Toen ik het huis verliet waar ik de afgelopen jaren had gewoond, om mij bij mijn geliefde te voegen in de Randstad – zij kon in het noorden geen werk vinden –, was ik tegelijkertijd opgetogen en weemoedig. Opgetogen omdat een weekendrelatie eindigde en samenwonen begon, weemoedig omdat ik mijn natuurlijke habitat achterliet.
Van jongs af aan verlangde ik naar het platteland. Opgegroeid in Assen, waar bos en veld altijd dichtbij waren, bracht ik mijn vrije uren door op de Balloërheide en in de grote boswachterijen. Mijn beeld van het leven dat ik zou leiden was duidelijk. Ik zou ‘buitenaf’ gaan wonen, liefst in een bos.
Het liep anders. In het kielzog van mijn eerste relatie belandde ik in Rotterdam. Daar aangekomen schreef ik een brief aan mijn ouders om te vertellen over de wereld waarin ik verzeild was geraakt, waar je niet kon ruiken dat de herfst eraan kwam, waar mensen enorme honden op vierhoog hielden, waar het stadse groen bestond uit armetierige struiken die zichzelf in leven probeerden te houden te midden van zwerfvuil, waar men elkaar op straat niet groette. Ik was geen stadsmens en het zag er niet naar uit dat ik dat ooit zou worden.
Bijna dertig jaar bracht ik door in Rotterdam, maar elke keer als ik naar het noorden reisde om familie en vrienden te bezoeken, sprong mijn hart op in de buurt van Zwolle, als het landschap zich opende, heide en bos zich aandienden en de bebouwing zich terug had getrokken. Maar mijn voorstelling van het platteland was niet van romantische aard. Ik kende het, ik had er gewerkt, gezworven en met mensen gepraat. Ik kende de voordelen en was me ook zeer bewust van de tekortkomingen: het gebrek aan rijk gesorteerde boekhandels, theaters die te klein en te arm waren om de voorstellingen te brengen die in de Randstad stof deden opwaaien, de toen nog twee bioscopen in mijn woonplaats die vooral Tiroler films en spaghettiwesterns draaiden.
Het lag voor de hand dat ik ooit terug zou keren en toen dat eindelijk gebeurde, kwam ik terecht in De Wolden, een agglomeraat van vijftien dorpen en 48 buurtschappen met even rustieke als evocatieve namen: Paardelanden, Weerwille, Haalweide, Bloemberg en Engeland.
Er wonen bijna 25.000 mensen in een gebied dat door en door agrarisch is, met langwerpige stroken akker- en weideland, afgewisseld door bos en bebouwing en een levensritme dat nog sterk wordt bepaald door de seizoenen: de betrekkelijke rust als in de winter de akkers kaal zijn en in de zomer als het gewas hoog staat, de drukte in de lente en de herfst als er geploegd, gezaaid, bemest, gespoten en geoogst wordt.
Ik woonde net buiten De Wijk in een oud landhuis dat ooit was gesplitst in vier appartementen. Vanuit mijn werkkamer keek ik uit op eiken en kastanjes en de gracht die de structuur onthulde van het klooster dat hier in de Middeleeuwen stond. Iets verderop zag ik de Reest, de beek die de grens vormt met Overijssel, een niet gekanaliseerde waterloop die zomers laag staat en in de herfst en winter soms de madelanden overstroomt.
Het was niet het gebied van mijn jeugd, dat lag noordelijker, maar ik kwam er desondanks thuis. Ik genoot ervan dat ik na een paar weken een bekend gezicht was bij de drogist, de kaasboer en de supermarkt, dat voorbijgangers groetten zoals ik het van vroeger kende en dat het leven er trager was. Ik zag het landschap met de seizoenen veranderen, ik rook de geuren, ik keek naar de ooievaars die hun nesten bijwerkten en elkaar klepperend riepen, schrok van de jonge reeën die bij mijn nadering opsprongen uit het lange gras en tuurde naar de roofvogels die boven de velden cirkelden in afwachting van prooi die zich toonde.
Dat in De Wolden 45 procent van de stemmen naar de bbb ging was geen verrassing. Gemeentebelangen had al negen van de negentien zetels en het lag voor de hand dat die bij de Statenverkiezingen naar de bbb zouden gaan.
Beide partijen staan ruwweg voor hetzelfde. Niet uit ideologische overwegingen, maar omdat de regiopolitiek noodgedwongen steeds over hetzelfde gaat: openbaar vervoer (dat er nauwelijks is), openbare voorzieningen (weinig en vaak ver weg), plattelandscriminaliteit (in de vorm van drugslabs), natuurbehoud en een gezonde agrarische sector. Gemeentebelangen is in dat soort gebieden de politieke expressie van noaberschap, een vorm van onderlinge hulp waar en wanneer dat nodig is. Het noaberschap is nooit uitgestorven, omdat de landelijke overheid zich in de buitengebieden nauwelijks laat gelden, behalve als het om stikstof gaat. Het is aan burgerinitiatieven om zaken van gemeenschappelijk belang enigszins overeind te houden.
De winst van de bbb bracht een schok teweeg die alleen in de Randstad en dan vooral in politiek Den Haag wordt gevoeld. In de provincie werd er niet van opgekeken. Net zoals er niet veel zullen zijn die iets nieuws lezen in het recente adviesrapport over de kwetsbaarheid van de regio’s van de Raad voor de leefomgeving en infrastructuur, de Raad voor het Openbaar Bestuur en de Raad voor Volksgezondheid en Samenleving. Wie daar woont weet al jarenlang, decennialang, dat de basisscholen verdwijnen, de huisartsenposten vertrekken, winkels sluiten, ziekenhuizen steeds verder weg komen te liggen en bushaltes worden opgeheven.
Omdat ‘Den Haag’ het liet gebeuren, hebben ze het zelf met kunst-en-vliegwerk geprobeerd op te lossen met buurtbussen, winkels en cafés die collectief worden beheerd en culturele projecten die voor een appel en een ei door de bewoners worden gefinancierd. Als het neoliberalisme ergens wonden heeft geslagen, dan daar waar niet is geïnvesteerd omdat er toch geen toekomst was. Of, wat het rapport zegt: investeringen ‘maken krachtiger wat al krachtig is. Dat is een bewuste keuze van de rijksoverheid.’
Een bewuste keuze. Om gebieden buiten de Randstad te vergeten, met als resultaat dat de levensverwachting in sommige regio’s zeven jaar lager ligt, het inkomen achterblijft bij de rest van Nederland en iedereen die meer ambitie heeft dan het mbo moet verhuizen, waardoor er zich ook nog eens een stille braindrain voltrekt.
Soms denk ik wel eens dat de provincie er eigenlijk alleen toe doet als er gewandeld en gefietst kan worden, als een soort uitlaatgebied voor de bewoners van de Randstad. Die komen dan langs een maisveld of een perceel met raaigras en beklagen zich over de uniforme akkerbouw. Ze fietsen of wandelen door bos en veld en zien onverschillige boeren die stikstof produceren, beesten volspuiten met antibiotica en geen oog hebben voor dierenwelzijn. Waarom kan de provincie niet een soort openluchtmuseum zijn waar de boer nog met het paard ploegt, pet op het hoofd en klompen aan zijn voeten?
Ja, ik overdrijf. Een beetje. Maar dan lees ik een stuk in de NRC van 17 maart waarin ‘de stad’ reageert op de winst van de bbb: ‘Soms gaat het te snel voor het platteland, denk ik. In de stad zijn we ons er vaak als eerste van bewust wat belangrijk is in de wereld.’ De van de straat geplukte geïnterviewde denkt ineens aan carpaccio. ‘Dat had je een tijd terug ineens overal in de stad. Pas later kwam het ook in de provincie.’
Van die dingen dus.
Of dit. Marcel Boogers, hoogleraar innovatie en regionaal bestuur aan de Universiteit Twente. ‘Ik zie bij de bbb geen duidelijk politiek programma, behalve dat ze tegen de stikstofmaatregelen zijn. (…) Het is maar de vraag of mensen in de steden er veel last van gaan krijgen.’ Geen paniek, want hoger opgeleide kiezers in de stad hebben ‘nog steeds genoeg middelen en invloed om hun belangen onder de aandacht te brengen’. Zoals ze altijd hebben gehad en sinds decennia steeds meer, want het aantal parlementariërs dat binding heeft met de provincie neemt alleen maar af; 69 procent van de nieuwe Kamerleden komt uit Zuid-Holland, Noord-Holland of Utrecht. In de oude samenstelling was dit nog 58 procent (bron: parlement.com).
Ik heb het verkiezingsprogramma van de bbb Drenthe er even bijgepakt en lees dat de partij staat voor gezonde bodem, gezonde planten, gezonde dieren, gezonde boeren, gezonde burgers, gezonde economie, gezonde kunst en cultuur, gezonde maatschappij, gezonde regio’s. Simpele propagandataal, maar zo’n lijstje kun je bij elke partij aantreffen die niet wordt beheerst door thema’s als migratie, omvolking en weet ik veel wat voor een cryptofascistische onzin. Geen programma?
Ik heb geen BBB gestemd. Ik geloof niet in hun versimpeling van het stikstofprobleem. Uiteindelijk bepaalt de EU wat hier moet gebeuren en daar kan niemand iets aan doen. Ook de bbb moet leven met regels die het nationaal belang overschrijden en dat kan nog spannende situaties opleveren. Maar de bbb bestaat niet alleen vanwege, en heeft haar verkiezingswinst niet uitsluitend te danken aan, de stikstofproblematiek. Wie haar succes op die manier verklaart, ziet de olifant in de kamer niet. Ik denk dat heel veel kiezers in de regio’s op de partij van Caroline van der Plas stemden omdat ze er genoeg van hebben om ‘bewust’ veronachtzaamd te worden.
Het aardbevingsgebied in Groningen is misschien wel de langzaam smeulende lont in het kruitvat geweest. Hoe er met Groningen is omgesprongen is een tot in het absurde uitvergrote metafoor voor die veronachtzaming. Dat je mensen tientallen jaren in instortende huizen laat zitten en elke oplossing laat vastlopen in een onwillige, impotente en wantrouwige bureaucratie heeft bewoners van minder gevaarlijke gebieden in de regio de ogen geopend en het idee bevestigd dat ‘ze’ er niet voor ‘ons’ zijn als het erop aankomt.
De Betuwelijn, die de begroting alleen maar meer en meer overschreed, werd aangelegd, net als hogesnelheidslijnen voor de Randstad. Maar die naar Groningen kwam er niet. Het plan voor de spreiding van rijksdiensten is langzaam leeggelopen, zodat er nauwelijks nog banen in de regio’s zijn overgebleven. Schiphol mag een Europese hub blijven, terwijl de boeren al dan niet verplicht worden uitgekocht op plekken waar ze soms al zaaiden, maaiden en vee hielden voor het naastgelegen natuurgebied dat predikaat kreeg. Tata Steel mag ondertussen doorgaan met rotzooi uitstoten en zichzelf controleren.
Uit de regio werd veel gehaald en er werd weinig gebracht. De negentiende-eeuwse verveningen, die de brandstof leverden voor de kachels in het westen, waren meestal in handen van westerlingen. Tegelijkertijd dumpte het westen zijn sociaal ongewensten weer in plaatsen als Veenhuizen en Frederiksoord.
Het was een fout van de landelijke overheid om de stikstofproblemen allereerst bij de boeren neer te leggen en niet een Deltaplan te ontwikkelen waarin alle sectoren van bedrijvigheid worden aangepakt. Ik wil niet zeggen dat de boeren dan op hun rug waren gaan liggen en alle weerstand zouden hebben opgegeven, maar er was vast meer begrip geweest.
In 2011 schreef ik voor de NRC een essay over de achterstelling van de regio’s, de doodgebloede spreiding van overheidsdiensten, het verdwijnen van voorzieningen en de afnemende invloed van de provincie in de landelijke politiek. Er is sindsdien niets veranderd.