
De parlementaire enquêtecommissie-Groningen oordeelt vernietigend over Mark Rutte. De primus inter pares van opeenvolgende kabinetten heeft ‘de ernst en de urgentie van de problematiek lange tijd zwaar onderschat’. Nou laat de premier zich er graag op voorstaan dat hij minister is van Algemene Zaken en niet van Alle Zaken, maar met dat verweer laat de enquêtecommissie hem niet wegkomen. Juist cruciale besluiten rond Groningen vonden plaats in de ministerraad, waar Rutte al die jaren aan het hoofd van de tafel zat. ‘Hij heeft op geen enkel moment ingegrepen’, aldus Tom van der Lee, die de enquêtecommissie leidde.
Onder dat zware politieke oordeel ligt een fundamentelere systeemanalyse. Niet alleen Rutte en zijn ministers krijgen ervan langs, ook ambtenaren worden ongekend hard bekritiseerd. Zij wezen niet op alternatieve oplossingen, hielden cruciale documenten achter en schoven bij overleggen aan als waren ze bewindspersonen. ‘Doelbewust’ brachten zij ‘verschillende lijnen niet bij elkaar’, aldus het rapport. ‘De commissie vindt dat zij daarmee verzaakt hebben hun publieke taak goed uit te voeren.’
Ambtenaren worden traditioneel verscheurd door twee loyaliteiten. Enerzijds is er de plicht om de samenleving zo goed mogelijk te dienen. Anderzijds is er ‘de bewindspersoon’ die je uit de wind dient te houden. Vaak botsen die belangen, maar zelden zo hard als in de recente politieke geschiedenis. Dit was een probleem bij de toeslagenaffaire – waar de ambtelijke Belastingdienst-top een memo wegmoffelde van een jurist die vroegtijdig waarschuwde – en het blijkt in Groningen wéér een probleem.
De Groene deed in samenwerking met Investico en de Utrecht Data School onderzoek naar wie er voor de overheid werken. Wie vormen dat onzichtbare leger van ambtenaren achter maarschalk Rutte en zijn 28 generaals? Wat vindt onze overheid belangrijk? Welke eisen stelt ze aan de ambtenarij? Om daar achter te komen analyseerden wij 130.000 overheidsvacatures van ministeries en uitvoeringsorganisaties die sinds 2015 hebben uitgestaan. De trends daarin zijn zorgwekkend. Er wordt nauwelijks meer geworven op specialistische vakkennis. In plaats daarvan wordt er steeds driftiger gezocht naar generalistische alleskunners die vooral ‘politiek-sensitief’ moeten zijn. Ze beschikken bij voorkeur over ‘politieke antennes’ of snappen het ‘politieke spel’. Op het ministerie van Economische Zaken en Klimaat – daar waar het Groningen-dossier onder valt – is dit een eis in maar liefst 63 procent van alle beleidsvacatures.
Sinds de belofte van een nieuwe bestuurscultuur is daar nauwelijks iets in veranderd. Van ambtenaren wordt onverminderd verlangd dat ze primair loyaal zijn aan hun politieke baas, of daar in ieder geval ‘sensitief’ voor zijn. Juist vanuit de ambtenarij klinkt daarop steeds luider kritiek. De afgelopen maanden waarschuwden ze vanaf tal van podia. De rode draad in hun betogen is dat ze terug willen naar een klassieke scheiding tussen politicus en ambtenaar. De eerste gaat over botsende waarden en maakt ideologische keuzes. De tweede gaat over feiten en adviseert politici gemotiveerd vanuit het algemeen belang. Daar hoort ook bij, zo schrijven Van der Lee en zijn commissieleden in hun Groningen-rapport, het bewaken van het publieke belang als de politiek dat niet langer doet. In Groningen is dat faliekant misgegaan. Rijksambtenaren hadden de neiging om ‘sectorbelangen van het eigen beleidsdepartement te behartigen en waar mogelijk de minister “uit de wind te houden”’.
De onderzoekscommissie wijst op het opmerkelijke onevenwicht in de huidige ambtseed: daarin zweren of beloven ambtenaren dat ze plichtsgetrouw hun taken zullen uitvoeren, maar er is niets expliciet opgenomen over het dienen van het publieke belang. De binnenlandminister is al bezig met vernieuwing van die eed. Wellicht kan ze meteen ‘politieke sensitiviteit’ uit vacatureteksten schrappen.