ARME FRANCISCO VAN Jole. De journalist had het zelf nota bene opgeschreven in zijn boekje De Internet-sensatie: ‘Wie zich als “groentje” op het net begeeft doet er goed aan zich eerst even gedeisd te houden en zich te beperken tot observeren. Het is weliswaar niet mogelijk om schade aan het net aan te richten, maar onervaren en wellicht onbehouwen gedrag kan nog wel eens irritatie oproepen bij andere gebruikers.’ En nu werd Van Jole, volgens sommigen degene die met zijn kranteartikelen Nederland heeft laten kennismaken met de wondere wereld van computernetwerken, zelf de oren gewassen. De digitale scheldpartij vond plaats in het gratis toegankelijke Nederlandse hoekje van het Internet: de Digitale Stad.
Waar had hij dat aan verdiend? Was de ontmoeting IRL (in real life) met Ella - zijn ‘e-mailgeliefde’, over wie hij uitgebreid verslag had gedaan in de Volkskrant - op zo'n teleurstelling uitgelopen dat hij allerlei vunzigheid elektronisch openbaar begon te maken? Welnee, hij had slechts aangekondigd dat zijn Internet-boekje zou verschijnen, compleet met een reisschema van zijn promotietoer. Prompt was de Digitale Stad te klein: het regende honderden protesten en tegenprotesten in de betreffende nieuwsgroep. Reclame op het net! Schande! Van Jole werd bedreigd met e-mail-bombs: bombardementen van onzinpost aan het e-mailadres van de boosdoener, zodat zijn mailbox verstopt zou raken. Anderen wezen erop dat Van Jole zich wel degelijk aan de ‘nettiquette’ had gehouden: commerciele berichten kunnen best op het net, mits het gaat om een eenmalig en kort bericht dat past bij het onderwerp van de nieuwsgroep.
EEN DORPSRELLETJE in de Digitale Stad, maar wel typerend voor wat er gaande is op het hele Internet: het commercialiseert steeds meer en velen vrezen de teloorgang van de anarchistische Internet-cultuur. Internet was immers juist zo mooi omdat het zo'n rare mix was van hypermoderne communicatie en prehistorisch collectief bezit. Begonnen in 1970 met vier aan elkaar geknoopte defensiecomputers kwamen er in twee decennia over de hele wereld meer dan een miljoen Internet- servers bij - vanuit universiteiten en overheden, dus gesubsidieerd maar beperkt toegankelijk. Vanaf 1991 werden echter ook commerciele netwerkaanbieders toegelaten en vanaf toen ging het heel hard. Inmiddels kent het Internet zo'n drie miljoen servers en maken zo'n dertig miljoen mensen ervan gebruik voor e-mail, nieuwsgroepen, elektronische vak- en hobbytijdschriften, bibliotheekcatalogi, babbelboxen, spelletjes et cetera.
Dertig miljoen mensen, in de regel met een hoge opleiding en een hoog inkomen - wat je noemt een interessant marktsegment. En zo handig traceerbaar: de digitale datareizigers leveren vanzelf hun interesseprofiel en hun e- mailadres door hun openbare bijdragen aan nieuwsgroepen. Voor een slimme marketeer is het Internet een continu marktonderzoek.
Voor welk commercieel aanbod is dat interessant? Ten eerste voor aanpalende produkten en diensten, zoals de Internet-abonnementen zelf. In de Verenigde Staten maken netwerkuitbaters als America On Line en Compuserve een gigantische groei door, hoewel ze, zeker in vergelijking met Nederland, erg duur zijn. Hacktic/XS4all (waar ook de Digitale Stad ‘aan hangt’) was de eerste kleine Internet-aanbieder in Nederland, op non-profitbasis overigens, maar er komt nu concurrentie: de PTT is onlangs wakker geworden en zal dit nieuwe telecommunicatiemiddel gaan aanbieden aan de gewone consument. Wat een PTT- Internet-abonnement gaat kosten, is nog niet duidelijk, wel dat in elke telefoonregio een Internet-knoop zal komen, zodat de consument hoe dan ook alleen het lokale telefoontarief voor de modemverbinding zal gaan betalen. Op zich prima - het ging Hacktic immers om de ‘toegang voor allen’, maar als de PTT gaat aanbieden onder de prijs van Hacktic, kunnen ze weer, zoals vroeger, computers gaan kraken in plaats van een Internet-server beheren. Felipe Rodriquez van XS4all is daar niet bang voor: ‘XS4all is een uniek systeem met een unieke gemeenschap. Die zal niet zomaar verdwijnen. En we zijn heel goedkoop, de PTT zal niet onder onze prijzen komen.’
Andere, grote Internet-aanbieders vermoeden dat de concurrentie de prijzen van telecomverbindingen met zo'n tien procent zal drukken - en voor de consument is dat alleen maar meegenomen. Niettemin balen sommige aanbieders als een stekker, want zij betrekken hun telefonische huurlijnen van dezelfde PTT die nu de concurrentie met ze aangaat. Glenn Kowack van EUnet bijvoorbeeld gelooft er dan ook niet zo in: ‘Het businessmodel in het Internet verschilt zozeer van het traditionele PTT-model dat ze het heel moeilijk zullen krijgen. Maar misschien leidt de Internet-belangstelling ertoe dat de PTT’s hun oude gewoonte van te hoge prijzen voor te lage service eens overboord gooien.’
AL MET AL ziet het er best aardig uit: concurrentie op prijzen, op service en op ‘sfeerprofilering’: de cultuur van de virtuele gemeenschap op een server of site. Ook de onlangs opgerichte Digitale Burgerbeweging Nederland (DB.NL), die zich inzet voor ‘digitale burgerrechten’, is verheugd. Marcel Bullinga van DB.NL: ‘Dat betekent dat het publieke digitale netwerk waar DB.NL voor ijvert, nu dichterbij komt. We hopen alleen wel dat de PTT zijn monopolie niet gebruikt om de kleinere aanbieders weg te dringen. We beraden ons nu op overleg met de PTT over onze eisen: betaalbaarheid, gebruikersvriendelijkheid, interactiviteit en geen PTT-bemoeienis met de inhoud. En fatsoenlijke privacy-bescherming: de PTT mag niet elke Internet-beweging van hun klanten vastleggen, laat staan doorverkopen van die gegevens. Dat mag ook niet volgens de Wet Persoonsregistratie, maar het is de vraag of die wet ook geldt voor het net. Bovendien willen we de PTT aanspreken op zijn rol als sociaal ondernemer, bijvoorbeeld in de vorm van extra aandacht aan commercieel niet direct interessante groepen, zoals het onderwijs. PTT-directeur Van Hoogstraten, die ik onlangs ontmoette op een congres, gaf volmondig toe dat de PTT zo'n maatschappelijke rol had. Welnu, dit is zijn kans.’
OOK COMPUTERGIGANT IBM gaat Internet-aansluitingen leveren, in het kielzog van de promotie van een nieuwe computerlijn. Computers en computerprogramma’s zijn sowieso produkten die constant worden bediscussieerd op het net: elk merk, elk systeem heeft wel zijn eigen nieuwsgroep - in principe niet commercieel, maar meneer Apple en meneer MS-Dos zouden wel gek zijn als ze die nieuwsgroepen niet zouden bijhouden. Is dat niet de droom van elk bedrijf: direct contact met je (potentiele) klanten?
En dat geldt niet alleen voor computerproducenten, maar ook voor uitgevers van boeken en tijdschriften - en dat zijn produkten die je niet alleen kunt aankondigen op het net maar ook direct integraal kunt aanbieden. Wel moet er nog steeds iets worden verzonnen op de betaling. Nu gaat dat nog met gratis on line-proefhoofdstukken, waarop na een giro-overmaking of de opgave van een creditcardnummer het benodigde wachtwoord wordt vrijgegeven voor de rest van de publikatie, maar er wordt gewerkt aan digitaal geld, een betaalmiddel dat alleen virtueel op het net bestaat, bij digitale banken.
Voorlopig is de meeste informatie op het net echter nog gratis en is het vooral als reclame- en promotiemedium interessant. Nu zijn maar weinig mensen gediend van ongevraagde reclame, en het aardige van e-mail is dat elk bericht met een druk op de knop retour afzender kan worden gestuurd, eventueel inclusief boze brief of een tienvoudige versie van de bijbel of de koran. Vanwege zulke e-mailbombs plus de slechte reputatie die het oplevert laat een weldenkend bedrijf zulke campagnes wel uit z'n hoofd. Niettemin zijn er dit soort pogingen ondernomen: een Amerikaans advocatenkantoor maakte reclame voor zichzelf in alle vijfduizend nieuwsgroepen die er op het net zijn. Het kwam ze duur te staan: de e-mailbombing van honderdduizenden boze Internet-gebruikers liet niet zomaar hun mailbox een beetje uitpuilen: de Internet-server waar zij (en vele anderen) hun aansluiting op hadden, gaf kokend de geest.
Marketeers moesten dus iets anders verzinnen. Sponsoring van een gebied bijvoorbeeld is een mogelijkheid, maar veel meer dan de naam van het bedrijf kun je dan niet kwijt. Bovendien ziet het ernaar uit dat het zinvoller is om andersom te denken: reclame moet niet naar de klant komen, maar de klant naar de reclame. En het schijnt te werken, steeds meer Internet-adverteerders profileren zich in de speciaal daartoe gecreeerde gebieden, de Internet Storefronts en de Internet Mall. Daar is van alles te vinden: produktinformatie en catalogi van zonnebrillen, computers, reisgidsen, scheerapparaten, bordspelletjes; zelfs een bloemenwinkel is aanwezig: de bestelling is direct te plaatsen.
Als dit de toekomst is, hoeft men niet zo bang te zijn voor de teloorgang van de Internet-cultuur. Integendeel, de reclame zal zelf veranderen: geen schreeuwerige aankondigingen maar heldere produktinformatie, geen loze beloften maar vergelijkend consumentenonderzoek, geen irritante direct-mail maar service en klachtenbehandeling. Misschien is de Internet-cultuur wel besmettelijker dan de reclame-cultuur.