Aan het eind van de vorige eeuw hield Annie Proulx in haar Van der Leeuw-lezing een pleidooi voor het landschap als literair personage. De titel van haar lezing, Gevaarlijk terrein, gaf al aan dat ze dat landschap systematisch bedreigd ziet door het diersoort dat mens heet. Voor Proulx is landschap meer dan een stuk grond, geeft ze aan in een verontrustende opsomming: het is ‘klimaat, zwarte eekhoorns en wilde haver, aardplooien, bulldozers, strepen van straalvliegtuigen en prikkeldraad, overheidsgrond, droge rivierbeddingen, het is politiek, woestijn, weerlicht, uitgezette diersoorten, autowrakken, wegen, spooksteden, proefterrein, mijnafval, bruggen, dode honden.’ Proulx’ bezorgdheid over de plundering van de aarde klinkt luid door in haar verhalen en romans. In De laatste troef (2003) bijvoorbeeld richt ze haar pijlen op de megavarkensstallen van de bio-industrie. Dat doet ze zo nadrukkelijk dat de moraal het verhaal verstikt en de personages door haar zendingsdrang in de knel raken.

Annie Proulx. Alarmerend of hoopgevend? © Gus Powell

Schorshuiden heeft dezelfde boodschap als De laatste troef, dat zich in Wyoming afspeelt. Toch is dit historisch epos van een ander kaliber omdat het bedreigde landschap nu de hele aarde omvat. En Proulx geeft ruimer baan aan de wonderbaarlijkste vertellingen over hoe mensen hun habitat door kortzichtig eigenbelang verpesten of juist beschermen vanuit een eeuwenoude traditie. En die verhalen bezwijken niet onder een domineestoon, ook omdat de roman vele generaties volgt vanaf het jaar 1693. De morele geografie gaat in Schorshuiden veel minder ten koste van de verbijstering over menselijke manoeuvres gebaseerd op hebzucht en winstbejag.

Schorshuiden volgt drie eeuwen lang de generaties die voortvloeien uit twee oervaders: René Sel en Charles Duquet. Deze houthakkers uit Frankrijk emigreren eind achttiende eeuw naar Nieuw-Frankrijk (Canada), waar ze een beter bestaan proberen op te bouwen. De lezer volgt afwisselend de wederwaardigheden van de Sels en de Duquets. De Sels vermengen zich al meteen met de Mi’kmaq, een indianenstam dicht bij Halifax, en leven als houthakkers, jagers en afgedankte arbeiders, dronken of niet. De Duquets ontwikkelen zich tot een ondernemend familiebedrijf – Duke & Sons – dat zich via de pelshandel steeds meer concentreert op grootschalige en meedogenloze exploitatie van de Noord-Amerikaanse bossen en wouden. De voc, toen het grootste bedrijf ter wereld, is een voorbeeld voor de Dukes. Niet alleen krijgen ze een Amsterdamse familietak, ook bij hen stroomt er Mi’kmaq-bloed door de aderen, al willen ze dat niet weten. Uiteraard kruisen de aanvankelijk aparte verhaallijnen zich aan het slot, als blijkt dat de Sels en de Dukes verre familie zijn en dat de Sels erfelijk recht hebben op de bedrijfswinsten van Duke & Sons (het bedrijf fuseert later met twee Duitse ondernemers).

Fascinerend is de botsing tussen de nietige mens en diezelfde mens als meedogenloze ondernemer

Fascinerend in Schorshuiden is de botsing tussen de machteloze nietigheid van de mens en de destructieve alomtegenwoordigheid van diezelfde mens als meedogenloze ondernemer. De goedmoedige René Sel voelt zich ‘een stofdeeltje op de luchtstroom van het leven’ die heen en weer wordt geslingerd door een niet te bestrijden maatschappelijke kracht. De bulldozer die de bossen systematisch kapt en er niets voor in de plaats biedt heet ‘Duke & Sons’. Kun je landschap in bezit nemen of bezit het landschap jou? Hier botsen twee opvattingen, die van de Mi’kmaq en die van de roof- en houtzuchtige kolonist. De Mi’kmaq – dat wil zeggen de roodhuiden die ook wel schorshuiden heten – kunnen steeds moeilijker hun wikuoms bouwen. Dat zijn hutten bestaande uit boomschors. Schors verbergt houtrot, maar schors kan ook schaars worden omdat de bossen door de kap verdwijnen. De gevolgen zijn niet alleen kaalslag en erosie, ook de identiteit van het bosvolk verandert. Een oude Mi’kmaq ziet de toekomst al voor zich: ‘We zullen in twee werelden leven. We moeten onze Mi’kmaq-wereld – waarin wij, de planten, de dieren, en vogels allen mensen zijn die elkaar helpen – in onze gedachten fris en levend houden. We moeten het beeld in ons hoofd vernieuwen en eren, opdat het deze oprukkende externe kracht kan weerstaan. Anders houden we het niet vol.’

Die gespletenheid kruipt niet alleen in de taal, geest en ziel van de Sels-generaties maar ook in die van de Dukes, die hun indiaanse achtergrond lang succesvol weten te verdoezelen. Door de generaties heen staat er altijd iemand op – een traditie- of milieugevoelige man of een vrouw die de mannenwereld verovert – die door nieuwe initiatieven de ecocide bevordert of de genocide wil bestrijden. De personages die Proulx uit de grote stroom Sels en Dukes laat oplichten zijn kille ondernemers, kordate vrouwen en gevoelige zielen die zich niet zomaar uit de natuur laten zetten. De zoektocht naar familie is onderdeel van hun pogingen om niet uit elkaar te vallen. Daardoor krijgt de generatieroman Schorshuiden een dwingende richting die ver uitstijgt boven de boodschap. Een van de pregnant beschreven personages, Beatrix Sel, opgevoed door blanken, trouwt met Kuntaw en zegt tegen hem: ‘ik heb je nodig, indiaan.’ Waarvoor? Voor het herleven van de tradities, voor het herkennen van geneeskrachtige kruiden. Maar de oude gebruiken zijn ‘als dode huidschilfers afgebladderd’ van het haveloze Mi’kmaq-volk.

Hoe dichter de lezer bij het heden komt, hoe scherper de tegenstellingen zich manifesteren. Dankzij de stoommachine en nieuwe hakmethodes accelereert de hout- en winstlust én de onrust van de bosbeschermers. De eerste man die eerder denkt aan bosbeheer dan aan boskap is de Duitser Armenius Breitsprecher. Hij weet zich in het bestuur van houtmoloch Duke & Sons te werken en ziet de Amerikaanse kaalslag en plundering van het landschap met lede ogen aan: de waanzinnige verspilling van gezond waardevol hout, het uitputten van de grond, het graven van geulen, de erosie, de ecocide van het bos zonder aan de toekomst te denken…

Schorshuiden is niet alleen een historische roman maar ook een toekomstroman, althans een verhaal dat heel bewust de toekomst van de aarde beziet vanuit de vroegere kapzucht in Noord-Amerika en de huidige plundering op Sumatra en in Brazilië. Egga is het personage dat de Sel- en Duke-clan in zich verenigt en op zoek gaat naar zijn voorvaderen in het Mi’kmaq-territorium. Hij is ook een hybride. Sapatisia is zijn dochter. Met haar begint de strijd tegen de wereldwijde ecocide pas echt. Haar studie is meteen strijd, een eenzaam gevecht dat erg veel lijkt op de strijd die Annie Proulx al jaren lang als schrijver voert. ‘Ze leek zich persoonlijk schuldig te voelen over geërodeerde berghellingen en vervuilde rivieren. (…) Ze heeft een vrouwelijke drang om de schade te repareren die de mens de natuur heeft toegebracht.’

Dat Schorshuiden niet bezwijkt onder het gigantische feitenmateriaal dat Proulx’ jarenlange en internationale research heeft opgeleverd of onder haar zendingsdrang, komt door de scherp geprofileerde personages. Die kleuren de vertelling scherp. Ik moest aan Max Havelaar denken, dat een roman is maar ook een vermomd pamflet waarin een Oranje wordt aangeklaagd omdat uit zijn naam de Javaan wordt uitgezogen. Schorshuiden is uiteindelijk ook een pamflet, van achthonderd bladzijden, en heeft net als Max Havelaar een lange narratieve aanloop nodig om tot een uitbarsting en een aanklacht te komen. Sommige personages in beide boeken zijn onvergetelijk, omdat ze – hoe karikaturaal ook – staan voor bepaalde menselijke eigenschappen. Goedheid wordt niet altijd beloond, slechtheid lang niet altijd afgestraft. Daartussendoor manoeuvreert de lezer, die aan het slot als het ware aan zee zit. En wat ziet hij daar, wetend dat – mijn opsomming is willekeurig – tropisch hardhout gewild blijft, de laatste Braziliaanse indianen altijd dronken zijn, Schiphol zich uitbreidt en de poolkappen smelten? Dit zijn de laatste twee zinnen van Schorshuiden: ‘De zee rees op naar het licht. En bleef rijzen.’ Alarmerend of hoopgevend? Schorshuiden is niet alleen zeer informatief, meeslepend en ontluisterend, maar ook hoopgevend.