Verhalenbordeel Tongkat verhuisde van krukje naar eettafel, van eettafel naar werkblad, van werkblad naar stoel, van stoel naar traptrede, van traptrede naar stoel, van stoel naar Nu en dan schreef ik op een papiertje: Tongkat lezen! Het papiertje verhuisde op vergelijkbare wijze als het verhalenbordeel.
Totdat afgelopen vrijdag een huis-aan-huisblad in de brievenbus stak. Ik keek naar de kleine koppen. Oud-raadslid Looijenga overleden. Snorfietser valt over stoeptegels. Rugzak gestolen. Ehbo voor kinderen. Emoties na echtscheiding. Spreekuur voor donaties.
De ene kop beloofde meer dan de andere, gezamenlijk beloofden ze veel. Minstens een verhaal van honderdzestig bladzijden, fijne, gezellige en meeslepende bladzijden. Een verhaal dat Spreekuur voor donaties zou kunnen heten, een verhaal dat door tal van mensen geschreven zou kunnen worden, dat men misschien huis aan huis zou kunnen verspreiden, dat het begin van een dikke roman zou kunnen zijn, een roman die wekelijks of maandelijks zou kunnen worden aangevuld en uitgebreid met namen en karakters en voorvallen en ontwikkelingen die zich onder de kleine koppen zouden aandienen. Een roman die zou kunnen verhuizen van plaats naar plaats, van plek naar plek, afhankelijk van nieuwsaanbod en schrijver.
Ik legde het blad op de televisie en zag plotseling de grote kop: Bordelen buiten binnenstad.
Ik ging zitten en zit nog steeds. Men zet me om de zoveel tijd een glas water voor, ook boterhammen met pindakaas. Men heeft Tongkat naast me neergelegd en glimlacht vriendelijk wanneer ik mompel: bordelen buiten binnenstad, bordelen buiten binnenstad Ik zou graag mompelen: bordelen buiten binnenstad uit maar het lukt me niet. De kop luidt anders. Ik zou graag begrijpen waarom ik mompel, maar het lukt me niet.
Ik woon in de binnenstad, aan de rand van de binnenstad. Er varen schepen langs, er rijden autos voorbij, er wonen mensen naast me. Er zijn geen bordelen in de binnenstad, geen sekshuizen, geen seksinrichtingen. Wanneer men in mijn woonplaats een bordeel wil exploiteren, moet men de binnenstad vergeten, moet men meer dan vijftig meter van scholen en kerken af zitten en moet men het bordeel aan de buitenkant onherkenbaar maken. Er komt een gedragscode voor ambtenaren en bestuurders om in de omgang met de seksbranche compromitterende situaties te voorkomen.
Ik slinger het huis-aan-huisblad in een hoek van de kamer. Men overhandigt me Tongkat en raadt me aan te gaan lezen. Alles goed en wel, denk ik, maar wat is de afstand tot de school om de hoek? Die kerken, zijn die ver genoeg verwijderd van de overkant van het kanaal, net buiten de binnenstad? Zou ik daar dan misschien in een of ander huis het verhalenbordeel mogen openen? Ik ga straks op pad en passen tellen, voor de zekerheid maar alvast onherkenbaar. Ik denk dat ik in de Vermeerstraat of op de Hendrik de Keyserweg zal moeten zijn.
Daarna schrijf ik een brief aan het College van B & W en verzoek ik om een vergunning. Wanneer de vergunning wordt geweigerd zit er weinig anders op dan met Tongkat naar het spreekuur voor donaties te gaan.
Peter Verhelst, Tongkat. Uitg. Prometheus (vijfde druk)