had georganiseerd met Urgenda, de actieorganisatie voor duurzaamheid waarvan ze directeur was. In overvolle pontjes vanaf het Centraal Station kwamen de mensen met protestborden, een brassband, een ijsbeerpak. In 160 landen werd die dag gedemonstreerd. ‘Wij kinderen willen toekomst’, hadden een blond jongetje en meisje op een spandoek geschreven. Hun vader zorgde dat de tekst goed leesbaar was voor de camera die hem registreerde.
Minnesma en het protesteren waren tot elkaar veroordeeld. Ze had alle andere wegen bewandeld. Ze had met wisselend succes gestreden voor verduurzaming vanuit de overheid, de universiteit en de milieubeweging. In 2007 had ze met Urgenda een actieplan voor een duurzame samenleving gelanceerd. Tientallen projecten had ze uit de grond gestampt. Ze had al haar gewicht in de strijd gegooid en dat was nogal wat. Iedereen prees haar tomeloze energie, haar werklust, het feit dat ze tot twee uur ’s nachts doorwerkte maar toch scherp bleef. Haar stijl was die van onvermoeibaar optimisme, niet praten maar poetsen, almaar herhalen wat er allemaal mogelijk was en dat we aan de slag moesten en enthousiasme en uitroeptekens en smileys :) !!!
Maar door het klimaatprobleem werd ze ernstiger. Een radicale omslag was uitgebleven en de CO2-uitstoot ging nog steeds omhoog. Zonder massale druk op de politiek zouden we catastrofale veranderingen tegemoet gaan. ‘We moeten nu allemaal activist worden’, zei ze vanaf het podium. ‘We moeten zeggen: wat er met het klimaat gebeurt, vinden we niet goed, het is immoreel, wij willen het echt anders.’
Haar moeder zette 6800 kinderen op de wereld. Ze begon al jong als verloskundige en ging door tot ze zeventig was. Ze kon rustig drie of vier bevallingen op een nacht doen en de volgende dag gezellig blijven. Haar vader werkte voor Ford, dus moeder deed ook het huishouden, de wasjes en de haren van de drie dochters (paardenstaarten). Later zou ze haar moeder als voorbeeld zien: een sterke vrouw die niet bang was. Weinig ontzag voor autoriteit. In huize Minnesma was je belangrijk door wat je deed, niet door je titel.
Op de middelbare school droeg Minnesma een T-shirt met ‘Red de Waddenzee’ erop, maar als ze opviel, dan was het omdat ze zo veel zo fanatiek deed: korfbal, zwemmen, schaatsen, stijldansen, hobo in het orkest waar haar vader en zussen ook speelden. Dierenarts leek een logisch beroep omdat ze zo van dieren hield, maar toen Minnesma hoorde dat ze dan ook dierproeven moest doen, veranderde ze van gedachten. Ze ging de open dagen af, had eigenlijk geen idee, en koos voor bedrijfskunde. Deed een mba in Londen. Ze liep stage bij Shell maar kwam er al snel achter dat ze daar de wereld niet ging veranderen. De hiërarchie was doorgevoerd tot in het meubilair: je kon aan de houtsoort van iemands bureau zijn rang aflezen (wie ‘in het hout’ zat had invloed). Je had pas echt wat te vertellen als je alle rangen voorbij was en tot de groep van ‘unclassified’ bestuurders hoorde. Dat duurde dertig jaar en tegen die tijd was je ‘door het systeem opgeslokt’, dacht Minnesma.
In 1990 ging ze weer studeren. Bij filosofie en rechten leerde ze nadenken over natuur- en milieubescherming – en hoe de westerse samenlevingen het daarin lieten afweten. Wat gaf ons het recht om bossen te kappen en zeeën leeg te vissen? Kon je daar morele uitspraken over doen? Ze verdiepte zich in de rechtvaardigheidstheorieën van John Rawls, de diepdonkergroene ecologie van Arne Næss, nieuwe mechanismen om wat gemeenschappelijk was te beschermen. Haar stage bij Greenpeace International bracht haar in 1995 bij een internationale klimaatconferentie in Berlijn. Een paar jaar eerder had de wereld tijdens de Earth Summit in Rio de Janeiro besloten de uitstoot van broeikasgassen terug te brengen. Nederland liep met de ministers Jan Pronk en Hans Alders internationaal voorop en in Berlijn zouden de afspraken worden uitgewerkt. Minnesma had goede hoop dat het klimaatverdrag tot verandering kon leiden. Maar in Berlijn zag ze van dichtbij hoe traag het ging. Bijna woordje voor woordje. Het duurde vijf jaar voor het principeakkoord uit Rio werd omgezet in de harde regelgeving van het Kyoto-protocol. Dat Amerika vervolgens niet ratificeerde.
Haar stage bij de Nederlandse Organisatie voor Energie en Milieu bood meer perspectief. De Novem was een zelfstandig bestuursorgaan van de overheid, waar haar stagebegeleider Jord Neuteboom met relatieve autonomie projecten kon ontplooien (Novem ging na verschillende fusies op in de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland, die zich meer richtte op faciliteren dan op initiëren). Neuteboom had een voorliefde voor Oost-Europa en vroeg Minnesma een projectvoorstel te schrijven om energiebesparing in het voormalige Oostblok te stimuleren. Ze haalde een Europese subsidie van 3,5 miljoen gulden binnen.
Daarmee had ze haar eigen baan gecreëerd, zei Neuteboom. Minnesma vond het prachtig. Ze zette samenwerkingsverbanden op tussen steden daar en steden hier. Stelde haar eigen team samen en ging projecten uitvoeren bij de stadsenergiebedrijven van Tirana tot Riga. In Nederland ontfermden de publieke energiebedrijven zich over energiebesparing, de overheid gaf er subsidie voor en de mensen gingen in die tijd zelfs langs de huizen om elkaar voor te lichten. Achter het voormalige IJzeren Gordijn was het alsof je tweehonderd jaar terug in de tijd ging. In de flatgebouwen was het in de winter binnen 25 graden ook al stonden de ramen open. Maar de mensen waren hartelijk en erudiet, ze boden Minnesma hun huisgestookte drank aan, en toen ze door Roemenië trok om het land beter te leren kennen, deed ze mee met een lokale volksdans. Ze had het gevoel daadwerkelijk een verschil te maken, kon de verbetering van de infrastructuur met eigen ogen zien.
In 1998 werd ze gevraagd campagnedirecteur van Greenpeace Nederland te worden. Ze was vier maanden binnen toen de algemeen directeur overleed. Een jaar lang nam Minnesma veel van zijn taken over. Ze stelde zich op als manager, gaf de actievoerders de ruimte en benoemde de jonge activist Diederik Samsom tot teamhoofd klimaat en energie. Ze was trots toen het hem met negen andere actievoerders lukte om met een nep-ME-busje door politiekordons bij de kerncentrale Dodewaard te breken en zich vast te ketenen aan de poort, uit protest tegen het transport van kernafval.
Ze nam de bedrijfsadvocaat van Greenpeace mee naar huis, raakte zwanger en werd langer dan ze wilde door de nieuwe directeur op verlof gestuurd. Hij schrapte vervolgens alle posities direct onder hem en daarmee was ze in 2011 haar baan kwijt. Ze had liever willen blijven, maar achteraf betwijfelde ze of Greenpeace wel echt bij haar paste. Een vrouwelijke collega die op kraamvisite kwam gooide een keer de badeendjes weg die ze net cadeau had gekregen. Zij kon ruiken of ergens pvc in zat. Maar moest je die dingen dan direct weggooien?
De jaren daarna nam Minnesma meer afstand van de milieubeweging. Ze werkte bij het Instituut voor Milieuvraagstukken (ivm) en aan de VU, waar ze het Centrum voor Innovatie en Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (cimo) opzette. Het contact met ondernemers deed haar goed. De traditionele milieubeweging was te gefrustreerd om aandacht te besteden aan concrete oplossingen. In de jaren tachtig was het milieu in Nederland nog een zaak van algemeen belang. De vvd bracht uitstekende milieuministers voort en noemde milieubeleid ‘overlevingsbeleid’ in het jaar dat de koningin in haar kersttoespraak zei: ‘De aarde sterft.’ Maar in de uitvoering ging het mis, de CO2-uitstoot bleef stijgen, en dat tergde de milieuactivisten. Ze kwamen steeds meer bekend te staan als de mensen van het ‘geheven vingertje’, antikernenergie, antikapitalistisch, anti-alles. Minnesma ontwikkelde meer en meer sympathie voor ondernemers die iets deden aan het probleem in plaats van anderen te vertellen wat ze moesten doen.
Ze ging in 2004 samenwerken met Jan Rotmans, die nooit te bescheiden was om zichzelf een bevlogen visionair te noemen, en dat ook was. Hij had halverwege de jaren tachtig als een van de eersten een model ontwikkeld om de gevolgen van klimaatverandering te voorspellen en daarna zijn sporen verdiend als hoogleraar in transities, een vakgebied dat hij grotendeels zelf had verzonnen. Toen hij van de fiets viel, vlak na de oprichting van het Dutch Research Institute for Transitions (Drift), startte Minnesma met twee van zijn vertrouwelingen het nieuwe onderzoeksinstituut in Rotterdam. Ze werd zakelijk manager, begeleidde een internationaal onderzoeksprogramma en richtte een nieuw kennisnetwerk op. Ze bleef hobo spelen in haar orkest en kreeg haar derde dochter in 3,5 jaar.
In 2007 zat ze na een Europees congres met Jan Rotmans in een pub in Glasgow. Hij dronk het lokale bier (zoals altijd), zij rode port (zoals altijd). Ze sprak haar zorgen uit over Drift. Er waren inmiddels veertig mensen aan het promoveren op ‘de transitie’, maar waar leidde dat nu concreet toe? Minnesma had behoefte om de kennis over wat werkte in de praktijk te brengen, zoals ze bij Novem had gedaan. Was het niet hoog tijd voor een groene beweging die vanuit positieve energie opereerde, die liet zien wat er mogelijk was? Van de overheid verwachtten ze niets. Een jaar eerder, toen Al Gore’s film An Inconvenient Truth in de bioscopen draaide, had minister Laurens Jan Brinkhorst van Economische Zaken de deur wagenwijd open gezet voor nieuwe kolencentrales. Slechter kon je het klimaat niet treffen. Het enige serieuze transitie-initiatief binnen de overheid (waar Rotmans bij was betrokken) werd na een paar jaar weer de nek om gedraaid. De terugtredende overheid zag het kennelijk niet als haar verantwoordelijkheid het klimaatprobleem op te lossen. De verandering moest van burgers en uit het bedrijfsleven komen – maakbaarheid van onderop. Rotmans maakte aantekeningen op twee bierviltjes, en ze gingen aan het werk.
In juni van dat jaar presenteerden ze hun ‘Urgenda’ op het Midzomernachtfestival in Amsterdam-Noord. Het manifest verscheen een maand later op de opiniepagina van NRC Handelsblad. ‘Nederland moet de komende vijftig jaar ingrijpender veranderen dan de afgelopen vijfhonderd jaar’, schreven Minnesma, Rotmans en elf mede-auteurs. ‘Het wassende water komt aan alle kanten op ons af, van onder, van boven, van achter en van voren.’ Ze kwamen met veertig actiepunten en een tijdlijn. Over drie jaar zijn alle campussen van de universiteiten klimaatneutraal, schreven ze, over tien jaar staan er tienduizend windmolens voor de kust van de Randstad, en binnen vijftien jaar ligt de eerste drijvende stad in Nederland, waarin tienduizend mensen kunnen wonen.
Een half jaar later richtten ze stichting Urgenda op. Minnesma werd directeur, Rotmans bestuursvoorzitter. Vanuit het kantoor in Rotterdam begonnen ze evenementen te organiseren door het hele land, om duurzame projecten te etaleren en ondernemers met elkaar in contact te brengen. In 2009 bracht Minnesma tientallen lokale overheden en bedrijven bij elkaar om gezamenlijk elektrische auto’s te gaan importeren. Ze ging zelf naar de fabriek boven Oslo om de deal voor de eerste vijfhonderd rond te maken. Het waren lichtgewicht rode autootjes van gerecycled plastic, mannen wilden er niet in gezien worden. Maar ze liet zien dat het kon, daar ging het om.
In september 2009 organiseerde ze de eerste dag van de duurzaamheid met activiteiten op zevenhonderd plekken in het land. Leuke activiteiten. Op de Amstel was een race tussen elektrische boten en in Wognum kon je je eigen windmolen bouwen. In Amersfoort was er een groen gala, waar ze onder anderen Ed Nijpels, Mirjam de Rijk en Helga van Leur zo gek kreeg om mee te lopen in een ‘duurzame modeshow’. Beau van Erven Dorens praatte de avond aan elkaar. Het onstuitbare enthousiasme van de nieuwe groene beweging zou op termijn iedereen meeslepen, geloofde Minnesma.
Ze vond haar draai. Ze was een netwerker, iemand die de groene beweging belichaamde en haar concrete impulsen gaf. Ze kwam steeds verder los van de overheid die consequent voor de fossiele belangen koos, en van de wetenschap die ze, als ze heel eerlijk was, te sloom vond. Impact, daar ging het om. In 2010, toen het kabinet-Rutte I het ministerie van Volksgezondheid, Ruimtelijke Ordening en Milieu ophief, ging Minnesma naar China om vijftigduizend zonnepanelen in te kopen.
China viel haar alles mee. Een week lang reisde ze langs zonnepanelenfabrikanten in Suzhou en Nanjing in de omgeving van Sjanghai. De mensen waren veel doorgrondelijker dan ze had gedacht. Ze was op tour met een Nederlandse man die namens Europese verzekeraars kwaliteitscontroles uitvoerde in de Chinese fabrieken. Ze had hem in de zomer van 2010 gevraagd of ze flinke korting op panelen kon krijgen als ze er veel tegelijk bestelde – het idee was ontstaan in een brainstorm. Zonder dat ze het wist was hij alvast begonnen met onderhandelen. Hij kwam half oktober met een compleet pakket dat een derde onder de Nederlandse marktprijs lag.
Het was een onwaarschijnlijke deal. Na de aankondiging op de voorpagina van Trouw op 11 november 2010 begon het storm te lopen, zelfs De Telegraaf schreef erover. Bij Urgenda wist niemand van de actie af – Minnesma had die in het geheim voorbereid met groene ondernemer Almar Fernhout en Kees Vendrik van GroenLinks. Binnen de kortste keren stond de telefoon roodgloeiend en begonnen mensen hun aanbetaling over te maken. Met Vendrik maakte Minnesma een financieel plan en ging ze de banken af, maar het was crisis en ze kregen geen krediet. Vendrik had zelfs Gerrit Zalm en Joop Wijn van ABN Amro nog gebeld, zonder succes. Uiteindelijk was csun, een van de grootste zonnepanelenfabrikanten van China, bereid de panelen te verschepen terwijl ze nog niet waren betaald. In mei 2011 kregen de eerste klanten hun pakket geleverd.
Het kon dus ook zonder steun van de staat, die op het ene moment wél subsidies gaf voor zonne-energie en het volgende moment weer niet. Daardoor was de markt verziekt. Minnesma brak hem weer open en vanaf dat moment waren collectieve inkoopacties van zonnepanelen de standaard. Critici klaagden dat ze de panelen in Nederland of Duitsland had moeten kopen, maar dat vond ze hypocriet. Als ze zo iemand tegenover zich had vroeg ze meestal waar zijn kleren eigenlijk gemaakt waren.
Inmiddels had ze Urgenda naar Amsterdam verhuisd. Ze trok de stichting steeds meer naar zich toe. Tot nu toe had ze geopereerd in de schaduw van mannen, maar ze voelde zich steeds meer op haar gemak in de spotlights. Ze werd steeds vaker gevraagd voor lezingen en zou er honderden gaan geven. Ze was een rijzige vrouw met felblauwe ogen, een stevige kaaklijn, lang haar dat ze het liefst in een knot droeg, en ze had een dunne pony. Ze droeg deftige kleding – jurken, shawls, rood. Duurzaamheid moest een beetje charmant zijn. Ze verplaatste zich in een felrode hybride en als ze naar een lezing reed, had ze veel parfum op. Het was van groot belang om jezelf goed in de markt te zetten en daarom begon ze haar imago te cultiveren. In interviews liet ze nooit onvermeld dat ze tot diep in de nacht doorwerkte – net als haar moeder had ze maar weinig slaap nodig. Ze zei vaak dat ze kleren rustig dertig jaar lang droeg, wat de klassieke stijl ervan verklaarde.
Ze werd een boegbeeld van de groene beweging in Nederland. Sinds 2011 eindigde ze drie keer op één in de duurzame top-honderd van Trouw, wat wilde zeggen dat ze volgens een panel van gelijken de meest daadkrachtige en voorbeeldige groene belangenbehartiger was. In 2012 hield ze voor het eerst een duurzame troonrede, in een lange lichtblauwe jurk met een donskraag met veren. De echte koningin noemde klimaatverandering dat jaar maar heel even, tussen de bestrijding van armoede en de internationale coalitie tegen piraterij. Minnesma voorspelde het einde van het fossiele tijdperk. ‘De financiële crisis, de economische crisis en de ecologische crisis zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden.’
Over het klimaat maakte ze zich steeds meer zorgen. In 2008 las ze Six Degrees van Mark Lynas, een schrikbarend boek dat de verwoestende impact van de opwarming van de aarde graad voor graad uitstippelde, als de kroniek van een aangekondigde catastrofe. Bij vier graden was ze gestopt met lezen, dat was al erg genoeg. Een stijgende zeespiegel en verzuring van de oceanen waren één ding. Het waren de ultieme gevolgen van klimaatverandering die haar de meeste zorgen baarden: droogte, honger, migratie en oorlog. Het leek ver weg, maar Minnesma zag het voor zich. Ze was zelf naar de Beemster verhuisd, weg van de oprukkende bebouwing uit de Zaanstreek naar waar het nog groen was. Maar als ze door het land reed, realiseerde ze zich dat alles er over zestig jaar heel anders uit zou zien. Haar voorstelling van het grote lijden dat ons te wachten stond werd steeds scherper.
Als je het nieuws in de gaten hield en het verband met klimaatverandering legde, werd je nog bezorgder. Droogte in Californië, bosbranden in Australië, heftige overstromingen in Duitsland, Engeland – het waren aankondigingen. Langzamerhand realiseerde Minnesma zich dat leuke projecten alléén het tij niet zouden keren. Overal in het land waren mensen met duurzaamheid bezig, maar het netto resultaat was nog onvoldoende. De Urgenda was nog geen werkelijkheid geworden. Voor de kust stonden niet duizenden windmolens, er was geen drijvende stad en de campussen van de universiteiten waren niet duurzaam. Tot overmaat van ramp was er in 2013 door veertig partijen een energieakkoord gesloten bij de ser. Onderhandelaars van de overheid, de milieubeweging en het bedrijfsleven hadden afspraken gemaakt voor verduurzaming tot en met 2023. De plannen waren lang niet ambitieus genoeg, vond Minnesma, maar zelfs Greenpeace had getekend. ‘Het is het failliet van de milieubeweging dat ze zich in het poldermodel heeft laten drukken’, zei ze.
Zondag 16 maart 2014. Op het Wilhelminaplein in Leeuwarden, tussen het Fries Museum en het gemeentehuis, staan vijftig mensen. Het zijn pioniers van de nieuwe economie, persoonlijk door Minnesma uitgenodigd voor een geheimzinnig plan. ‘De tijd is rijp’, schreef ze in de aankondiging, ‘om te laten zien dat de duurzaamheidsbeweging veel groter is dan iedereen denkt.’ Ze had vijf zondagen ingeroosterd. Het idee was dat deze vijftig mensen de volgende keer allemaal met vijf nieuwe mensen zouden komen, en die de volgende keer ook weer zouden komen en weer vijf mensen zouden meenemen enzovoort. Het zou exponentieel groeien. Bij de derde bijeenkomst zat je op 1250 man, bij de vijfde op 31.250. Dan was het zomer, misschien kon het op het strand, fantaseerde ze. Als je dan met een vliegtuigje over vloog kon je de massa zien. ‘Niet te negeren.’
Maar de mensen kwamen niet. Wel die eerste vijftig in Leeuwarden, en sommige mensen waren er in Deventer en Den Bosch weer bij. Maar het doel van de bijeenkomsten was vaag. Waarom stonden we hier? Niet omdat we ergens tegen zijn, had Minnesma gezegd, het was geen manifestatie. Maar waarom dan vijf keer op een plein gaan staan? Zij had een getuigenis in haar hoofd. Zie ons hier, dit is een roep om verandering. Maar dat sloeg niet aan. De derde keer stonden er ongeveer driehonderd mensen in plaats van 1250, en daarmee was het eigenlijk al mislukt.
Zij vond het geen mislukking. Ze voelde zich gesterkt toen in Amerika de roep om massale manifestaties opkwam. De organisatie van de wereldwijde climate march bood uitkomst, en toen niemand in Nederland aanstalten maakte voor een evenement nam Urgenda de organisatie op zich. Op 21 september had ze dan toch vijfduizend mensen gemobiliseerd, had ze optredens voor ze geregeld, en een live verbinding met New York waar driehonderdduizend mensen marcheerden. ‘Iedereen moet nu activist worden’, zei ze. Ze realiseerde zich dat ze nu zelf anderen stond te vertellen wat ze moesten doen, maar toch bleef ze zich tegen de klassieke milieubeweging afzetten. Minnesma’s achterban was opgetogen, ondernemend, innovatief. De mensen moesten het alleen nog duidelijker laten zien, hun stem laten horen. ‘Ik wil af van de lethargie’, zei ze. Tegenover een Engelstalig publiek in Wageningen zei ze: ‘If we don’t act there will be no society at all.’ In een gesprek met Vrij Nederland voorspelde ze bij nog verdere opwarming van de aarde ‘oorlog om de plekken waar het nog prettig toeven is’. En ze sprak haar teleurstelling uit in die vroegere vriend, Diederik Samsom, die veel te weinig voor het milieu deed toen hij eenmaal de macht had.
Ze herhaalde nu al jaren dat we met een rotvaart op een ravijn af reden, maar onze voet nog niet eens op de rem hadden. Het was een delicate balans, in hoeverre je mensen bang moest maken en ze moest inspireren. Ze geloofde nog steeds dat we de omslag konden maken, ze zou niet cynisch worden. Maar kreeg wel steeds meer haast. Als ze terug keek op haar eigen presentaties van de afgelopen vijf jaar, dan zag ze het aantal waarschuwingen en doemscenario’s toenemen. Op één slide stond een chimpansee. ‘Wij hebben een procent meer dna’, zei ze. ‘Waarom gebruiken we die niet? Waarom doen we niet wat nodig is?’ Soms herhaalde ze die vraag wel drie keer in één presentatie, want ze begreep het echt niet.
Voor dit profiel is gebruik gemaakt van uitvoerige gesprekken met Marjan Minnesma en mensen die haar goed kennen. Eerdere profielen van Minnesma in Trouw (november 2010, oktober 2013), de Volkskrant (januari 2010), en Vrij Nederland (oktober 2014) waren belangrijke bronnen. Voor de historische ontwikkelingen is onder meer geput uit Verslaafd aan energie van Noud Köper en Het groene optimisme van Wijnand Duyvendak.
Beeld: Marjan Minnesma – ‘De financiële crisis, de economische crisis en de ecologische crisis zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden’ (Robin Utrecht / ANP).