In Niemöllers stuk overheersen onzorgvuldigheid en onbegrip. Ik geef twee voorbeelden. Hij vindt dat ik ‘luchtig’ heenstap over de pijnlijke band tussen ecodenken en antisemitisme. In feite besteed ik in mijn recente boek de helft van hoofdstuk X aan de ideologische dimensie van de (Duitse) liefde voor het bos, waarvan ruim twee pagina’s aan het nazisme. Ik wijs het nazisme, met zijn mystificatie van de band van het Duitse volk met de natuur, als een ‘volstrekte monstruositeit’ af en probeer dan zorgvuldig de grens te trekken tussen een politiek verwerpelijke en een ecologisch verantwoorde houding tot het bos. Als dit ‘ecofascisme’ is, dan heeft De Groene last van paranoia.
Niemöller vindt verder mijn politieke stellingname niet duidelijk genoeg. Welnu, al in Over de waarden van culturen (1976) was mijn positie expliciet een socialisme met een sterk ecologische inslag. In een artikel uit 1986 (‘Een nieuw aarde’) heb ik in alle beknoptheid mijn ‘ecologische utopie’ geschetst, ‘die de belangrijkste elementen uit de socialistische/anarchistische traditie in zich verenigd zou hebben’. Ook in Twijfel aan Europa (1990) is mijn politieke en ideologische positie voor de goede lezer volstrekt duidelijk.
Het essay van mijn criticus suggereert dat ik ben afgegleden naar een conservatieve dweperij met de natuur en de aarde. Wanneer de zorg voor het behoud van natuur en aarde conservatief is, dan ben ik dat, maar slechts in die zin. Ikzelf meen dat mijn denken continuïteit en coherentie vertoont. Het was van meet af aan geïnspireerd door de ‘dialectiek van de Verlichting’, anders gezegd: reflecteerde op de ambivalentie - en dus de keerzijden - van vooruitgang en moderniteit. Maar misschien is dat op zichzelf al verdacht?
Als ik nostalgisch ben, is het vanwege de verarming van de natuur. Als ik pessimistisch ben, dan is het omdat ik vrees dat het democratisch kapitalisme niet in staat is om tijdig en grondig de milieucrisis te overwinnen. Wanneer ik als filosoof een diagnose probeer te geven en slechts voorzichtig de richting aanwijs van een verstandiger omgang met de natuur, is het omdat ik geen pasklare oplossing heb. Als Niemöller meent dat ik me op dwaalwegen beweeg, is hij dan zo zeker van de juiste weg? St. Astier (Frankrijk) TON LEMAIRE
Naschrift redactie: In het gelijk of ongelijk van Ton Lemaire of van zijn criticus willen wij niet treden. Wel stellen wij vast dat de ironie in de aankondiging van het betreffende essay (‘Ton Lemaire en andere eco-fascisten’) te ver is doorgeschoten. De onjuiste suggestie die daarvan uitgaat, nemen we dan ook bij dezen terug.
Rubriek
Ecofascisten
In zijn Groene-essay van 13 augustus neemt Joost Niemöller de publikatie van mijn boek Wandelenderwijs te baat om in enkele kolommen de strekking van mijn hele werk te ontmaskeren als ‘(aards-)conservatief’. In dezelfde Groene wordt zijn stuk aangekondigd onder de kop: ‘Natuurnostalgie: Ton Lemaire en andere ecofascisten’, een grove aantijding die in het essay zelf niet door argumenten wordt onderbouwd. Het was me al opgevallen dat alles wat te ‘groen’ lijkt of ook maar zweemt naar New Age in De Groene meestal verdacht of belachelijk wordt gemaakt. Zo kreeg Jozef Keulartz in De Groene van 29 november 1995 de gelegenheid een karikatuur te maken van de genuanceerd denkende milieufilosoof Zweers. Nu is het mijn beurt.
www.groene.nl/1997/36