Portretten zijn kleine wondertjes van handigheid, leerde hij, waarbij de details essentieel zijn. ‘Want er gebeurt helemaal niets. Iemand gaat staan of gaat zitten, dat is dan een enorme gebeurtenis. Hoe het hoofd staat, hoe de haren zijn gekamd, hoe de kraag is en of er een boompje staat.’ Lees hier het interview dat Robert Dulmers maakte.

Van Museum De Lakenhal kreeg Fuchs een lange, smalle zaal ter beschikking die onontkoombaar tot een portrettengalerij leidde. Een stuk of dertig schilderijen van gestrenge mannen, gereserveerde vrouwen. ‘Veel calvinisme, weinig jeu’, vat hij zijn keuze uit de kelders van het Leidse museum samen.

Een parade van Leidse bollebozen en de gegoede burgerij is het geworden. ‘Op de meest banale wijze gewoon kijken naar portretten’, adviseert Fuchs bezoekers, ‘naar compacte, zichtbare dingen die ogenschijnlijk compleet helder zijn en toch vol geheimen.’

In deze bijlage belichten wij de deftige parade van Fuchs van alle kanten. Jori Zijlmans beschrijft de geschiedenis van de Leidse professorenportretten, Meta Knol ziet het Leiden van 1970 terug in de selectie, en Milou van Oene beschrijft hoe het zelfportret van fijnschilder Jan van Mieris na eeuwenlange omzwervingen eindelijk weer ‘thuis’ is.

Onze kunstredacteur Roos van der Lint verdiepte zich in Preparations van Roy Villevoye, een portret om onbeschaamd naar te staren. De opstelling van zijn Asmat-man tussen de klassiekers uit de collectie van de Lakenhal maakt het beroemde drieluik van Lucas van Leyden tot kamerscherm. Er staat een Papoea achterHet Laatste Oordeel, aldus Van der Lint.


Beeld op het omslag: Charles Howard Hodges, Portret van Cornelia Maria Petronella van der Kun, ca. 1810. Olieverf op doek, 104,8 x 90,2 cm (Museum De Lakenhal, Leiden). Daaronder: Abraham Lambertsz. van den Tempel, Portret van Helena Grondt, 1660. Olieverf op doek, 111 x 93,5 cm (idem).