Zelfs bij gelijke capaciteiten krijgen kinderen van arme en/of laagopgeleide ouders systematisch lagere schooladviezen dan kinderen van rijke en/of hoogopgeleide ouders. Aldus de Onderwijsinspectie. Met meritocratie heeft het Nederlandse onderwijs niets van doen, met de instandhouding van klassenverschillen des te meer.
Het was zo’n schok omdat het de bijl zet aan de wortels van de sociaal-liberale consensus. In dat wereldbeeld beginnen we allemaal met dezelfde kansen en zijn sociaal-economische uitkomsten dus het effect van verschillen in inspanning en talent en om die reden gerechtvaardigd. Vandaar meritocratie: een samenleving waarin de verdeling van posities afhangt van je verdienste en niet van klasse, kaste, gender of kleur. Het is de dominante legitimatie voor groeiende inkomens- en vermogensongelijkheden en wijst nadrukkelijk naar het geliefde antwoord van de ‘winnaars van de globalisering’ op de noden van de ‘verliezers’ ervan: word als wij. En mocht je daar ondanks vele pogingen uiteindelijk echt niet in slagen dan hebben wij, beschaafd als we zijn, ten minste een vangnet voor je. Bijstand heet het.
Aan dit zelfgenoegzame zelfbeeld maakte de Onderwijsinspectie vorige week een einde. Niet talent en inspanning bepalen in Nederland de opleidingskansen van kinderen, maar de hulpbronnen van hun ouders. Kinderen van hoogopgeleide ouders krijgen vaker een hoger schooladvies dan hun Cito-score rechtvaardigt, komen eerder op categorale vervolgopleidingen terecht, komen eerder binnen bij selectieve studierichtingen en halen vaker de eindstreep. En dat komt doordat hoogopgeleide ouders bij ieder selectiemoment alles uit de kast halen om hun kroost de afslag naar vmbo, mbo en hbo te besparen. Indringende gesprekken met de leerkracht, huiswerkbegeleiding, remedial teaching, toetstraining – niets is te dol. Begrijpelijk. Laten we niet vergeten dat hoe meer de toegang tot de arbeidsmarkt is gebonden aan het bezit van diploma’s, hoe meer opleiding je kansen op huwelijksmarkt en woningmarkt, en je gezondheid, hobby’s, levensstijl en uiteindelijk je mortaliteit bepaalt. Wie in het onderwijs verliest, verliest in het leven. Mijn levensgezel en ik weten er alles van. Toen onze dochter in de middenbouw van een ‘goedbedoeld verwaarlozende’ Amsterdamse montessorischool achterop dreigde te raken met rekenen hebben wij eerst de leerkracht aan haar jas getrokken. Toen dat niet hielp, hebben wij uit eigen zak remedial teaching ingekocht. Toen de school zich daartegen verzette, hebben wij na veel gesoebat dochterlief weten onder te brengen in de laatste klas van een basisschool die al jaren een van de hoogste Cito-scores van Amsterdam boekt. Onze dochter kreeg lyceum-advies. Vorig jaar haalde zij moeiteloos haar vwo-diploma en momenteel studeert zij geschiedenis aan de UvA. Het is een bekend patroon: ondanks de kansengelijkheidsmythe van de sociaal-liberale elite reproduceert de hogere middenklasse in Nederland via dit soort private interventies al decennia haar klassenpositie.
Afgaand op de commentaren komt daar niet snel verandering in. De remedie wordt namelijk gezocht in een terugkeer tot de status quo ante. Twee jaar nadat de Kamer besloot de centrale eindtoets een minder prominente rol te geven in de schoolselectie klinkt nu het geluid om de Cito-toets toch weer naar voren te halen in de schoolkalender om de ‘gekleurde’ adviezen van leerkrachten te corrigeren.
Het is verhullende bullshit. Ten eerste omdat het fenomeen van hogere schooladviezen voor kinderen van hoogopgeleide ouders veel ouder is dan het afzwakken van de Cito-toets. Belangrijker is onderzoek waar de Inspectie wel naar verwijst maar dat in de commentaren nauwelijks een rol heeft gespeeld, namelijk dat latere selectie kinderen uit laagopgeleide gezinnen de beste kansen biedt om achterstanden in te halen. Hoe later het moment van selectie en hoe beter het onderwijs erin slaagt de verschillen in ouderbetrokkenheid te neutraliseren, hoe meritocratischer het onderwijsbestel. Op beide dimensies scoort Nederland slecht: vroege selectie en korte onderwijsdagen waardoor huiswerkbegeleiding en remedial teaching buiten de school worden aangeboden en dus afhankelijk zijn van ouderlijke middelen. Dat het anders kan leren landen als Zweden, Finland en Denemarken.
In Nederland bestaat er nauwelijks een groter politiek taboe dan de middenschool. Het mocht eens ten koste gaan van de eigen klassenpositie.