
Misschien speelt het fenomeen dat het vrijwillig gebeurt een rol. Niemand wordt gedwongen naar horrorfilms te kijken, noch is het ‘verplicht’ angst voor duistere krachten of weerzin bij abject geweld te voelen. Toch gebeurt dat onwillekeurig, zo lijkt het. Of juist niet. In dat laatste geval legt de horrorfilm de kijker bloot als een masochist, iemand die zich graag laat geselen door geesten en demonen.
Hoe de horrorfilm zijn publiek in de greep kan hebben, blijkt eens te meer bij de release van al weer een werk waarin duistere krachten een gezin teisteren. In The Conjuring van James Wan, die eerder het afgrijselijk bloederige Saw (2004) maakte, betrekken de Taylors een oud huis in een bos ergens in New England. Het is 1971, net als nu een tijd van economische crisis. Roger (Ron Livingston) maakt zich ernstig zorgen over de vraag of hij zijn vrouw Carolyn (Lili Taylor) en hun vijf dochters kan onderhouden met zijn baan als vrachtwagenchauffeur. Al gauw blijkt dat hij iets urgenters aan zijn hoofd heeft: het huis zit onder de spoken. De Taylors roepen de hulp in van de paranormaal begaafde Ed en Lorraine Warren (Patrick Wilson en Vera Farmiga) die erom bekendstaan duivels te kunnen uitdrijven. Het enige probleem is dat de Taylors geen christenen zijn. Dat betekent dat pauselijke toestemming nodig is voor het gehannes met bijbels, kruisen en wijwater. Zoveel tijd hebben de arme Taylors niet. Voor ze het weten kotsen woedende verschijningen in de keel van moeder en krioelt het binnenste van de woning van ontevreden heksen en vermoorde kinderen.
Niets is heilig, geen grens wordt gerespecteerd. Dat is de bedoeling: het kwaad dringt niet alleen het domein van de mensen in het verhaal binnen, maar ook dat van de mensen die naar het verhaal kijken. Deze film is namelijk echt éng om te zien. Dat is de verdienste van regisseur Wan die voor een ‘analoge’ benadering kiest, in de wijze waarop digitale special effects minimaal zijn, maar ook hoe artefacten uit een vorig tijdperk een belangrijke betekenis krijgen, zoals een Super 8mm-camera en een magnetische-bandopnemer met richtmicrofoon, misschien als referentie aan de audiofiele paranoia van de jaren zeventig. Verder vormt de innovatieve wijze waarop Wan geluid en camera inzet een bron van voortdurende verontrusting. De soundscapes hebben iets van de dissonante klanken in Kubricks The Shining (1980). De visuele stijl is erop gericht het verval te accentueren en desoriëntatie te creëren. Het kijkperspectief kantelt bijvoorbeeld, zodat het beeld ondersteboven wordt geprojecteerd. Al met al heb je werkelijk geen moment van rust of verlichting, zelfs niet wanneer personages woorden als far out en groovy gebruiken.
The Conjuring is een van de leukste horrorfilms in jaren. Hoewel, leuk? Nee. Meer: heerlijk hoe je voelt hoe je geweld wordt aangedaan.
Te zien vanaf 5 september