De keus tussen £40 zonder in plaats van £30 met condoom, dat is die van de straatprostituee Kelly; ze hoeft dan ook niet lang na te denken als haar vriend en pooier Derek haar £200 biedt om een ‘elf- à twaalfjarig’ meisje voor hem te vinden, voor een gefortuneerde klant, Duncan Allan. In Joanne, die bij een metrostation zit te bedelen, vindt Kelly de ideale kandidaat. Maar als de ‘transactie’ plaatsvindt en Kelly Joanne hoort huilen en roepen, maakt ze een morele keuze: ze vlucht met het meisje van Londen naar Brighton. Daar gaat ze meteen aan het werk, om Joanne veilig naar haar oma te kunnen brengen. Derek komt ze op het spoor; Allan en diens zoon zetten de achtervolging in.

London to Brighton maakt indruk: het is een spannende en confronterende film. Debuterend regisseur Paul Andrew Williams filmt een wereld die de kijkers misschien liever niet zien, een échte wereld: op locatie gedraaid met handheld camera, en op de achtergrond geen figuranten, maar echte zwervers. Dat realisme wordt gemengd met sterk gestileerde beelden – Joanne en Kelly die vertraagd, met Beethoven op de achtergrond, Allans kamer in lopen, lege koffiebekertjes die over het strand waaien. De menging is geforceerd. In de zware thematiek was juist wat humor niet misplaatst geweest.

De cast maakt alles goed. Johnny Harris geeft Derek iets vriendelijks. Alexander Morton (Allan sr.) en Sam Spruell (Allan jr.) lijken uiterlijk echt op elkaar en zetten overtuigend een extreem autoritaire en kille vader en zoon neer, maar Spruell weet Allan jr. zowaar ook iets sympathieks te geven. Georgia Groome (Joanne) en Loraine Stanley (Kelly) maken de meeste indruk. ‘I never wore make up before’, zegt Joanne, monter, op weg naar Duncan Allan. Haar wanhopige gegil maakt letterlijk misselijk. Stanley geeft Kelly, in haar bescherming van Joanne, een bijzonder soort waardigheid.

‘It’s a fucking kid, leave her alone!’ Hoe wanhopig hun situatie ook is, ze geeft niet op. Dat geeft hoop.