Napels 1955. Het mysterieuze woord ‘frantumaglia’ zou uit het Napolitaanse dialect komen ©  Earl / Mirrorpix / Getty Images

‘Mijn moeder heeft me een woord uit haar dialect nagelaten dat ze gebruikte om uit te drukken hoe ze zich voelde als ze heen en weer getrokken werd door tegenstrijdige gevoelens die haar verscheurden. Ze zei dat ze een “frantumaglia”, een verbrokkeling, in zich had. De frantumaglia (zij sprak het uit als frantoemmaja) deprimeerde haar. Soms werd ze er duizelig van, gaf het haar een ijzersmaak in de mond. Het was het woord voor een onbehagen dat niet anders uit te drukken was, het verwees naar een heterogene massa in haar hoofd, afval op modderig water in haar brein.

(…)

Het is inmiddels niet meer mogelijk om mijn moeder te vragen wat ze nu echt met dat woord bedoelde. Wat die frantumaglia in feite was, wist ik niet en weet ik nog steeds niet. Ik stel me de frantumaglia voor als een aanzwellend gezoem en een wervelend uiteenvallen van levende en dode materie: een zwerm bijen die boven de bewegingloze toppen van de bomen nadert; het plotselinge draaikolkje in een trage waterloop.’

Aldus Elena Ferrante in haar correspondentieboek Frantumaglia, dat komende week in Nederlandse vertaling uitkomt bij de Wereldbibliotheek. Het woord uit het Napolitaanse dialect van de moeder is de titel gebleven, net als in de Amerikaanse versie, die uitkwam in 2016. De Italiaanse oer-Frantumaglia kwam zestien jaar geleden al uit, in 2003, toen Elena Ferrante ‘pas’ twee romans had geschreven: Kwellende liefde (1992) en Dagen van verlating (2002). Ze was op dat moment nog niet meer dan een literaire geheimtip, nauwelijks bekend over de grens, maar de nieuwsgierigheid in Italië was al groot genoeg om een heel boek uit te geven met een bundeling van de gedachteflarden van Elena Ferrante, haar briefwisselingen, kattenbelletjes naar de uitgever, snauwen, weigeringen, vragen van journalisten waarop ze óf geen antwoord geeft, óf juist zo ver uitweidend dat het bijna voorstudies voor romans worden.

Wie was zij, de schrijfster die zich verschool achter het Elsa Morante-achtige pseudoniem en die van het bewaken van haar mysterie de afgelopen bijna dertig jaar een beroep apart heeft gemaakt, een dagtaak, een levensmissie? Tot die conclusie kom je wel, na de 445 pagina’s Frantumaglia. Wat een werk, altijd maar opnieuw uitleggen waarom je de keuze voor de anonimiteit hebt gemaakt, wat je ermee aan wilt tonen. Soms geduldig, soms ronduit geïrriteerd. Zoals de afwijzing in 1995 van het verzoek van de literatuurcriticus van de belangrijke krant La Repubblica om haar (op schrift uiteraard!) te mogen interviewen naar aanleiding van de verfilming van haar debuutroman: ‘Ik ben blij dat Kwellende liefde verfilmd wordt en hoop dat dit het boek meer lezers bezorgt. Maar moet ik ook blij zijn met de constatering dat een boek voor uw culturele pagina’s alleen interessant is omdat het verfilmd wordt? Gelooft u niet dat het accepteren van een dergelijke hiërarchie, die als vanzelfsprekend beschouwen, de opvatting sterkt dat als het om cultureel genot gaat literatuur onder aan de ranglijst staat? Hier laat ik het bij, met hartelijke dank voor uw vriendelijke verzoek, Elena Ferrante.’

En dit schreef ze op het moment dat ze nog maar één boek op haar naam had staan, al werd Kwellende liefde in 1992 wel meteen genomineerd voor de Premio Strega, de belangrijkste literaire prijs van Italië, en drie jaar later dus verfilmd door de Napolitaanse regisseur Mario Martone, die er de prachtige film L’amore molesto van maakte.

Overigens is deze brief van 1995 nooit verstuurd aan de literatuurcriticus van La Repubblica, zoals vele brieven die in Frantumaglia staan afgedrukt. Ze bleven vaak hangen bij de uitgever, die altijd het doorgeefluik van Elena Ferrante naar de wereld is geweest en ook haar scherpe pen een beetje in toom hield door niet iedere draai om de oren door te sturen aan de betrokkene. Er bestaat geen e-mailadres van Elena Ferrante. Wie haar aanschrijft, doet dat via de Italiaanse uitgever, ‘Edizioni e/o’, ooit begonnen als een klein uitgeverijtje van een radicaal links jaren-zeventigechtpaar dat gespecialiseerd was in kleine oplages van Oostblokliteratuur (e/o staat voor est/ovest, oost/west), maar met Ferrante’s mondiale succes is meegegroeid tot een grote speler, met een eigen uitgeefpoot in Amerika, de Europa Editions. Een succes dat schouder aan schouder is opgebouwd, zo blijkt uit de oneindige hoeveelheid brieven en briefjes tussen ‘Lieve Sandra’ en ‘Liefste Elena’ die in Frantumaglia staan afgedrukt.

‘Ik heb gisteren, hier aan zee, je e-mail ontvangen met als bijlage je wel heel uitgebreide antwoord op de vragen die je door de redactrices van L’Indice zijn gesteld. Ik vind je tekst buitengewoon interessant, zozeer dat ik een idee kreeg: zouden we er geen boek van kunnen maken?’ schrijft uitgeefster Sandra Ozzola aan ‘Liefste Elena’ in 2003. En na enig gedraal stemt ze schoorvoetend toe: goed, maak maar een boek van alles dat ik door de jaren heen heb geschreven aan jullie, aan journalisten, aan literaire critici, aan de regisseurs die mijn boeken verfilmden, aan jury’s van literaire prijzen die ik niet kwam ophalen.

Ze stemt toe op z’n Ferrante’s, dat wil zeggen narrig: ‘Waarom zouden we in ’s hemelsnaam mijn brieven moeten publiceren? En waarom alleen de brieven die ik om editoriale of andere redenen naar jullie heb gestuurd, waarom niet eerder de brieven die ik naar vrienden en familie heb gestuurd, of liefdesbrieven, of brieven die ik heb geschreven uit politieke of culturele verontwaardiging? Om echt het dieptepunt van de oppervlakkigheid te bereiken? En vooral, waarom zoveel geklets toevoegen aan mijn twee boeken? Anderzijds moet ik toegeven dat ik er nogal genoeg van heb om altijd nee te zeggen en jullie zijn in deze twaalf jaar echt erg geduldig geweest.’

‘Moet ik blij zijn met de constatering dat een boek voor uw pagina’s alleen interessant is omdat het verfilmd wordt?’

Uiteindelijk, weer een tijd later, haalt ze dan bakzeil: ‘Ik ben langzamerhand erg aan La frantumaglia [de titel in het Italiaans] gehecht geraakt, en zie het als een volwaardig boek, met een eigen coherentie die toen jullie het samenstelden voor mij niet duidelijk was’, schrijft ze aan de uitgeefster Sandra Ozzola wanneer deze haar de vraag voorlegt of er nog weer een uitgebreidere pocketeditie van mag worden gemaakt. Ze vindt het prachtig bij nader inzien, haar door de jaren heen almaar uitdijende correspondentieboek, vooral dankzij die ‘eigen coherentie’, een typisch Ferrante-thema dat ze vaak noemt in haar brieven en haar antwoorden aan de wereld. Dingen die achteraf een samenhang blijken te hebben terwijl je je er onderweg niet bewust van was. Het kan voor alles gelden, maar natuurlijk vooral voor haar werk.

Er staat een zinnetje in Frantumaglia: ‘Ik ben maar een paar keer in Denemarken geweest. Maar als kind hield ik wel erg van de sprookjes van Andersen en eenmaal volwassen was ik verrukt van de verhalen van Karen Blixen.’

Het is een zinnetje in een antwoord aan een Deense journalist, die Elena Ferrante vraagt of ze speciaal iets met Denemarken heeft. Het interview is uit 2003, naar aanleiding van de Deense vertaling van Dagen van verlating, lang voor de explosie van De geniale vriendin.

In oktober vorig jaar hield de schrijver Domenico Starnone (76), van wie wordt aangenomen dat hij Elena Ferrante is, een driedaagse cursus in Ferrara voor de lezers van het weekblad Internazionale. Een goed lopend blad met een wekelijkse selectie ‘best of’ uit de internationale pers, vertaald in het Italiaans, wat in het eigenheimse Italië een grote pre is. En veel eigen rubrieken, waaronder een wekelijkse column van Domenico Starnone. De schrijfcursus heette Fare Storie, een Italiaanse woordspeling, die het gezegde Non fare storie (‘Doe niet zo lastig’) verbindt met de letterlijke betekenis, ‘Verhalen Schrijven’. De cursus was in een mum van tijd uitverkocht, slechts 33 plaatsen, maar ik zat erbij.

Wij cursisten kregen van Starnone kopietjes met passages uit de wereldliteratuur uitgereikt. Italo Calvino, Hemingway, Tsjechov, dat niveau. Maar het eerste papiertje was een verhaal van Karen Blixen dat De wegen des levens heette. Het ging over een mannetje dat in een rond huisje woont dat uitkijkt op een visvijver. Hij hoort ’s nachts lawaai, rent naar buiten, ziet dat de vijver leegstroomt, verhelpt het euvel met vele handelingen en veel op en neer geren, gaat weer naar bed, en kijkt ’s ochtends uit het raam van zijn ronde huisje. En wat ziet hij? Een perfecte ooievaar, die hij zelf heeft uitgelopen in de klei tijdens zijn nachtelijke avontuur. In de tekst van het verhaaltje stonden de kinderlijke tekeningen van het ooievaarspoor dat het mannetje onbewust trekt erbij. Die had Karen Blixen er zelf bij gemaakt, zoals de Deense ooms en tantes het ooit voor haar hadden gedaan in haar jeugd. Een grapje, maar niet voor Starnone.

Hij keek bloedserieus het klaslokaal rond van de Universiteit van Ferrara: ‘Terwijl je leeft, terwijl je schrijft, weet je niet wat je doet. Als je geluk hebt, blijkt je leven achteraf zin te hebben gehad. Blijk je de ooievaar te hebben gelopen. Dat is het grootste geluk dat je kan overkomen.’

Wat Starnone ook op een bepaald moment tijdens de cursus zei was dit: ‘Het eerste wat je moet doen als schrijver is de ongelovigheid opschorten. Italo Svevo zei: “De eerste die mijn verhaal moet geloven ben ik, die het schrijft. Ik moet het schrijven alsof het echt gebeurd is.” Want dat is de eerste klif waar een schrijver overheen moet: ik schrijf de waarheid, ik schrijf wat echt is gebeurd en ik geloof het zelf. En níet door het verfoeide trucje van vandaag, schrijven vanuit het Ik. Het ik-geschrijf is niet hetzelfde als een waar verhaal schrijven, onthoud dat.’

Die bijzondere term, sospensione dell’incredulità, ‘opschorting van de ongelovigheid’, is ook in Frantumaglia terug te vinden, om precies te zijn als hoofdstuk 15. In 2002 vraagt Edizioni e/o al zijn auteurs om iets te schrijven over het mastodontische belangenconflict van miljardair Silvio Berlusconi, die op dat moment in zijn tweede termijn als premier zit (2001-2006). Elena Ferrante voldoet grommend aan het verzoek, ze heeft er geen zin in, Berlusconi is een woord waar ze onpasselijk van wordt, maar goed, ze doet het. En komt dan tot de analyse dat het sprookje dat Berlusconi zijn kiezers voorhoudt draait om het ‘opschorten van de ongelovigheid’. Omdat hij er zélf in gelooft, kan hij alle leugens zo glashard vertellen dat ze waarheid worden en dat het Italiaanse volk erin gelooft.

Domenico Starnone is zelf ook een grootmeester in het opschorten van de ongelovigheid. Tijdens de cursus kon een aantal cursisten de verleiding niet weerstaan. ‘U bent toch Elena Ferrante? Zeg het nou!’ Hij keek ze aan met een sardonische grijns. Antwoord gaf hij niet. Maar hij leek ook niet kwaad.

Op de tweede ochtend van de cursus was ik al vroeg op, om op het prachtige plein bij de kathedraal van Ferrara in alle rust een cappuccino te genieten. Mijn oog viel op Domenico Starnone, die in de verte, naast de kathedraal, hevig stond in te praten op iemand. In zijn enthousiasme had hij haar bij de arm gegrepen. Ik herkende haar ook. Ann Goldstein, de veel geprezen Amerikaanse vertaalster van Elena Ferrante, en bij gebrek aan een echte Ferrante ook vaak haar body-double in de vele openbare debatten die zich rond de Amerikaanse hype #Ferrantefever afspelen. Veel Amerikaanse Ferrante-fans zien haar als de schrijfster, omdat ze nu eenmaal degene is die het dichtst bij het mysterie kan komen.

Ann Goldstein is de vertaalster van de schrijfster Elena Ferrante, niet van de schrijver Domenico Starnone, van wie nu pas de eerste boeken in Amerika op de markt komen. Starnone wordt in het Amerikaans vertaald door de schrijfster Jhumpa Lahiri, Pulitzerprijs 2000. Op papier zouden Domenico Starnone en Ann Goldstein elkaar dus niet moeten kennen, maar hun lichaamstaal in de gouden herfstzon van de vroege ochtend in Ferrara sprak boekdelen.