Vorige week zat ik in een busje. Het reed met de fine fleur van de Nederlandse avant-garde en mij van het Stedelijk Museum naar een restaurant in het voormalige Amsterdamse stadhuis. We hadden zojuist de door Hugo Boss betaalde expositie van de schilderijen van de acteur Dennis Hopper bekeken en Hugo Boss wilde graag dat na de opening niemand hongerig naar huis zou gaan. Dus liet hij alle vooraanstaande bezoekers — een onwetende zou licht denken dat sprake was een troep Aerdenhoutse gepensioneerden die uit bowlen ging — dwars door de Amsterdamse binnenstad vervoeren, de binnenstad die al enige tijd een puinhoop is vanwege grootscheepse stratenmakerij.

Het busje kwam herhaaldelijk klem te zitten in het verkeer, moest tot twee keer toe omrijden en de chauffeuse bleek uit Purmerend te komen. Om mij heen groeide de onrust. Schrijvers en filmers van faam raakten van slag. Een half uur onderweg van het Museumplein naar de Oudezijds Voorburgwal — het moest niet gekker worden!

Naast me zat niemand minder dan Karel Appel zich zwijgend te verbijten. Beroemd geworden met het motto «Ik klooi maar wat aan» was deze martelgang de schilder duidelijk te veel. Vlak voor onze bestemming reed de Purmerendse zich schijnbaar onoverkomelijk vast op een hoek tussen twee grachten. Daarop kon Appel zijn mond niet meer houden. «Ze had over het Rusland moeten rijden!» snauwde hij woedend een alternatieve route. Achter me hoorde ik de choreograaf Hans van Manen paniekerig roepen dat «dat óók al open ligt». Zulke grote geesten en dan verstoord over een vertraging.

Een zelfde busje rijdt sinds kort dagelijks over de Prinsengracht naar het Waterlooplein. Opstapper heet het ding en het principe is hartverscheurend eenvoudig. Als je erin wilt, steek je je hand op, en als je eruit wilt, zeg je dat tegen de chauffeur. Een verslaggever van Het Parool bleek voornemens dit project als de zoveelste in een rij van Amsterdamse openbaar-vervoerblunders te zien mislukken, en constateerde tot haar vreugde dat de Opstapper op een gegeven moment van zijn route moest afwijken omdat de gracht geblokkeerd was. Kortom, dat kon weer niks worden. Volgens mij is dat onzin. In alle delen van de wereld waar mensen geen geld hebben voor een eigen auto, of waar de staat te zwak is zelf openbaar vervoer te organiseren, rijden deze busjes. Ze heten trotro’s in Ghana en bemo’s in Indonesië. Juist omdat ze kunnen omrijden, is het prettig vervoer — lijnbussen en trams zijn niet zo flexibel.

De vooruitgang is om ons heen — de straten worden opgeknapt; slimme ideeën uit de Derde Wereld worden overgenomen. Behalve ikzelf lijken alleen de slechteriken ervan te genieten. De taxichauffeur die me thuis bracht na het etentje met de 175 beste vrienden van Dennis Hopper, nam tot twee keer toe een «kortere» weg vanwege de opengebroken straten. Met zijn ingenieuze slalom door de Pijp verdiende hij grijnzend zes gulden extra.