Slechts enkele uren na de terroristische aanslagen op het WTC en het Pentagon verscheen de Republikeinse Afgevaardigde Curt Weldon op CNN en meldde dat hij niemand wilde horen praten over financiering van scholen of ziekenhuizen. Vanaf nu ging het alleen nog maar over spionnen, bommen en andere mannendingen.

«De eerste prioriteit van de Amerikaanse regering is niet onderwijs, het is niet gezondheidszorg, het is de verdediging en bescherming van Amerikaanse burgers», zei hij, om daar later aan toe te voegen: «Ik ben een leraar die getrouwd is met een verpleegster — maar niets van dat alles doet er vandaag toe.»

Maar nu blijkt dat die triviale sociale voorzieningen er heel veel toe doen. Wat Amerika vooral zo kwetsbaar maakt voor terroristische netwerken is niet een uitgeput wapenarsenaal maar zijn ondervoede, gedevalueerde en afbrokkelende publieke sector. De nieuwe slagvelden zijn niet alleen het Pentagon, maar ook het postkantoor; niet alleen militaire inlichtingendiensten, maar ook opleidingen voor artsen en verpleegsters; niet een sexy nieuw raketverdedigingsschild, maar de saaie goede ouwe Food and Drug Administration.

Het is hip geworden om wrang op te merken dat de terroristen westerse technologieën gebruiken als wapens tegen het Westen zelf: vliegtuigen, e-mail, mobiele telefoons. Maar terwijl de angst voor bioterrorisme groeit, zou het heel goed kunnen blijken dat hun beste wapens de scheuren en gaten in Amerika’s publieke infrastructuur zijn.

Is dat omdat er geen tijd was om ons voor te bereiden op de aanslagen? Nauwelijks. De regering van de VS heeft openlijk de dreiging erkend van biologische aanvallen sinds de Golfoorlog, en Bill Clinton deed hernieuwde oproepen om de natie te beschermen tegen bioterreur na de ambassade-bombardementen in 1998. En toch is er in werkelijkheid schokkend weinig gedaan.

De reden is eenvoudig: voorbereiding op biologische oorlogvoering zou een staakt het vuren hebben vereist in Amerika’s oudere, minder dramatische oorlog — de oorlog tegen de publieke sfeer. Dat gebeurde niet. Hier volgen enkele snapshots uit de frontlinies.

De gezondheidszorg

De helft van de Amerikaanse staten heeft geen experts die zijn opgeleid in bioterrorisme. De Centres for Disease Control and Prevention worstelen met het juk van miltvuur-angsten, en hun onvoldoende gesubsidieerde laboratoria wringen zich in bochten om de vraag naar onderzoeken bij te houden. Er is weinig re search gedaan naar de behandeling van kinderen die met miltvuur zijn besmet, aangezien Cipro, de meest populaire antibiotica, niet wordt aanbevolen.

Veel artsen in de Amerikaanse gezondheidszorg zijn niet opgeleid om symptomen van miltvuur, botulisme of de pest te herkennen. Onlangs vernam een afvaardiging van de Amerikaanse Senaat dat ziekenhuizen en gezondheidsdepartementen essentiële diagnostische instrumenten missen, en informatie-uitwisseling is moeilijk omdat sommige departementen geen toegang tot e-mail hebben. Veel gezondheidsvoorzieningen zijn gesloten in de weekends, en er is geen personeel oproepbaar.

Als behandeling een puinhoop is, zijn federale vaccinatieprogramma’s er slechter aan toe. Het enige laboratorium in de VS dat gerechtigd is het miltvuurvaccin te produceren, heeft ervoor gezorgd dat het land niet voorbereid is op de huidige crisis. Waarom? Het is een typisch privatiseringsdebacle. Het lab werd bestuurd door de staat en werd in 1998 verkocht aan BioPort, dat meer efficiëntie beloofde. Maar in plaats daarvan kwam het nieuwe lab niet door enkele Food and Drug Administration-inspecties en is tot nu toe niet in staat geweest ook maar één dosis van het vaccin voor het Amerikaanse leger te leveren, laat staan voor de gewone bevolking.

Wat pokken betreft: er zijn in de verste verte niet genoeg vaccins om de hele bevolking te dekken. Dat heeft ertoe geleid dat het U.S. National Institute of Allergy and Infectious Diseases ging experimenteren met het verdunnen van de bestaande vaccins in een verhouding van 1:5 of zelfs 1:10.

De watervoorziening

Uit interne documenten blijkt dat de U.S. Environmental Protection Agency jaren achter ligt op schema om de watervoorziening te beschermen tegen bioterroristische aanslagen. Volgens een rapport van 4 oktober zou de EPA in 1999 veiligheidsrisico’s in de gemeentelijke watervoorzieningen in kaart hebben gebracht. Op dit moment heeft het zelfs deze eerste fase nog niet eens afgerond.

De voedselvoorziening

Nog een ander federaal bureau, de Food and Drug Administration, is niet in staat gebleken maatregelen te treffen die de voedselvoorziening beter zouden beschermen tegen «agroterrorisme» — dodelijke bacteriën die in de voedselvoorziening worden ingebracht. Nu de landbouw steeds meer gecentraliseerd en geglobaliseerd raakt, is de sector kwetsbaar voor de verspreiding van ziektes, zowel binnen de VS als erbuiten (zoals de mkz-epidemie onlangs aantoonde). Maar de FDA, die vorig jaar slechts één procent van voedselimport onder haar jurisdictie wist te inspecteren, zegt dat het «dringend behoefte heeft aan meer inspecteurs».

Tom Hammonds, chief executive van het Food Marketing Institute, een groep die voedselverkopers representeert, zegt: «Als zich een crisis voordoet — een echte of een als wrede grap gefabriceerde — zouden de tekortkomingen van het huidige systeem schrijnend duidelijk worden.»

Na 11 september heeft George Bush de functie van «Homeland Security» («Veiligheid Binnenland») in het leven geroepen, die bedoeld is om een natie op te wekken die gehard is en voorbereid op alle mogelijke aanslagen. En toch blijkt dat «binnenlandse veiligheid» in werkelijkheid betekent: een blinde haast om fundamentele publieke infrastructuur aan te pakken en gezondheids- en veiligheidsnormen in te stellen die door en door versleten zijn geraakt. De troepen aan het front van Amerika’s nieuwe oorlog staan in slagorde opgesteld: dezelfde bureaucratieën die twee decennia lang zijn gekort, geprivatiseerd en uitgehold, niet alleen in de Verenigde Staten maar in vrijwel elk land in de hele wereld.

«Publieke gezondheid is een nationale veiligheidskwestie», merkte de Amerikaanse minister van Gezondheid Tommy Thompson eerder deze maand op. Nee maar, je meent het. Jarenlang hebben critici geroepen dat er een menselijke prijs wordt betaald voor alle kostenbeperking, deregulering en privatisering — trein ongelukken in Engeland, ecoli-uitbraken in Walkerton, voedselvergiftiging, en ondermaatse gezondheidszorg. En toch was «veiligheid» tot 11 september nog steeds heel kortzichtig beperkt tot de machinerie van oorlog en regelgeving, een fort gebouwd bovenop een afbrokkelende fundering.

Als uit deze puinhoop een les kan worden getrokken, dan is het dat echte veiligheid niet kan worden afgegrensd. Het zit ingeweven in ons meest fundamentele sociale weefsel, van het postkantoor tot de Eerste Hulp, van de metro tot het waterreservoir, van scholen tot voedselinspectie. Infrastructuur — dat saaie spul dat ons allemaal bindt — is niet triviaal voor de uiterst serieuze kwestie van terrorismebestrijding. Het is het fundament voor onze toekomstige veiligheid.

Vertaling: Rob van Erkelens