Na een week met overweldigende media-aandacht voor haar boek Hallo witte mensen is Anousha Nzume te gast in radioprogramma Nooit meer slapen. Woensdagavond, klokslag middernacht. Een half uur lang houdt presentator Pieter van der Wielen zich in, maar dan gaan de handschoenen uit. Van der Wielen verwijt Nzume in haar boek te jij-bakken en de witte mensen die ze aanspreekt niet het respect te geven dat ze verdienen. Hij betwijfelt of Nzume de gelijkwaardigheid die ze eist bereikt met haar boek en de toon die ze daarin hanteert: ‘Je moet niet alles zien in het kader van zwart versus wit.’

Het is een treffend voorbeeld van de geijkte defensieve reactie. Nzume beschrijft deze reactie in haar boek: op een avond nodigt een vriendin haar uit voor een discussieavond rondom het thema wit privilege. Nzume gaat met enkele vrienden van kleur in gesprek met een groep witte mensen. Hoewel iedereen met de beste bedoelingen naar de discussieavond is gekomen loopt het uit op een fiasco. De witte mensen voelen zich persoonlijk als racist aangevallen en zijn zich niet van hun privilege bewust. De ‘Maar ik word op vakantie in Nigeria ook gediscrimineerd’-opmerkingen vliegen Nzume en consorten om de oren.

Na Van der Wielens interventie legt Nzume uit, net zoals ze in het boek heeft gedaan, dat ze zich als zwarte vrouw in de Nederlandse samenleving in een andere machtspositie bevindt dan Van der Wielen als witte man. Als presentator van een succesvol radioprogramma is hij onderdeel van de heersende klasse, aldus Nzume. Van der Wielen kan wel zeggen dat zij voorbij zwart versus wit moet gaan, maar hij vergeet dat hij in de geprivilegieerde positie verkeert om ‘kleur niet te zien’. Nzume en andere mensen van kleur die dagelijks aan hun ras herinnerd worden, verkeren niet in die positie. Dat, lieve witte mensen, is nu wit privilege, zou Nzume schrijven.

Anousha Nzume moedigt de witte mensen aan tot zelfreflectie © THEO SMIT / ANP

Nzume kiest ervoor de lezer direct aan te spreken en probeert geregeld met de gedachtegang van de lezer mee te gaan: ‘Of misschien denk je wel: (…) Ik mag ook niks meer!’ schrijft ze in het laatste hoofdstuk. Van der Wielen bekroop toen hij dat las precies die gedachte: ‘Mag ik nou echt helemaal niks meer?’ Hij was niet de enige witte persoon bij wie Nzume’s boek voor ongemak zorgde. Volkskrant-columniste Elma Drayer voelde zich persoonlijk aangevallen door de benadering van Nzume. Ze noemde het boek een ‘product van het giffabriekje identiteitspolitiek’. Nzume moet niet hetzelfde doen – witte mensen als een groep beschouwen – als waarvan ze zelf omgekeerd slachtoffer van zegt te zijn, was de teneur van haar column. ‘Wie wit is kan per definitie niet deugen.’ Daarmee toont Drayer zich een slechte lezer. Nzume betoogt nergens dat witte mensen niet kunnen deugen. Ze betoogt dat de dominante witte norm mensen van kleur uitsluit en geen recht doet aan de diverse werkelijkheid van vandaag.

In het begin van Hallo witte mensen legt Nzume bovendien uit dat ze de generalisatie bij wijze van experiment maakt. Als ze op een avond gedesillusioneerd en aangeschoten achter het Amsterdamse Centraal Station terugfietst van een feestje waarop ze zich als enige zwarte persoon racistisch bejegend voelde, neemt ze een groepje corpsballen verbaal de maat. Wat nou als het nu eens niet aan mij ligt, vraagt ze zich hardop af, vervolgens alle witte mensen bewust en met een knipoog over één kam scherend.

Is dat wel de juiste manier om een dialoog aan te gaan? Wat gij niet wilt dat u geschiedt, doet u toch ook een ander niet? Het is het soort vragen dat mensen als Van der Wielen en Drayer als volstrekt vanzelfsprekend kunnen opwerpen, maar die zwarte mensen en andere mensen van kleur omgekeerd nauwelijks ter tafel krijgen. Door dat nu wel te doen wil Nzume aanmoedigen tot zelfreflectie binnen het witte hokje.

Nzume probeert geregeld met de gedachte­gang van de lezer mee te gaan: ‘Misschien denk je wel: ik mag ook niks meer!’

In het vliegtuig van Istanbul naar Amsterdam bleken twee filmpjes nog tijdens het lezen van Hallo witte mensen voor ondergetekende witte man al voldoende om de wereld een beetje anders te bekijken. In het nieuwste maak-je-riemen-vast-filmpje van Turkish Airlines lacht een volledig met witte passagiers gevuld vliegtuig de kijkers tegemoet. Dat terwijl mensen uit Turkije over het algemeen toch een andere kleur hebben. En in de bijna Oscar-winnende film La La Land die over van oorsprong zwarte jazzmuziek gaat zijn alle muzikanten zwart behalve de hoofdrol spelende Ryan Gosling. Dat doet mij als witte man na lezing van Nzume’s boek een wenkbrauw fronsen. Maar voor zwarte mensen is dit een uitsluitend patroon, waarin populaire cultuur, de media, de hele wereld om hen heen door positieve witte voorbeelden wordt gedomineerd. Dat Moonlight, een film voorbij etnische stereotypen, Oscars won en dat een zwarte vrouw in Nederland een boek over het hedendaagse racismedebat schrijft is hoopgevend.

Als enige dochter van een Kameroense vader en een Russische moeder werd Nzume geboren in Moskou en groeide ze op in het Amsterdamse Buitenveldert. Daar werd ze vanwege haar huidskleur van school gepest, een vormende ervaring die ze in haar boek achterwege laat. Ze rondde later het Montessori Lyceum en de Kleinkunstacademie af en werkt al jaren als actrice, theatermaker en publicist. Nog wat introspectie: dat ik toevallig net als Nzume het Montessori Lyceum in Amsterdam bezocht maakte mij onderdeel van de ‘witte vlucht’. Als kind uit Amsterdam-West liet ik de ‘zwarte scholen’ links liggen om in het deftige Amsterdam-Zuid naar een als beter bekend staande ‘witte school’ te gaan. Nu realiseer ik me hoe fout die termen zijn en hoe problematisch de etnische scheidslijnen in het onderwijs zijn voor het voeren van een vruchtbare dialoog. Als je elkaar niet tegenkomt kún je elkaars perspectief simpelweg niet kennen.

In plaats van haar schoolcarrière grijpt Nzume haar recente ritje achter het station aan als vertrekpunt van haar poging tot het op gang brengen van een dialoog. Ze loodst de lezer via persoonlijke ervaringen en academische inzichten langs de begrippen in het racismedebat. Naast wit privilege behandelt ze in thematisch geordende hoofdstukken onder andere exotisme, Zwarte Piet en culturele toe-eigening. Ze stelt daarmee het institutioneel racistische systeem ter discussie dat ervoor zorgt dat een deel van de samenleving zich als tweederangsburgers behandeld voelt. Nzume legt de bal bij de tot de dominante machtsgroep behorende witte mensen. Zij hebben introspectie en werk te verrichten om verandering mogelijk te maken.

Nzume kent niet alleen de argumenten uit het zwarte hokje, maar juist ook die van haar witte geadresseerden. In de witte sociale setting waarin ze opgroeide internaliseerde ze een wereldbeeld waarin wit de norm was, neutraal, objectief en puur. Vanuit die belevingswereld stelde ze eind jaren negentig haar toenmalige vriend in de VS voor om bij een Halloweenfeest verkleed te gaan als Marcia Clark en Chris Darden, de openbare aanklagers in de O.J. Simpson-zaak die toen liep. Zij als de witte Clark en hij als de zwarte Darden welteverstaan. Haar vriend bedankte diplomatiek voor het aanbod met een verwijzing naar de geschiedenis van witte exploitatie en dehumanisering van zwarte cultuur en raadde haar wat literatuur aan over blackface in de VS. Dat Nzume haar lezers open en eerlijk meeneemt naar haar oude ik, toen haar antiracistisch bewustzijn nog niet zo sterk ontwikkeld was, zou een vruchtbare grond kunnen zijn voor dialoog. Ze begrijpt de (oorsprong van de) denkbeelden van de mensen in het witte hokje en vroeger deelde ze zelfs een groot deel van die denkbeelden met hen. De context waarin Nzume haar gedachten vormde is wat hoogleraar Gloria Wekker ‘het cultureel archief’ noemt: beelden van vierhonderd jaar koloniale geschiedenis waarin De Ander als minderwaardig wordt beschouwd en die nooit eens kritisch tegen het licht worden gehouden. Die raak je niet zomaar kwijt en we dragen ze dan ook nog steeds – al of niet bewust – bij ons. In haar boek White Innocence zet Wekker uiteen dat we elkaar een verhaal vertellen over Nederland als tolerant en onschuldig land om het gewelddadige koloniale verleden te kunnen bagatelliseren.

Nzume vertelt in haar boek niet alleen wat er mis is, maar draagt ook oplossingen aan om de racistische realiteit te verbeteren. Kernwerkwoorden voor witte mensen zijn inleven en luisteren. En een bondgenootschap aangaan met mensen van kleur. Af en toe pas op de plaats maken om ruimte te maken voor andere perspectieven. Bewustwording van het witte privilege – een belangrijke voorwaarde – blijkt vaak echter nog een hele opgave. Immers, een privilege is zo vanzelfsprekend dat je je er niet automatisch bewust van bent. Voor de witte mensen die zich niet van hun knapzak aan privileges bewust zijn leest Hallo witte mensen allicht als een tenenkrommende exercitie met zichzelf als schietschijf.

Toch is Nzume’s bondige systeemkritiek, met uitzondering van het hoofdstuk over culturele toe-eigening misschien, waarin ze kritiek op het neokolonialisme en het kapitalistische systeem in elf anekdotische pagina’s verpakt, overtuigend. Voor de witte mensen die het horen willen biedt Hallo witte mensen inzicht in hun eigen positie door de ogen van mensen die zich in de Nederlandse samenleving gemarginaliseerd voelen.

Het zou goed zijn in de aangereikte spiegel te kijken en dat perspectief echt te onderzoeken. Van der Wielen en Drayer kunnen vanuit de vooringenomen loopgraven de spiegel nauwelijks zien. Of de bewustwording en verandering waar Nzume naar streeft er komen, valt of staat met de vraag of een deel van het witte hokje zich uit het defensief en naar het zicht van de witte spiegel weet te klauteren. Alleen dan kan de door Nzume gewenste dialoog op weg naar een gelijkwaardiger samenleving op gang komen. Anders blijft het doormodderen in een discussie die in Nederland veel te laat op gang is gekomen om hem nu al in de kiem te laten smoren.