
Hij is verontwaardigd over een ‘wirwar van walsen en trippeldeuntjes’, ‘allemaal monsters uit vervlogen tijden’, ‘scènes die gerekt worden tot eindeloosheden’ en ziet zelfs ‘het Bankroet van het Muziek-drama’.
Hij is woordvoerder van een hele generatie jonge componisten, die vindt dat de maker van opzienbarende opera’s als Salome en Elektra nu is vervallen tot stilstand en zelfs teruggang. Toch kun je je voorstellen dat Strauss niet verder kon op de weg van deze duistere drama’s en behoefte had aan iets lichtvoetigs. Zijn librettist Hugo von Hofmannsthal was hem direct ter wille. Hij schreef iets bij elkaar dat geheel en al uit bekende elementen bestaat: een wat oudere, maar nog hartstochtelijke adellijke dame; een veel te jonge page; een meisje dat door haar vader tot een liefdeloos huwelijk wordt gedwongen; een dikbuikige baron op jaren die tevergeefs achter de meisjes aan zit en in de maling wordt genomen. Maar hij voegde daar in zijn tekst veel subtiele en dubbelzinnige elementen aan toe, rake observaties, poëtische uitdrukkingen en fijnzinnige wijsheden.
Het verhaal lijkt erg op Le nozze di Figaro van Mozart en Del Ponte; muzikaal speelt Richard Strauss ruimhartig leentjebuur bij de walsen van zijn Weense naamgenoten Johann en Josef Strauss (twee broers, die overigens in het geheel geen familie van hem waren). De opera is lang, te lang misschien, maar toch weet hij in de nieuwe uitvoering van De Nationale Opera velen te ontroeren.
Chef-dirigent Marc Albrecht laat het Nederlands Philharmonisch Orkest prachtig klinken, zowel in de meespelende walsen als in de meer tegendraadse fragmenten. De zangers zijn voortreffelijk en spelen ook goed. Als regisseur is een jonge Duitser aangetrokken, Jan Philipp Gloger, die onder meer met Johan Simons heeft samengewerkt. Hij wilde herkenbare mensen op het toneel en heeft de handeling van de achttiende eeuw daarom naar onze tijd omgezet, wat soms wringt en tot onlogische scènes leidt. Welke adellijke dame ontvangt tegenwoordig nog ’s morgens in negligé hele hordes onbekende mensen? Op andere momenten dragen de hoofdpersonen en de bediendes toch achttiende-eeuwse kostuums, alsof ze aan een toeristisch evenement in Wenen meedoen. Mooi is dat de Rosenkavalier met zijn zilveren roos zijn opwachting maakt als een ruiter op een levensgroot porseleinen paard. Heel erg vaak gaan de kleren uit en staan ze in hun ondergoed, maar er is gelukkig meer sprake van drama dan van onderbroekenlol.
Vooral in het laatste bedrijf, in een benauwde gang vol deuren van een goedkoop rendez-vous-hotel geplaatst (decor Ben Baur), waar allerlei daklozen, hoertjes, criminelen en paupers huizen, komt het drama dichtbij. Daar vindt de ontknoping plaats. De dikke vrijer Baron Ochs (een robuuste Peter Rose) wordt vernederd en afgevoerd. De twee jonge gelieven Octavian (een grappige dubbele travestierol van Paula Murrihy) en Sophie (een zeer pril ogende Hanna-Elisabeth Müller) durven zich aan elkaar te geven. En de oudere adellijke dame, de Feldmarschallin Marie-Therese (een in alle opzichten vorstelijke rol van Camilla Nylund) begrijpt dat zij haar jonge geliefde moet afstaan, dat doet zij op de meest elegante en edelmoedige wijze. En het slotbeeld is voor Mohammed, hier een eenzame rozenverkoper, die verdwaasd met de zilveren roos in zijn handen staat.
Deze voorstelling is soms wat rommelig, maar menselijk en ontroerend, meer drama dan komedie, ondanks de verkleedpartijen, de onderbroeken, de walsen en de trippeldeuntjes. Matthijs Vermeulen krijgt achteraf toch ongelijk.
Der Rosenkavalier, t/m 30 september bij De Nationale Opera; operaballet.nl