Zelf is Gordon, de hoofdpersoon van Ben Lerners Leaving the Atocha Station, nu in vertaling verschenen als Vertrek uit station Atocha, in elk geval niet in staat een ‘profound experience of art’ te hebben. Ook anderen verdenkt hij van dit onvermogen: ‘Ik was uiterst achterdochtig wanneer mensen beweerden dat een gedicht of schilderij of muziekstuk “hun leven had veranderd”, vooral omdat ik die mensen vaak zowel voor als na hun ervaring kende, en geen verandering kon bespeuren.’

Dit is het ervaringstijdperk: andere tijden joegen de gratie van God na, of verlichting, of geluk, maar in de onze draait het erom zo veel mogelijk ervaring op te doen. Als personages in een computerspel verzamelen we ervaringen – door drugs te gebruiken, 3D-films te bezoeken, uit vliegtuigen te springen, ‘naar het buitenland’ te gaan. Tegelijkertijd is dit ook het tijdperk van ‘meta’ en ‘post’, het tijdperk waarin we worden aangemoedigd te reflecteren op de geconstrueerde aard van die ervaringen. Waardeer je dit kunstwerk omdat je het écht mooi vindt, of omdat het in een museum hangt? Ben ik écht verliefd op deze jongen, of hou ik van het beeld dat ik op hem projecteer? En verlangen we écht naar authenticiteit, of zijn we slachtoffer van de commercie – die een uit de Romantiek afkomstige impuls heeft gekaapt teneinde ons nu honderd verschillende versies van the real thing te verkopen? De kritische reflectie op ervaring staat het hebben van ervaring in de weg: ziehier de postmoderne paradox – waar je dan weer eindeloos over kunt nadenken, praten, en schrijven.

Dat is precies wat Adam Gordon doet tijdens het door een prestigieuze stichting gesponsorde jaar dat hij in Madrid doorbrengt. Zogenaamd is hij daar om een research driven poem te componeren over de invloed van de burgeroorlog op poëzie; in werkelijkheid probeert hij met behulp van antidepressiva, kalmeringsmiddelen, wiet en alcohol de zelfhaat te bedwingen die het gevolg is van een overdosis postmoderne theorie. Hij is jaloers op zijn vriend Cyrus, die naar Mexico is gereden ‘met weinig geld en geen echt plan, om ervaring op te doen, niet slechts de ervaring van ervaring’. Hij ergert zich aan de andere Amerikanen in de stad, een sentiment dat wederzijds is: ‘Elk lid van dit schaduwachtige netwerk had een hekel aan de anderen, die irritante herinneringen waren aan het feit dat niets zo Amerikaans was, wat dat ook betekent, dan het Amerikaanse te ontvluchten, wat dat ook is, and that their soft version of self-imposed exile was just another of late empire’s packaged tours.’

Gordon is niet het eerste personage in de Amerikaanse letteren dat verlamd raakt door de kloof tussen gedachten en ervaringen en de ongrijpbaarheid van authenticiteit, maar Lerner – een jonge Amerikaanse dichter met drie bundels op zijn naam en een jaar in Madrid op zijn cv – heeft wel een van de meest gearticuleerde, en ook een van de meest uitputtende meta­mensen gecreëerd: Leaving the Atocha Station gaat over die kloof, en niets anders. De titel is ontleend aan een gedicht van John Ashbery, over wie Gordon zegt dat diens zinnen ‘always felt as if they were making sense, but when you looked up from the page, it was impossible to say what sense had been made; while they used the language of logical connections – “but”, “therefore”, “so” – and the language that implied narrative developments – “then”, “next”, “later” – such terms were merely propulsive; there was no actual organizing logic or progression’.

Nu is het niet zo dat het Leaving the Atocha Station aan een logische ontwikkeling ontbreekt – de seizoenen veranderen, Gordon krijgt iets met Isabel en dan met Teresa; Cyrus vertelt in een G-chat-conversatie (de spannendste scène uit het boek) dat hij een meisje heeft zien verdrinken; de Madrileense metro is het doelwit van een terroristische aanslag – maar toch: de gebeurtenissen in het boek zijn onderschikt aan Gordons onvermogen ze daadwerkelijk te ervaren.

Lerner geeft dat onvermogen mooi en treffend weer. Neem de bomaanslagen, die Gordon niet beleeft maar waar hij wel over leest: ‘I opened a browser, called up The New York Times, and clicked on the giant headline. The article described the helicopters I could hear above me.’ Op een bijeenkomst na de aanslagen luistert hij naar ‘gesprekken over de rol van fotografie “nu”, waarbij “nu” post-11 maart betekende. Er was een “post” in de maak, en de lucht was niet zozeer zwanger van de opwinding over een periode, maar van de opwinding over periodisering.’

Die observaties zijn allemaal raak, en grappig, en herkenbaar, maar toch: hoezeer Gordons overpeinzingen ook horen bij Ons Theoretische Moment, ze zijn tegelijk alleen voorbehouden aan iemand met de luxe om, zonder gezin, zonder werk en zonder verantwoordelijkheden, een jaar door te brengen in een land dat niet het zijne is. Grow up! dacht ik op driekwart van het boek; de boodschap was toen wel duidelijk en ik verlangde naar een oplossing, een antwoord, een ommekeer. Geef die jongen een profound experience of art! Laat Isabel of Teresa hem keihard uitlachen! Laat hem – laat ons – ontsnappen uit zijn cerebrale houdgreep! Dat Lerner dat verlangen niet inlost is bewonderenswaardig – deed hij het wel, dan zou hij toegeven dat de wereld meer is dan een set projectieschermen, en authenticiteit geen illusie. Maar frustrerend is die onverbiddelijkheid ook: ze maakt het lezen van Leaving the Atocha Station een prikkelende, maar uiteindelijk onbevredigende ervaring.


Ben Lerner

Leaving the Atocha Station

Coffee House Press, 181 blz.,

€ 14,99. De Nederlandse vertaling door Ronald Vlek, Vertrek van station Atocha, is

verschenen bij

Atlas Contact, 208 blz., € 19,95