Ik was mijn leven aan het overdenken, want ik zat bij de dokter. De folder ‘veilig op reis’ had ik al drie keer uit. Ik keek welke boeken hij in de kast had staan. Veel met vliegtuigen. Ik zag deze dokter voor het eerst, er was verder niemand in het land die nog tijd had om mij een vaccinatie tegen de gele koorts toe te dienen. Ik was eigenlijk toch al te laat. Living dangerously zou je kunnen zeggen, maar bij mij was het meer een kwestie van living lazy. In combinatie met een potje verdringing. Hè, was het al zo ver, ging ik echt al bijna op reis?

De regen kletterde op het dak, een angstaanjagend geluid zo op het zink, of misschien was het golfplaat. Praktijk aan huis, ik vind het een moeilijk concept. Meer iets voor schoonheidsspecialistes dan voor artsen die vaccinaties in hun koelkast bewaren.

Ik heb een mooi leven gehad, dacht ik.

De avond ervoor had ik naar een documentaire over Janis Joplin zitten kijken. Nooit helemaal mijn ster geweest, maar in retrospectief ziet alles er anders uit. Aantrekkelijker. Tragischer. All you need is a sweet lovin’ momma bear, schreeuwde ze. Maar wat als je zelf die momma bear bent? Wie kun je dan aanroepen?

‘Er is een klein probleempje’, zei de arts. Dat had hij me ook al door de telefoon gezegd.

Artsen met een klein probleempje, ik weet het niet. In theorie juich ik het toe dat studenten medicijnen anti-autoritair worden opgeleid, maar dan wel ook echt in theorie. Ik hoef niet samen met mijn arts naar een beeldscherm te turen. Alles onder het mom: uw geneesheer, of -dame, is ook maar een mens.

Ik wil niet dat mijn dokter een mens is.

Hij draaide het scherm van zijn computer naar me toe, zodat we samen naar de kaart van het land van mijn bestemming konden turen. Met geel, rood en wit waren de verschillende gebieden gekleurd, al naar gelang het risico van ziektes. Ik wees aan waar ik zoal heen zou gaan, in mijn lichte kleding, met lange mouwen, hoge sokken, aansluitende broekspijpen. Van top tot teen ingesmeerd, eerst met zonnebrand en dan met een speciaal muggenspul dat absoluut niet in mijn ogen mocht komen. Of in mijn mond.

Ik wil niet dat mijn dokter een mens is

Wat zou er gebeurd zijn met de kleren van Janis Joplin? Die gouden broek met de wijde pijpen? Haar uitzinnige bontmuts, zonnebril met ronde paarse glazen? Lieve mama, schreef ze vanuit Los Angeles aan haar moeder in dat hell hole in Texas waar ze vandaan kwam, ik heb eindelijk zielsverwanten gevonden. Op de foto zien we eruit alsof we verkleed zijn, maar zo ziet iedereen er in het echt uit. Ik sta helemaal achteraan, rechts.

Er was sprake van een epidemie, zei hij. Ook in de gebieden waar ik naartoe zou gaan. Maar dat was niet het probleempje. Net deze week slikte ik een medicijn, tegen een ander virus. De vraag was nu of vaccinatie en medicijn elkaar niet in de weg zouden zitten. ‘Weet je wat’, sprak hij. ‘Ik raadpleeg de producent van dat medicijn.’ En hij pakte de telefoon.

Artsen die hardop nadenken, I don’t know man. Momma bear waar ben je. (Ik ben hier jongens! Ik wil niet bij jullie weg. Nog niet. Maar ik zit tegenover een dokter met een autoriteitsprobleem en een aanbouw. Die nu getallen op een papiertje schrijft.)

I’ll tell you what you need baby

When you got those strange thoughts in your head

Werking en incubatietijd, daarop sloegen die getallen op het papiertje dat hij naar me toe schoof. Harde getallen, maar hij wist ze boterzacht te brengen. Het zou kunnen zijn dat… maar het zou ook kunnen dat… Twee reebruine ogen keken me aan: aan u de keus.

Ik wil die keuze niet. Op een páár gebieden mag de terreur van de wijsheid gelden. Leven en dood. Literatuur. Als dit een nummer van Janis Joplin was, kon ik gaan schreeuwen en mezelf op de grond laten vallen. Maar ik ben Janis Joplin niet.

De arts klikte op het scherm mijn personalia te voorschijn, las hardop mijn geboortedatum. Plotseling leek het hem te dagen. Opgelucht keek hij me aan: ‘U bent schorpioen.’

Ik verzin dit niet, zou Sylvia Witteman schrijven. Maar ik ben Sylvia Witteman niet. Ik ben Marja Pruis en ik moet het helemaal zelf uitzoeken.