Voor het eerst sinds de jaren vijftig is in ons land een solotentoonstelling te zien van Paula Modersohn-Becker (Dresden 1876 – Worpswede 1907). Natuurlijk zijn voor de tentoonstelling in het bescheiden Chabot Museum in Rotterdam niet haar beroemdste werken meegekomen – die hangen vooral in het museum in Bremen, dat geheel aan haar is gewijd – maar de schilderijen en tekeningen die er wél hangen zijn een perfecte inleiding op een uniek en indringend oeuvre.

Als jonge vrouw krijgt Paula Modersohn-Becker een gedegen artistieke opleiding. Ze studeert in Berlijn en beweegt zich tussen kunstenaars als Clara Westhoff en Rainer Maria Rilke. Tijdens haar huwelijk met de schilder Otto Modersohn reist ze meermalen alleen naar Parijs om lessen te volgen aan de academies. In een relatief korte periode maakt ze 750 schilderijen en meer dan duizend tekeningen. Ze sterft op 31-jarige leeftijd, enkele weken na de geboorte van haar eerste kind. De nazi’s noemden haar werk entartet, maar tegenwoordig wordt Paula Modersohn-Becker beschouwd als een belangrijke voorloper van het expressionisme.

Modersohn-Beckers voornaamste thema is de vrouw. Haar moeders en meisjes zijn niet geïdealiseerd, literair of schattig. Ze vervalt niet in symboliek. Modersohn-Becker is een kunstenaar van de intieme observatie, van de grootst mogelijke eenvoud. De vrouwen die ze afbeeldt blijven met beide benen op de grond. Ze zijn zichzelf.

Hoogtepunten van de tentoonstelling zijn de zelfportretten en de houtskooltekeningen van moeder en kind. Met alleen de noodzakelijke lijnen en omtrekken werkt Modersohn-Becker nuchter maar betrokken de dynamiek uit van het moederschap. Soms lijken de naakte moederfiguren koel. Ze schijnen moeite te hebben met het erkennen van de fysieke aanwezigheid van hun kroost. Maar het is die onzekerheid, die spanning van een te bevechten intimiteit, die ontroert. Modersohn-Becker is nooit stellig in haar tekeningen, ze onderzoekt en is eerlijk over haar onderwerp en komt daardoor dichter bij een definitie van ouder-kindliefde.

Even authentiek zijn haar zelfportretten. Ze zijn die zeldzame combinatie van zelfonderzoek en zelfbevestiging. Een vroeg zelfportret toont het frontale gezicht van een jonge vrouw met rossig haar, Paula Becker nog, twintig jaar oud. De blik is open, maar sterk, het gezicht moet alles doen, alles zeggen. Het werkt. Uit het beeld spreekt een durf die nergens arrogant wordt. Een vrouw stelt zich voor zonder automatisch beroep op haar uiterlijk. Een verbluffende prestatie voor een beginnend kunstenaar.

In de versies van zichzelf durft Modersohn-Becker zich niet alleen figuurlijk, maar ook letterlijk bloot te geven, iets wat in haar tijd verre van gebruikelijk was. Er zit een vrouw onder al die kleding, lijkt ze te willen zeggen, een echt mens. Dat Modersohn-Becker ook altijd aandacht heeft gehouden voor techniek blijkt uit een intrigerend zelfportret vervaardigd uit krantenpapier.

Dus, wie iets dierbaars wil ontdekken of snakt naar visuele verhalen over echte vrouwen moet onverwijld naar Rotterdam. En wie dan nog niet genoeg heeft gehad kan meteen doorrijden naar Bremen.

Paula Modersohn-Becker, Chabot Museum, Rotterdam, tot en met 11 maart. www.chabotmuseum.nl