Over de beroemde Charge of the Light Brigadebij de slag om Balaclava tijdens de Krimoorlog (de vorige, 1853-1856), waarbij een Brits cavalerieregiment orders verkeerd had begrepen en van grote afstand heroïsch en kansloos frontaal de Russische kanonnen bestormde, merkte een Franse observator op: ‘C’est magnifique, mais ce n’est pas la guerre, c’est de la folie.’

Meer dan honderd jaar later maakte de zevende markies van Anglesey, in zijn standaardwerk over de geschiedenis van de Engelse cavalerie, een vergelijking tussen de slag bij Balaclava en de slag bij Omdurman, Soedan, in september 1898: ‘Eens te meer is het meest futiele gedeelte van de veldslag het meest weldadig geprezen.’ De markies deed in History of the British Cavalry (1982) zijn beklag over het feit dat de slag bij Omdurman slechts werd onthouden omdat het de laatste betekenisvolle cavaleriecharge uit de Britse geschiedenis was. De jonge Winston Churchill zag het gebeuren en vond het een spektakelstuk. Zoals de Light Brigade de verbeelding van de vroege Victorianen had gevangen en van de officieren beroemdheden had gemaakt, zo kregen de late Victorianen geen genoeg van het optreden van de 21th Lancers. Churchills boek over de slag, The River War, was een instant bestseller. Maar liefst drie Victoria Crosses werden aan het regiment uitgereikt, de hoogste onderscheiding voor moed.

Dit was net zo goed de la folie, schreef de markies. De slag bij Omdurman zou enkel de geschiedenis in moeten gaan als de entree van de maxim gun, het eerste succesvolle machinegeweer. Tegenover 47 Britten sneuvelden tienduizend Soedanezen, niet door de charge, maar doordat de Soedanezen, met vurig vertrouwen in de onoverwinnelijkheid van de mahdi voor wie ze streden, recht op de Britse linies af stormden waar de machinegeweren klaar stonden. Bij de cavaleriecharge werden slechts 23 Soedanezen gedood – en verloren de Britten 119 paarden. Klein bier, van weinig strategische betekenis.

En toch is het moeilijk om een oorlogsschilderij uit die periode te vinden waarop geen paard is afgebeeld. Het Imperial War Museum in Londen en het Musée de l’Armée in Parijs hangen vol werk waarop paarden te zien zijn. Dat tijdens de Amerikaanse burgeroorlog onder de beroemde zuidelijke cavalerieofficier Nathan Bedford Forrest 29 paarden vandaan waren geschoten, werd gezien als een ultiem teken van heroïsme in het gevecht.

Ooit was het paard de maat van macht, schreef de historicus Eric Hobsbawm. Macht om mensen en objecten te verplaatsen, macht omdat alleen de rijken paarden konden bezitten. Maar daarmee gaat een materialist en marxist als Hobsbawm aan het emotionele appeal van een paard voorbij. Je hoeft geen traktaat te lezen over de vervlochten geschiedenis van mens paard, over hoe nodig het paard was bij de opbouw van de beschaving, om te weten dat een paard een edel dier is, benen heeft, geen poten, een hoofd heeft, geen kop. Zie een paard galopperen en je kunt er geen dier mee vergelijken. Kijk een paard aan en er lijkt meer diepgang achter die schichtige, onrustige ogen te zitten dan achter de ogen van de eerste de beste koe. Het is niet voor niets dat Picasso in zijn beroemde Guernica een stervend paard centraal zette, zijn hoofd achterover geworpen, zijn tanden ontbloot, schreeuwend naar de hemel.

Het rationele besef dat het paard aan het front geen rol meer speelde, had meerdere decennia nodig om te bezinken. Aan het begin van Warhorse, het spektakeltoneelstuk dat tijdens het Holland Festival voor het eerst in Nederland te zien zal zijn, is dat besef nog niet ingedaald. Het is het verhaal van Albert, de zoon van een dronkenlap in een boerendorpje, die een veulen koopt voor veel te veel geld. Albert traint het paard, dat hij Joey noemt, verzorgt het en beschermt het tegen zijn vader die het verschillende keren wil verkopen. Totdat de Eerste Wereldoorlog uitbreekt, en vader het dan toch verkoopt aan een officier van het Britse leger. De luitenant troost Albert: als de Duitsers ons aan zien komen rijden op zulke geweldige paarden, dan gooien ze hun wapens neer en vluchten ze met de staart tussen de benen terug naar Berlijn! Het spreekt bijna voor zich dat de luitenant bij de eerste de beste charge van zijn paard wordt geschoten.

Twee mannen staan in het paard en bewegen de benen, een ander loopt ernaast en beweegt het hoofd

Dat Warhorse naar Nederland komt was een tijd terug groot nieuws. Joop van den Ende schoof aan bij De wereld draait door en had het paard meegenomen, een verschijning zoals nooit eerder te zien was. Het toneelstuk van Nick Stafford, gebaseerd op de roman van Michael Morpurgo, was een van de indrukwekkendste dingen die hij ooit had gezien. Allereerst zat dat ’m in het paard. Joey (en de andere paarden) is een lappendeken van stukken leer over een ijzeren frame. Het ziet eruit als een modern kunstwerk. Twee mannen staan in het paard en bewegen de benen, een ander loopt ernaast en beweegt het hoofd. En toch vergeet je dat na drie minuten: het is geen echt paard, en toch is het een echt paard. De bewegingen, de geluiden, het neurotisch flapperen van een oor, het geprikkelde snuiven – de hele lichaamsmimiek van een paard is perfect getroffen en blijft de hele voorstelling de grootste eyecatcher.

Er zijn verder voldoende andere zaken die je eye catchen. De makers en de bestuurders van de Puppet Handspring Company weten steeds nieuwe dingen te bedenken. Wanneer het verhaal een sprong in de tijd maakt en Joey van veulen in hengst verandert, laten de puppeteers in één keer het paard uit elkaar vallen, terwijl vanuit het duister een nieuw, groter paard erover heen springt. Wanneer de luitenant van Joey’s rug af wordt geschoten, wordt alles donker. Er schijnt alleen een spotje op de luitenant, die door mannen in het zwart (zodat je ze amper ziet) van Joey’s rug af wordt getild, door de lucht, ver naar achteren – alsof hij direct naar de hemel zweeft.

In de lijn van de musical Soldaat van Oranje is Warhorse een toneelstuk dat niet het verhaal of de tekst gebruikt om de bezoeker een gevoel mee te geven, maar vooral het decor en de techniek. Dat gaat verder dan het paard: het decor draait en beweegt. Het zijn handige vindingen: midden in een schreeuwerige scène bevriezen de acteurs op het toneel, ze houden hun houding vast terwijl het podium draait, alsof de tijd stilstaat.

In het Royal National Theatre in Londen zat naast me een man met zijn twee zoontjes. Het was vrijdagavond, de man zag eruit alsof hij de hele week hard had gewerkt. Vooraf kochten de Londense theatergangers winegums en M’s, tijdens de voorstelling hoorde je zakken snoep ritselen. ‘Weet je nog dat we in België al die witte kruisen hebben gezien?’ vroeg de man aan zijn kinderen. ‘Daar gaat dit toneelstuk over’ – en met een vriendelijke blik naar mij – ‘maar dan op een meer eufemistische manier verteld.’ Toen het stuk was afgelopen, was de man een paar keer ingedut en weer wakker geschrokken, terwijl zijn zoontjes al die tijd op het puntje van hun stoel hadden gezeten, grote ogen, mond open. Ik was tegen die tijd vooral weeïg misselijk, omdat ik een hele zak Mars Planets had gegeten – maar ik kon me inleven in mijn buurman.

Natuurlijk is dit nauwelijks een steekproef, maar op mij kwam het over alsof Warhorse ook daadwerkelijk eerder op die kinderen is gericht dan op de volwassenen. De vertelling heeft al iets van een kinderboek, over een geniaal paard dat alles aanvoelt, telkens hindernissen overwint, en hondstrouw is aan zijn oorspronkelijke baasje. Daar komt bij dat dat baasje een puber is, en ook dusdanig acteert – veel schreeuwen, veel demonstratief drentelen, veel stampvoeten. In het Nederlands zal Albert worden gespeeld door Kay Greidanus; ongezien durf je te wedden dat hij de rol subtieler zal spelen, want dat kan nu eenmaal niet anders.

Warhorse is dus niet honderd jaar na het uitbreken ervan een bezinning op de Grote Oorlog. Het ideaal van het nobele paard, waarvoor de vijand op de vlucht slaat, houdt dan wel geen stand, alle andere idealen doen dat wel. Kameraadschap, heroïek en het idee dat het paard een betere versie van onszelf is, moedig en loyaal. Joey heeft het in vergelijking goed voor elkaar: in de winter na de Charge of the Light Brigade kwamen de Britse voedselvoorraden niet door, en de winters op de Krim zijn extra koud als je honger hebt.


Warhorse is van 30 mei t/m 28 september te zien in Koninklijk Theater Carré, Amsterdam. Daarna onder meer in Rotterdam, Breda en Groningen. warhorse.nl