Georg Baselitz, Estella Rijnveld, 2020. Olieverf op doek, 174 x 147 cm  © Jochen Littkemann, Berlin / © Georg Baselitz 2020

Van dit lichtblonde schilderij Estella Rijnveld had Georg Baselitz mij een stralende foto gestuurd. Er zit veel licht in digitale plaatjes. Met die vier frisse kleuren los en droog heen en weer geverfd op hagelwit linnen, was het een verrassend doek. Een paar roodwit gevlamde tulpen in een rode vaas die tegen een rul volume van groen aan stond. Dat groen was hetzelfde groen als het blad van de tulpen. Achter vaas en tulpen is de kleur dun, heldergeel. Verder bovenin zien we wat roze nog, roze met wit. Zo’n dun schilderij met maar een paar doorzichtige passages vederlichte kleur, vier kleuren met allerlei tekening in het linnenwit, kende ik nog niet in Baselitz’ werk. Het was zeker nieuw. Korte tijd later kreeg ik het in het echt te zien. Een dwarrelend schilderij met een paar losse kleuren. Dergelijk geschilder van kleur dat tegelijk vol zat met licht had ik zo niet eerder gezien.

Hij stuurde wel vaker bericht uit zijn atelier om te laten weten wat daar, zoals ook nu, voor nieuws gebeurde. Ik ging er regelmatig ook kijken. Het beste is het schilderijen te zien als ze nog bezig zijn gemaakt te worden. In de herfst van 1976 was ik bij Baselitz, in Derneburg, op bezoek. Ik had hem gevraagd in Eindhoven een tentoonstelling van schilderijen te maken. Wij wilden gaan praten over hoe we dat zouden doen. Daarvoor moest ik in het atelier zijn – om van nabij met zijn kunst beter vertrouwd te raken. Ik wilde een tentoonstelling maken van alleen maar nieuw werk uit het atelier. Onze gesprekken daarover waren ernstig. Begin 1977 hadden we het idee wat we zochten. De expositie stond gepland voor voorjaar 1979. Daar zouden we alle schilderijen laten zien die Baselitz de komende anderhalf jaar in zijn atelier zou maken. Het werd een project als een manifest.

'Trümmerfrau' werd een onwrikbaar schilderij, vol drama

Eigenlijk maakte hij speciaal voor de tentoonstelling een groep schilderijen die werkelijk uitzonderlijk waren. Zo had hij het zich ook voorgenomen. Op gezette tijden ging ik kijken. Wij hebben veel over methode gesproken. Een kunstenaar, zei hij, begint bij een motief – daaromheen wordt, methodisch, het werk gebouwd. Alles kan motief zijn: een gestalte maar ook een rechthoek. Het is de dynamiek van de methode die het werk op gang brengt. De tentoonstelling werd hard en onverbiddelijk. Een van de laatste schilderijen was Trümmerfrau geweest. Ik herinner me nog goed de harde, zwarte figuratie ervan en de compact gemetselde huid van verf. Midden in het donkere doek zien we een vrouw die zich vooroverbuigt. Ze helpt mee het puin te ruimen na een bombardement. Haar silhouet is scherp, de neus is koket van vorm. Het profiel lijkt op het gezicht van Elke. Dat is de vrouw van Baselitz. Veel motieven in zijn werk komen van dicht bij huis. Na de oorlog waren zij in Dresden dat gebombardeerd was. Maar zulke motieven waren niet het onderwerp van het schilderij. Wel waren het dingen die in zijn hoofd zaten – en waarmee in het schilderij verf en kleuren begonnen te kolken. Het werd een schildering vol drama. De zware kleuren bewegen in een langzaam handschrift. Het oppervlak dicht samengepakt, het schilderij onwrikbaar.

Georg Baselitz, Trümmerfrau, 1978. Olieverf op doek, 330 x 250 cm © Peter Cox, Eindhoven / Collectie Van Abbemuseum

Als in het verloop van de jaren Baselitz’ schilderkunst zich veranderde, in uitdrukking, waren dat allereerst veranderingen in handschrift en verfbewerking. Eind 1978 was Trümmerfrau een onwrikbaar schilderij. Veertig jaar later ziet Estella Rijnveld er adembenemend transparant uit, met ijle kleur als door de wind gedragen. Een vaas met tulpen, Estella Rijnveld geheten, was waarmee het schilderij begon. Die tulp is een luchtige, sierlijke bloem – helder wit met een rode vlam en franjes aan de bladen. Maar het was niet alleen vanwege dat motief dat het schilderij er zo er zo wonderlijk ijl van kleur uit begon te zien. Al begin jaren tachtig schilderde Baselitz tulpen. Toen waren die stevig, de bloemen klonten rood verpakt in sappig groen. Nu is de schilder begin tachtig. Ook het oppervlak van schilderijen wordt langzaam breekbaar. De kleur begint te beven. Het ijle geel is zonlicht door een raam bijvoorbeeld. Daarnaast hangt een groen gordijn. Het gekronkel bovenin van roze verf, zou een marmeren tafel kunnen zijn waarop rode tulpen staan in een rode vaas. De vaas staat te wankelen. Maar wat dat zijn, die eenvoudige vormen van het motief, is eigenlijk niet meer van belang. Dat groen dat ik een gordijn noemde kan ook een groene heg zijn. Wat eerst motief was, een vaas met tulpen in een gekleurde omgeving, is in de loop van het schilderij geleidelijk gaan verdampen. Het werden doorzichtige kleuren. In het oppervlak, dat witte doek, werden ze gewichtloos gemaakt. Door bepaalde handigheden heeft Baselitz de zachte smeuïgheid van olieverf van het doek weggeschraapt. Ook energieke sporen van handschrift werden weggeveegd. Waar verf weg was geveegd, zijn de kleuren dun opgedroogd. Tegelijk waren ze geheimzinnig licht gebleven. Overal in de kleur was veel wit blijven hangen.