Tussen de bedrijven door sprak de kunstenaar met een lokale verslaggever, die hij de sensationele mededeling deed dat hij vier onbekende symfonieën van Gustav Mahler had ontdekt. Vier symfonieën van Mahler, naast de reguliere negen symfonieën die mede door hem - Mengelberg - beroemd zijn geworden! Ik ontleen deze wetenschap aan een vergeeld krantenknipsel uit het Algemeen Handelsblad d.d. 8 maart 1938 en begon, mede namens de internationale Mahlergemeinde, onmiddellijk speekselrijk te watertanden. Er wordt wel eens een snippertje Bach of anderhalve maat Schubert teruggevonden, maar de ontdekking van vier onbekende (jeugd)symfonieën van Gustav Mahler, realiseerde ik mij, zou de hele muziekwereld in grote beroering brengen.
Aan Mengelbergs woorden hoefde niet te worden getwijfeld. Hij had, zei hij, de partituren gevonden in de bibliotheek van de baronesse Von Weber, een aangetrouwde kleindochter van de componist. Sidderend van emotie had Mengelberg de werken tot in de vroege ochtenduren doorgespeeld, samen met de componist-dirigent Max von Schillings, overigens een geëngageerde antisemiet die op muzikale en buitenmuzikale gronden tot in zijn merg de pest aan Mahler had. Niettemin waren beide mannen, de Mahlerfan Mengelberg en de Mahlerhater Von Schillings, ‘diep getroffen door den muzikalen inhoud van de onbekenden werken’.
De bibliotheek van de familie Von Weber bevatte meerdere onbecijferbare schatten, waaronder Von Webers operafragment ‘Die drei Pintos’, waarvoor Mahler zoveel belangstelling had dat hij het eigenhandig voltooide. Mahler had trouwens navenant veel belangstelling voor mevrouw Marion von Weber, met wie hij een gepassioneerde verhouding begon, die nog nét niet tot de te verwachten huiselijke moeilijkheden leidde omdat Carl von Weber, de echtgenoot, zich als kapitein van het Saksische leger geen schandaal kon veroorloven. Hoe dan ook, Mahler deed zijn Dresdener geliefde, nagloeiend van passie, de manuscripten van die vier symfonieën cadeau, onder de strikte voorwaarde dat zij nooit en te nimmer publiek zouden worden gemaakt. Nee, zei Mengelberg, hij was niet van plan zich daar iets van aan te trekken, ‘al zou mijn oude vriend Mahler me deswege vanuit het hiernamaals verwenschen’. Er waren hogere belangen in het spel. Bijvoorbeeld de belangen van het Mahlerminnende publiek. Buiten Duitsland; binnen Duitsland was de ‘vorwiegend vorasiatisch bestimmte’ componist inmiddels in ongenade gevallen.
Mengelbergs positie in deze kwestie was een tragedie binnen een tragedie. Hij was jarenlang schildknaap en beschermheer van Mahler geweest. Dat was een vooruitstrevende daad in een internationaal artistiek klimaat, dat eigenlijk niets in deze gecompliceerde componist zag. Toen kwamen de nazi’s en plaatsten Mahler, als jood, op de zwarte lijst, een maatregel waarin Mengelberg zich onwillig schikte, zoals hij op fluistertoon protesteerde tegen het feit dat de Duitse bezetter hem dwong de joodse orkestleden te ontslaan. Mengelberg was gedurende de bezetting het zinnebeeld van een zich accorderende burger en als hem achteraf iets valt kwalijk te nemen, is het niet zozeer het feit dat hij ooit voor Reichskommissar Arthur Seiss-Inquart zijn kunstjes vertoonde, maar het feit dat hij zijn joodse vriend Gustav Mahler heeft verloochend. Het was puur drama, waarover zeker eens een toneelstuk, een hoorspel of desnoods een aardige operette moet worden geschreven. (Willem Mengelberg was verrukt geweest over de ontdekking van die vier onbekende Mahlersymfonieën, opgedoken even voordat de Duitsers het Concertgebouw zouden bezetten. De composities waren van ‘zulk een volmaaktheid’ dat zij het nageslacht niet mochten worden onthouden, vond de kleine korporaal van de Van Baerlestraat. Helaas, de fotokopieermachine was in 1938 nog geen gemeengoed en de manuscripten bleven in de bibliotheek van de baronesse Von Weber rusten, zonder dat het publiek zich van de kwaliteiten - of de vermeende kwaliteiten - van de composities kon overtuigen. Het bezoek aan Dresden vond in 1907 plaats, hetgeen betekent dat Mengelberg meer dan twintig jaar op de hoogte is geweest van de aldaar aanwezige kunstschatten. Het had voor de hand gelegen als hij een vakbekwame kopiist naar de Saksische hoofdstad had gestuurd. Mengelberg heeft dit, te druk bezig wereldberoemd te zijn, nagelaten, terwijl het toch tot zijn geniale, maar dorpse brein moet zijn doorgedrongen dat manuscripten (houtwurm, scheurgrage kinderknuistjes, een lekkage in de badkamer) vergankelijk zijn.
Een van de schatten die Frits Zwart, Mengelbergs biograaf, heeft opgedolven, was de brief die de dirigent in 1907, direct na het bezoek samen met Max von Schillings aan de baronesse Von Weber, heeft geschreven. De geadresseerde was Mengelbergs echtgenote. ‘Toen zeide ik zoo langs m'n neus weg: Ja, Mahler is ook een van de grootste, zoo niet de grootste onder de musici! Tableau. Zij keek me in eens heel verbaasd en strak aan - met d'r scherpe grijze oogen zocht ze tot m'n binnenste te dringen - en toen ze meende daar heusch echte bewondering voor Mahler gevonden te hebben zei ze plotseling - met 'n ruk -: “Ist das wirklich Ihre Meinung - glauben Sie das bestimmt?” Toen ging ik er natuurlijk op door en toen zei ze in eens - met 'n soort verlegenheid -: “Von Gustav Mahler habe ich auch noch Manuskripte” - nu weer - tableau mijnerzijds. Ik spring op - en zeg -: “Wat zegt u daar - Manuskripten van Mahler?” Je begrijpt dat ik paf was - en nu ontwikkelde zich een lang gesprek over Mahler waarbij Schillings nogal dom zat te kijken - Je weet dat Sch. hem niet heelemaal verstaat - de oude dame werd hoe langer hoe vriendelijker tegen me en beloofde me ten slotte mij ook die manuscripten te laten zien.’
‘Het “raadsel” van de vier jeugdsymfonieën is verder nooit opgelost’, zegt Mengelberg-biograaf Frits Zwart. Hij heeft een voetnoot over het hoofd gezien, een voetnoot in deel I van de Mahler-biografie van de alleswetende Henry baron de la Grange, Mahlerkenner te Parijs. Huize Von Weber te Dresden, inclusief de bibliotheek, zo blijkt, is in de nacht van 13 februari 1945 door een Britse bom vernietigd. Alles weg! Zo werd Gustav Mahler andermaal het slachtoffer van het duizendjarige rijk, dit keer niet door toedoen van de nazi’s, maar door toedoen van de geallieerden.
Rubriek
Een bomaanval op gustav mahler
In 1938 bezocht Willem Mengelberg, de gelauwerde dirigent van het Concertgebouworkest, de Oostenrijkse hoofdstad Wenen om daar Bachs Mattheus Passie te dirigeren.
Uit: De Groene Amsterdammer van
www.groene.nl/1999/41
www.groene.nl/1999/41