
Alleen al zijn lef om het als outsider op te nemen tegen Europa’s langstzittende en meest omstreden regeringsleider maakt hem tot een exotische figuur. En er is meer. Om te beginnen zijn dubbele achternaam met het in Hongarije ongebruikelijke verbindingsstreepje. En dan de naam van de provinciestad waarvan hij burgemeester is: Hódmezövásárhely. Zelfs voor Hongaren een tongbreker.
De 49-jarige econoom Péter Márki-Zay oogt als een klassieke filmacteur. Gestoken in strakke, donkere pakken. Een zwoele, bassende stem. Maar in plaats van zijn looks uit te venten in populaire talkshows profileert hij zich als brave familieman. Met zijn vrouw en zeven kinderen schuift hij elke zondag aan op de voorste kerkbank in zijn stad.
Is hij wel écht? vragen veel Hongaren zich af.
Sinds oktober 2021 is Márki-Zay in de race voor het premierschap van Hongarije waar in april verkiezingen zijn. Een politicus die op het eerste gezicht ‘deugt’? Het wekt wantrouwen in een land dat sinds de wende in 1989 gewend raakte aan een verziekte politieke cultuur van polarisatie, veroorzaakt door het uitblijven van een afrekening met het communistische verleden. Oud-communisten werden socialisten en mengden hun macht met manipulatie, corruptie en nepotisme. Die gifbeker is inmiddels in handen van ‘rechts’, het kamp van voormalige anticommunisten die zich ontpopten tot ‘illiberale’ nationalisten.
De afgelopen twaalf jaar onder premier Viktor Orbán, zelfverklaard uitvinder van dat illiberalisme, hebben aan het wantrouwen een gevoel van moedeloosheid toegevoegd onder – vooral – de grootstedelijke Hongaren.
Al die tijd klinkt dezelfde klaagzang in de koffiehuizen van Boedapest over Orbán die zijn verkiezingswinsten telkens binnenhaalt op het laaggeschoolde platteland. ‘Daar strooit hij met geld’, ‘wij zijn kennelijk gedoemd om te leven onder zijn autocratie’, ‘oppositievoeren is in dit land kansloos’. Maar nu is daar plots de politieke exoot uit Hódmezövásárhely.
In een poging om op 3 april aanstaande Orbán te verslaan, sloegen zes oppositiepartijen – van ultranationalisten en socialisten tot liberalen en groenen – de handen ineen en hielden voorverkiezingen voor een gezamenlijk boegbeeld. Die primaries, een primeur in de Hongaarse politiek, werden verrassend gewonnen door de partijloze nieuwkomer Márki-Zay.
Met in zijn kielzog een cameraploeg van Reuters daalt Márki-Zay in die eerste dagen na de primaries de trappen af van zijn stadhuis. Voor een stad met amper 45.000 inwoners oogt het kolossale gebouw als een waterhoofd. ‘Maar in het Groot-Hongarije van vóór de Eerste Wereldoorlog was Hódmezövásárhely de vierde stad van Hongarije’, zegt hij trots.
Sinds het vredesverdrag van Trianon uit 1920, waarbij de Europese grootmachten nieuwe grenzen trokken en Hongarije als ‘medeschuldige’ aan de oorlog ruim twee derde van zijn grondgebied moest afstaan, ligt Hódmezövásárhely in de periferie van een gekrompen land; de grenzen met Servië en Roemenië zijn niet ver weg.
Lange tijd bekommerde niemand in Boedapest zich nog om wat er zich in het stadje afspeelde. Tót de gemeenteraadsverkiezingen van 2018. De onbekende Márki-Zay deed wat iedereen in Hongarije voor onmogelijk hield: hij smeedde de onderling sterk verdeelde oppositiepartijen tot één blok en wist daarmee de burgemeester namens Fidesz, de partij van Orbán, uit het zadel te wippen. ‘Toen al stonden alle Hongaarse journalisten op mijn stoep’, zegt Márki-Zay. Nu, vier jaar later, komen ook internationale media kijken. Voor het eerst in twaalf jaar heeft Orbán, die uitgroeide tot de kwelgeest van de Europese Unie, een serieuze uitdager. ‘De verwachtingen zijn hooggespannen. Men hoopt dat ik het lokale kunstje uit 2018 in april ga herhalen op nationaal niveau.’
Als hij in de namiddag interviews met Reuters en de krant Die Zeit heeft afgewerkt slaat hij de met wit leer geïsoleerde deur van zijn werkkamer achter zich dicht en zakt met een zucht weg in een roodpluchen fauteuil. De avond ervoor is hij nog door cnn geïnterviewd. ‘Het zijn uitputtende dagen.’
Márki-Zay, opgegroeid in een conservatief en religieus gezin, studeerde economie en filosofie en vertrok in 2004 met zijn vrouw Felícia en hun eerste vijf kinderen naar Canada. Hij werkte er voor een internationaal telecombedrijf als huis-aan-huisverkoper. Een paar jaar later zond het bedrijf hem uit naar de Verenigde Staten.
In 2009 keerde het echtpaar met hun inmiddels zeven kinderen terug naar de Hongaarse provincie waar Márki-Zay werkte voor de Hongaarse vestiging van de Franse elektrotechnische multinational Legrand. Met zijn charme, talenkennis en – vooral – ápolitieke achtergrond werd hij in Hódmezövásárhely op handen gedragen toen hij zich als burgemeesterskandidaat meldde.
Bij de aankomende parlementsverkiezingen hoopt hij met dezelfde boodschap te winnen: ‘Ik wil een einde maken aan Fidesz’ rechteloze, corrupte eenpartijstaat.’ En het belooft een keiharde strijd te worden, zegt Márki-Zay. ‘Ik ben de stoorzender in Fidesz’ systeem van geld rondpompen binnen hun gelederen. Waar hun miljarden vandaan komen? From you guys: de EU-belastingbetalers.’
Al ruim een jaar blokkeert de Europese Commissie de uitbetaling van ruim zeven miljard euro uit het Europese coronaherstelfonds aan Hongarije, vanwege zorgen over de rechtmatige besteding ervan. Brussel vindt dat de regering-Orbán eerst de fraude met EU-subsidies in eigen land moet aanpakken. Die laatste botsing komt boven op de alsmaar hogere stapel conflicten tussen Brussel en Boedapest: volgens de Commissie maakte Viktor Orbán de afgelopen jaren onafhankelijke media in zijn land het leven zuur, holde hij de rechtsstaat uit, saboteert hij Europese samenwerking in het migratievraagstuk en voerde hij recent nog anti-homowetgeving in.
Orbán op zijn beurt voert openlijke haatcampagnes tegen EU’s topbestuurders en hing zijn land vol demoniserende posters met de afbeelding van filantroop-miljardair George Soros, volgens Orbán de kwade genius achter tal van ‘verderfelijk liberaal beleid dat vanuit Brussel wordt gedicteerd’.
Wij Hongaren laten niet met ons sollen, is Orbáns mantra, die hem in eigen land geen windeieren legt. Het creëren van vijandbeelden is zijn grootste politieke kapitaal. ‘Wij zullen nooit meer een kolonie worden’, is een populaire leuze in pro-Orbán-manifestaties.
De onthullingen over misbruik van EU-geld door Orbáns familie en ondernemende vrienden zijn talloos – op websites van onderzoekscollectieven als Direkt36 en Telex. Veelal met crowdfunding werken ze nauwgezet aan hun dossiers. Maar het effect is miniem. Hun geluid gaat verloren ‘in de kakofonie van Orbáns media’, zegt Márki-Zay. ‘Orbán heeft een geoliede propagandamachine opgetuigd. En wie op Facebook een post van de oppositie liket, loopt de kans om op een zwarte lijst te komen. Jij en je kinderen kunnen een baan bij de overheid dan wel vergeten.’

Het verbaasde Ágnes Urbán niets toen Reporters Without Borders onlangs de positie van Hongarije op de World Press Freedom Index bijstelde: van een 23ste plaats in 2010 zakte het land af naar de huidige 92ste plaats.
‘Ruim tachtig procent van alle mediaopbrengsten in Hongarije vloeit inmiddels in de handen van aan Orbán gelieerde mediaondernemers’, zegt Urbán, docent communicatiewetenschappen aan de Corvinus Universiteit in Boedapest en verbonden aan mediawaakhond Mérték Media Monitor.
Financier van Mértéks recente rapport (december 2021) over de Hongaarse media is de Nederlandse ambassade in Boedapest. Die opmerkelijke steun van Nederland past in de lijn van Mark Rutte, die steeds openlijker botst met Orbán. ‘Waarom verlaat je de EU niet, als je je niet kunt verenigen met de EU-waarden?’ hield Rutte de Hongaar voor tijdens een Europese top in Brussel. Waarop Orbán de vermoorde onschuld speelde: ‘Waarom haat Rutte mij toch zo?’
Urbán is blij met de Nederlandse steun aan Mérték. ‘Onze studie is belangrijk voor elke Europeaan die wil begrijpen hoe onder het toeziend oog van alle EU-instellingen de mediavrijheid in een EU-land wordt ontmanteld.’ Die ontmanteling ging de afgelopen twaalf jaar langs twee sporen, zegt Urbán. ‘Schoksgewijs én sluipenderwijs.’ De publieke omroep werd snel en opzichtig omgebouwd tot een propagandakanaal. Regeringskritische kranten en nieuwssites werden ‘brutaal’ overgenomen of via advertentieboycots richting bankroet geduwd. En ook de oprichting van de regeringsgezinde mediakoepelorganisatie kesma, een verbond van tien eigenaren van in totaal vijfhonderd Hongaarse media-outlets, laat volgens haar niets te raden over.
‘Maar sluipenderwijs gebeurt er ook van alles’, zegt Urbán. ‘Ik noem het de propagandamaskerade waarbij de mediaconsument op het eerste oog niet in de gaten heeft dat hij wordt gemanipuleerd.’ Als voorbeeld noemt ze de overname in de zomer van 2020 van de populaire onafhankelijke nieuwssite Index.hu door een uitgever met banden met de regering. ‘Op Index kun je nu nog altijd neutraal nieuws lezen, maar bij écht belangrijk nieuws en duiding is de boodschap pro-Orbán.’
Ook de overname eind 2021 van de pan-Europese zender Euronews door een vertrouweling van Orbán past volgens Urbán in het patroon van maskerades. Koper van Euronews, dat een bereik heeft van 145 miljoen Europeanen en jarenlang werd gecofinancierd door de Europese Commissie, is investeerder Pedro Vargas David, die eerder zaken deed met het Hongaarse Exportagentschap. De Portugees bezit ook aandelen in een Hongaars IT-bedrijf dat via overheidsopdrachten dicht bij Orbán staat. Zijn vader Mário is politiek adviseur van Orbán; de twee kennen elkaar nog uit de Europese familie van christen-democraten, de evp. Orbáns partij Fidesz werd in 2021 weliswaar uit de evp gezet, maar Orbán en Mário Vargas David bleven goede vrienden.
In Brussel heerst groot ongemak over de overname van Euronews. De Commissie, belooft een woordvoerder, gaat zich kritisch buigen over de invloed ervan op de redactionele onafhankelijkheid van de zender. Bestaande afspraken over steun van de Commissie aan Euronews zouden volgens de woordvoerder slechts gaan om ‘ad hoc financiering van specifieke mediaprojecten van Euronews’.
‘Laten we niet langer naïef zijn, deze overname is zeer gevaarlijk’, zegt Urbán. Volgens de mediaexpert is het prestigieuze Euronews een ‘flinke buit’, die zal worden ingezet om Orbáns vijanden in Europa van repliek te dienen. ‘Zakelijk zit er weinig potentieel in Euronews. Het draait verlies; televisie maken is duur. Het is dan ook een pure politieke investering.’
In het huidige Hongaarse medialandschap schat Urbán de kansen van Orbáns uitdager Márki-Zay laag in. ‘Orbán controleert de mediabubbel van miljoenen Hongaren. De aanstaande verkiezingen worden op papier vrij, maar in de praktijk oneerlijk.’ Op aandringen van het Europees Parlement heeft de ovse, de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa, inmiddels besloten om een stevige waarnemingsmissie te sturen naar de Hongaarse verkiezingen.
Politiek-analisten in Boedapest vrezen net als Ágnes Urbán dat de oppositie zich moet voorbereiden op een ongelijke strijd. Ook op sociale media, waar Fidesz tot voor kort weinig zichtbaar was, wordt door de partij nu stevig ingezet. Op YouTube circuleren tal van trollenfilmpjes uit de Fidesz-stal waarin Márki-Zay figureert als kloon van de in Hongarije alom gehate voormalige socialistische premier Ferenc – Feri – Gyurcsány. Heel Hongarije hangt inmiddels vol met billboards met Márki-Zay als mini-Feri naast de grote Feri.
Een doeltreffende haatcampagne, want voor Hongaren staat de post-communist Gyurcsány, die als investeerder na 1989 een enorm vermogen vergaarde, voor alles wat er verrot is in de Hongaarse politiek. De ‘limousine-socialist’ is zijn bijnaam.
Gyurcsány’s aftreden dateert inmiddels uit 2009, maar in het oppositieblok van Márki-Zay speelt hij nog altijd een prominente rol op de achtergrond. Een kapitale blunder, vinden analisten, dat Márki-Zay besmette politieke figuren uit het verleden niet de laan heeft uitgestuurd. Vooral voor jonge, progressieve Boedapesters, die hun hoop hebben gevestigd op Márki-Zay, is het een bittere pil. Bij gebrek aan een overtuigende linkse, liberale of groene premierkandidaat stemden zij bij de voorverkiezingen massaal voor de conservatieve Márki-Zay, in de hoop dat die de limousine-socialisten zou lozen om met een schone lei Viktor Orbán uit te dagen.
‘Het campagneteam van Márki-Zay moet nu echt heel snel met een goed plan komen, want de tijd dringt’, zegt communicatiestrateeg Bálint Ruff, maker van een politieke podcast voor Radio Free Europe in Hongarije. In café Kelet Kávézó, aan de voet van de Gellértheuvel in stadsdeel Boeda, steekt hij zijn vuist in de lucht en maakt met de andere hand een grote omtrekkende beweging. ‘Mijn vuist is Boedapest, daar wil de meerderheid dat Orbán verliest. Maar het is daarbúiten, in de dorpen, waar je stemmen moet winnen. En dan moet je een helder en simpel verhaal hebben.’
Péter Márki-Zays politieke boodschap is nu vooral reactief: hij wil Orbáns corruptie aanpakken en van Hongarije weer een land maken dat de EU-waarden over democratie en een onafhankelijke rechtsstaat omarmt. ‘Maar dat slaat bij de gemiddelde Hongaar niet aan’, stelt Ruff. ‘Die heeft geen interesse in de opvang van migranten of gelijke rechten voor holebi’s en transgenders. Die heeft geen benul van wat rule of law inhoudt. Die wil gewoon bestaanszekerheid.’
Volgens Ruff weet Fidesz heel goed wat werkt. De partij gaat naar plattelandsgemeenten met een Fidesz-burgemeester en deelt daar op de scholen nieuwe laptops uit. Gemeenten in handen van de oppositie hebben het nakijken. ‘Márki-Zay moet met een ander verhaal de boer op: een verhaal over de groeiende sociale ongelijkheid, over de onderbetaling van leraren en verplegers, over de zelfverrijking van politici.’ Via reguliere en sociale media maakt Márki-Zay geen kans, geeft Ruff toe. ‘Het mediabudget van Orbán is onuitputtelijk. Maar er zijn andere methodes: schakel duizenden vrijwilligers in, stuur ze het land in, bel bij de mensen aan!’
‘Je staat nu in de ruimte waar Fidesz is opgericht.’
Áron Fábián, een magere intellectueel, laat een plechtige stilte vallen. Liefdevol strijkt hij zijn hand over de leuning van een van de stoffige jaren-tachtigstoelen die slordig staan opgesteld. In de hoek staat een Zimmermann-piano. Van de meeste toetsen is het ivoor afgesleten. In deze ruimte is de afgelopen decennia wild gefeest door studenten – dat is ook te ruiken.
‘Dit is het clubhuis van ons Bibó College’, zegt Fábián. Ooit was hij er zelf student, nu doceert hij er recht. Het ‘Bibó’ was in de laatste jaren van het communisme een experiment dat door de machthebbers oogluikend werd toegestaan: een onafhankelijke rechtenfaculteit waar studenten het heft in eigen hand namen. Ze bepaalden hun eigen curriculum, verlegden de aandacht van juridisch-technische naar sociaal-maatschappelijk relevante leerstof en selecteerden zelf de nieuwe aanwas.
Een van de studenten van het eerste uur was Viktor Orbán, een jongen uit een arm gezin op het platteland, klein van stuk en overambitieus. Op de Bibó-campus, tegen de flanken van de Gellértheuvel, bouwde Orbán aan vriendschappen die het Hongaarse politieke landschap tot op de dag van vandaag bepalen. In het clubhuis bedachten ze in 1988 de naam van hun ‘verbond van jonge democraten’: Fiatal Demokráták Szövetsége, afgekort Fidesz. ‘Ze werden in die dagen wel in de gaten gehouden door de communisten’, zegt Fábián. ‘Nadat ze in de collegezalen en in hun slaapvertrekken afluisterapparatuur vonden, hielden ze hun vergaderingen voortaan maar in de achtertuin, ook in de winter.’
Op de gang hangt achter vitrineglas een verfrommeld A4’tje met daarop de namen van Fidesz-jongens die het later zouden schoppen tot parlementsvoorzitter, Europarlementariër of president van Hongarije. ‘Het idee achter Bibó was toen: bouwen aan kleine cirkels van vrijheidsdenkers, en die cirkels worden dan later in de samenleving wijder’, zegt Fábián. ‘Dat concept koesteren we nog altijd.’
Hoe serieus de Bibó boys het meenden, bleek al in juni 1989, bij de historische herbegrafenis van Imre Nagy, de door de communisten vermoorde premier tijdens de Hongaarse Opstand in 1956. Op een met een kwart miljoen Hongaren volgepakt Heldenplein in Boedapest betrad de onbekende Orbán het podium. Niet gehinderd door enige schroom, met een baard van vijf dagen, riep hij op tot vrije verkiezingen en de onmiddellijke terugtrekking van de sovjettroepen. Wie was in hemelsnaam deze lefgozer? Het applaus dat Orbán oogstte was overweldigend.
Nu, ruim dertig jaar later, zetelt Viktor Orbán in het tot hoofdkwartier verbouwde Karmelietenklooster op de Burchtheuvel, met uitzicht op een hoofdstad die overwegend droomt van het einde van het tijdperk-Orbán.
De Bibó-vriendenclub is het fundament waarop Orbán zijn ‘maffiastaat’ bouwde, schrijft de Hongaarse politicus-schrijver Bálint Magyar in zijn boek The Hungarian Octopus: The Post-Communist Mafia State. Sinds Orbán in 2010 weer aan de macht kwam – hij was eerder al premier, van 1998 tot 2002 – zoeken wel meer wetenschappers, politici en journalisten naar termen om Orbáns politiek te duiden. In zijn boek over Orbán, Europe’s New Strongman, somt de Oostenrijks-Hongaarse journalist Paul Lendvai ze op: een ‘semi-dictatuur’, een ‘autocratisch regime’, een ‘hybride regime’, een ‘neo-communistisch experiment’, een ‘tirannie’. En via de telefoon, vanuit zijn woonplaats Wenen, voegt Lendvai er graag deze omschrijving nog aan toe: ‘Het is een Führer-democratie.’
Volgens Lendvai staat Brussel erbij en kijkt er machteloos naar. ‘Die EU-instellingen zijn papieren tijgers. Orbán lust ze rauw. Hij is een cynicus die de EU telkens te slim af is.’ Tegelijkertijd breidt de politieke vriendenschare van Orbán zich gestaag uit. Voor Geert Wilders, Thierry Baudet en extreem-rechtse Vlaamse politici is hij een lichtend voorbeeld. En op de stoep van Orbáns Karmelietenklooster maakte de Franse identitair-rechtse presidentskandidaat Eric Zémmour al nederig zijn opwachting.
De Russische president Poetin kwam de afgelopen jaren meermaals in Boedapest op bezoek. Orbán bezocht begin februari Poetin in Moskou – niet voor een gesprek over de Oekraïne-crisis maar over gasleveranties en een Russische investering in de kernenergiecentrale in het Hongaarse Paks.
Donald Trump voelt zich een geestverwant. ‘Ik steun Orbáns herverkiezing, hij is een sterke leider die door iedereen wordt gerespecteerd’, twitterde de voormalige Amerikaans president. De Braziliaanse president Jair Bolsonaro komt eind februari naar Boedapest om Orbán te steunen in zijn verkiezingscampagne.
Op de Balkan groeit Orbáns populariteit vooral in Servië, waar volgens een recente opiniepeiling Orbán wordt gezien als de op twee na beste politieke leider – na Poetin en de Chinese president Xi Jinping. In navolging van de Sloveense premier Janša, een uitgesproken ‘orbánist’, vertoont de Servische president Vučić steeds meer autocratische trekken die hij afkijkt van Orbán. De voortvluchtige Noord-Macedonische ex-premier Nikola Gruevski, die in eigen land wegens corruptie- en fraudezaken wordt gezocht door justitie, kreeg van Orbán asiel in Hongarije. Dat was Orbán hem schuldig, want in zijn jaren als premier rolde Gruevski de rode loper uit voor Hongaarse media-ondernemers, op zoek naar goedkope overnames van Macedonische kranten.
De laatste Balkan-manoeuvre van Orbán, in zijn zucht naar een stevigere machtspositie in de regio, is zijn steun aan Milorad Dodik, de ultranationalistische leider van de Servische Republiek in Bosnië en Herzegovina. Washington en Brussel zien bezorgd toe hoe Dodik met opruiende taal de broze vrede in het multi-etnische Bosnië en Herzegovina bedreigt. De VS vaardigden al sancties uit tegen Dodik. Eenzelfde actie van de EU is op voorhand getorpedeerd door Orbán, die met een veto dreigt. De Hongaar heeft meer vertrouwen in Dodiks republiek dan in het land Bosnië en Herzegovina als geheel, waar naast Serviërs ook Kroaten en Bosniakken (moslims) wonen. Bosnië en Herzegovina hoopt op termijn toe te treden tot de EU, maar Orbán is daar niet gerust op. ‘De grote uitdaging is hoe we zo’n land met twee miljoen moslims kunnen integreren in de EU’, zei Orbán, die daarmee wereldwijd een storm van kritiek uitlokte. Daar had hij op gerekend, en zijn campagneteam genoot: een scheut islamofobie doet het goed bij de aanhang.

Waarom gaan zoveel Hongaren mee in Orbáns verhaal?
Op zoek naar zijn aantrekkingskracht belandde ik in 2007 in een kloostercomplex in Roemeens Transsylvanië, waar veel Hongaren na het Trianon-besluit na de Eerste Wereldoorlog verweesd waren achtergebleven. Orbán voerde er in die dagen campagne vanuit de oppositie. In een interview voor Nederlandse media had hij weinig zin, maar ik had reporters luck: de camera van de man die de bijeenkomst moest vereeuwigen was stuk. Viktor Orbán – vanwege zijn kleine postuur volgens vriend en vijand kampend met een napoleoncomplex – stond al opgesteld in het midden van het gezelschap. Hij had haast en werd chagrijnig. Was er dan niemand anders met een camera? Ik drong me naar voren en bood mijn diensten aan, onder de voorwaarde dat Orbán me na de fotoshoot een interview zou gunnen.
Het werden tien veelzeggende minuten. Elke keer dat ik afdrukte wipte Orbán op zijn schoenen met verhoogde hakken omhoog om zichzelf wat langer te maken. In het interview erna was hij fel: hij beloofde de corrupte socialistische kliek weg te vagen. ‘Hongaren zijn hun gefraudeer met EU-geld zát!’
Veertien jaar later zit ik tegenover Gábor Fodor, ooit Orbáns beste vriend, en ik vertel hem over mijn Transsylvaanse ervaring. Fodor, een boomlange en jongensachtige eind-vijftiger, verslikt zich bijna in zijn koffie. Als hij is uitgelachen komt hij met zijn eigen verhaal, uit de tijd dat hij als mede-oprichter van Fidesz met Orbán moest poseren voor campagnefoto’s. ‘Orbán haalde er dan altijd een trapje bij, om op gelijke hoogte te komen.’
Op de Bibó-campus waren ze kamergenoten en zetten ze hun gezamenlijke politieke ambities op papier. ‘Vanaf het prille begin werd Bibó financieel ondersteund door George Soros. In het begin kregen we geld voor de aanschaf van kopieer- en antwoordapparaten, later ondersteunde Soros internationale studiebeurzen.’ Orbán kon daardoor in 1989 een jaar in Oxford studeren.
‘Toen Soros ons op de campus een keer kwam opzoeken was hij zwaar onder de indruk van onze plannen. Er was een klik: Orbán was meteen Soros’ lieveling.’ Dat Orbán later als premier zijn oude weldoener zou demoniseren – inclusief het wegpesten van de met Soros’ geld gefinancierde Central European University (ceu) in Boedapest – verbaast Fodor niet. In Orbáns ogen was de ceu een broeinest van kritische stemmen. ‘Het is wrang, maar voor Orbán geldt alleen de winst.’
De Bibó-jaren waren ‘magisch’, zegt Fodor. ‘Het was een vrije ruimte waar we nadachten over hoe een toekomst na de communistische dictatuur eruit zou kunnen zien. En Orbán was het grootste talent: overal een oplossing voor en enorm charismatisch.’ Maar Fodor leerde zijn vriend ook kennen als een ‘getergde’ persoon, kampend met een minderwaardigheidsgevoel. Als jongen van het platteland wilde hij volgens Fodor aansluiting bij de intellectuele elite in Boedapest. ‘Maar dat bleef voor hem een gesloten gemeenschap. Het is een belangrijk psychologisch aspect: hier ligt de basis voor zijn latere afkeer van het liberale, grootstedelijke gedachtegoed.’
Al in 1993, vijf jaar na de oprichting van Fidesz, kwam het tot een breuk tussen Fodor en Orbán. ‘We waren als een liberale partij begonnen, maar Orbán veranderde van koers toen hij besefte dat je in Hongarije met een conservatief verhaal meer wint. Uit het niets begon hij zich plots ook te bekommeren om kerken, die wilde hij financieel gaan ondersteunen. Toen wist ik dat ik eruit moest.’
Vanaf de zijlijn volgt Gábor Fodor nu de campagne van Márki-Zay. ‘Met de beperkte tijd die Márki-Zay resteert gun ik hem een schandaal dat Orbán flink beschadigt. Bij gebrek aan campagnemiddelen zal Márki-Zay zo’n gelukstreffer hard nodig hebben.’
Voor het eerst durft ze er hardop over te praten: de ‘minieme’ kans dat de oppositie Orbán verslaat. ‘De oppositiepartijen vormen eindelijk een front. Maar over een mogelijk vervolg, met Márki-Zay als premier, maak ik me weinig illusies.’
In een hotellobby in Boedapest schetst analist Zsuzsanna Szelényi een donker scenario waarin Orbán en zijn partij ook vanuit de oppositie nog jaren achter de schermen de touwtjes in handen houden. Net als Fodor is Szelényi een voormalig Fidesz-kopstuk dat zich van Orbán afkeerde. ‘Hij was de revolutionair – altijd vechten, eerst tegen zijn simpele afkomst en zijn vader, een gewelddadige figuur, en daarna tegen de communisten. Dat maakte hem tot de leider die we toen nodig hadden. Maar het probleem is: Orbán blíjft vechten.’
In een artikel voor de Duitse Robert Bosch Academy waarschuwde Szelényi vorig jaar voor ‘de schaduwstaat’ die Fidesz inmiddels heeft opgetuigd. De partij heeft tal van stichtingen opgericht voor het beheer van openbaar bezit, om staatseigendommen zoals universiteiten en snelwegen uit te besteden aan door Fidesz geleide instellingen. Ook al zou Fidesz de verkiezingen verliezen, dan nog zal het Fidesz-netwerk een schaduwstaat binnen de staat zijn die volgens Szelényi elke andere regering het leven onmogelijk maakt.
Op belangrijke sleutelposities, zoals de president van het Hooggerechtshof of het hoofd van de Media-autoriteit, heeft Fidesz partijleden benoemd met een mandaat van nog negen jaar te gaan. Daarnaast heeft Orbán in alle haast de trouwe Fidesz-soldaat Katalin Novák genomineerd voor het Hongaarse presidentschap. Nog vóór de verkiezingen in april moet het parlement stemmen over haar kandidatuur, maar met twee derde meerderheid in het parlement kan Fidesz die buit niet ontgaan. Novák kan dan de komende jaren nieuwe, voor Fidesz onwelgevallige wetsvoorstellen blokkeren.
‘Maar waar ik hoop uit put, is de zwakke plek in het Fidesz-systeem zélf’, zegt Szelényi. ‘Het is een hiërarchie, geleid door één man: Orbán. Die rekent op totale loyaliteit. Maar wat als de baas verliest? De meeste loyalen zijn niet zozeer dol op Orbán, maar wel op het geld dat via Orbán hun kant opkomt. Als daar een einde aan komt, dan wankelt Orbáns kaartenhuis.’
Op het stadhuis in Hódmezövásárhely, het basiskamp van Márki-Zay, probeert zijn team een campagnetour te organiseren langs steden in Roemeens Transsylvanië en het Servische Vojvodina, waar veel Hongaren wonen.
Een hopeloze onderneming, want de Hongaren buiten Hongarije – in totaal ruim twee miljoen – zijn hondstrouw aan Orbán, die hun de afgelopen jaren een Hongaars paspoort én stemrecht in Hongarije bezorgde. Orbán steunt de Hongaarse minderheden in de buurlanden volop, met de financiering van culturele instellingen, de renovatie van kerken en de bouw van nieuwe voetbalcomplexen. Daar kan Márki-Zay niet aan tippen, en zijn medewerkers weten het. Ze maken zich zorgen om wat er komen gaat. ‘Márki-Zay heeft níets te verbergen, hij gaat elke zondag naar de kerk, maar ze vinden altijd wel iets om hem zwart te maken.’
Na een optreden op de lokale stadszender, aan de overkant van het stadhuisplein, komt Péter Márki-Zay de kamer weer binnenstuiven. Op sociale media gaat al een verhaal rond over zijn vrouw Felícia, een vroedvrouw. Onder haar verantwoordelijkheid zouden volgens de berichten baby’s zijn gestorven. Fake news, zegt Márki-Zay. ‘En dit is nog maar het begin. Fidesz zal de kiezers proberen te overtuigen dat ik geen ware christen ben. Terwijl: ik ging al onder het communisme naar de kerk, toen Orbán nog geen altaar van dichtbij had gezien.’
Márki-Zay stemde ooit voor Fidesz. ‘Maar toen ik zag hoe Orbáns familie in een paar jaar tijd rijker werd dan de Britse koningin haakte ik af.’
Hoe de verkiezingen zullen verlopen, is volgens de oppositieleider in het belang van heel Europa. ‘Orbán vertegenwoordigt een brede politieke stroming die deugdelijke rechtspraak en democratie verwerpt. Het is een systeem waarin vijanden worden gecreëerd en het volk wordt geleerd om te haten. Waarom praten we niet over liefde en gelijkheid? Misschien dat ik nog een paar minuten publieke zendtijd krijg.’
Met medewerking van Tinne Horemans