Muurschildering van koningin Elizabeth in Shankill Road in het Noord-Ierse Belfast, een buurt waar veel mensen zich verbonden voelen met Groot-Brittannië, 2018 © Timothy Fadek / Redux / HH

‘Ik ben geen Ier, ik ben een Noord-Ier’, meldt mijn twaalfjarige zusje me deze zomer vanuit het niets. We spelen een potje Monopoly in ons ouderlijk huis in het Zuiden van Ierland. Het is een stenen huis, klein, op een eiland in de baai van havenstad Cork. We werden er allebei geboren, zij twintig jaar later dan ik. Mijn zusje woonde haar leven lang nergens anders. Op de achtergrond de radio: veertigduizend Noord-Ierse banen verdwijnen bij een harde Brexit. Boven op de honderdduizend banen in de rest van Ierland.

Ooit woonden er twee Ierse arbeidersfamilies in ons huis, met z’n tienen in vier kleine kamers. Ze waren werkzaam in de tuinen van het landgoed Fota, waar rijke Britse kolonisten en hun nazaten lange tijd de dienst uitmaakten. Nu is er een dierentuin. Bij helder weer kun je vanuit het slaapkamerraam van mijn zusje de giraffes zien.

Schoolvriendinnetjes hadden mijn zusje verteld dat ze anders is, anders praat. En het is waar: mijn zusje heeft geen Zuid-Iers accent, maar een licht noordelijke tongval. Overgenomen van haar moeder, mijn stiefmoeder, telg uit een welgestelde Noord-Ierse protestantse familie. Tegelijkertijd ziet ze er met haar sproetenhuid en donkerbruine haren Ierser uit dan een kind van Van Morrison (geboorteplaats: Belfast) en Sinead O’Connor (geboorteplaats: Dublin). Ze is zeker een stuk Ierser dan de huidige, half-Indiase premier, Leo Varadkar. Wat is een Ier, wat is een Noord-Ier? Wat is het verschil? En: waarom houdt mijn kleine zusje zich bezig met het onderscheid?

’s Avonds eten we wilde Ierse zalm, gepocheerd, en dus niet uit mijn vaders rokerij. Met Ierse aardappelen (‘Queens, of course. Glorious balls of flower’). Mijn Ierse vader kent, net als de rest van katholiek Ierland, zijn pappenheimers. De aardappel als heilige graal, als nationaal symbool. Ze staan elke avond op tafel. We bespreken de verschillende scenario’s voor een Brexit. Het onderwerp is onontkoombaar: het is de week dat de Britten Boris Johnson verkozen tot premier van het Verenigd Koninkrijk. Zijn verkiezingsbelofte: de Britten vertrekken op 31 oktober uit de EU. ‘Do-or-die’. Ik vraag mijn vader of zijn zalmrokerij een nieuwe harde grens tussen Ierland en Noord-Ierland overleeft – de Brexit treft de visserij harder dan welke sector ook:

‘We’ll see.’

Onbevredigend, maar ik ken hem langer dan vandaag. Ik hoor de twijfel in zijn stem en zie de zorgen in zijn ogen. Ik weet: zijn bedrijf is grotendeels afhankelijk van de export naar het VK.

Als mijn vader me ervan heeft overtuigd dat zijn rokerij voldoende reserves heeft om in ieder geval de eerste klappen van een Brexit op te vangen, praten we over de terugkeer van oorlog in Ierland: voor het eerst in mijn leven een niet-hypothetisch onderwerp van gesprek aan onze keukentafel. Mijn zusje heeft inmiddels haar bord leeg. Het praten over oorlog verveelt haar en ze vraagt of ze van tafel mag om op Netflix naar haar favoriete hitserie Derry Girls te kijken. Mijn zusje, zichzelf identificerend als Noord-Ier, kijkt in Zuid-Ierland naar een serie over katholieke Noord-Ierse schoolmeisjes in Derry in de precaire vrede van de jaren negentig. Ze herkent zichzelf in de humor en de bravoure. In universele puberkwesties. De bloedige burgeroorlog en de sektarische terreur vormen het decor voor een comedyserie. Zover is Ierland sinds The Troubles gekomen, denk ik. Noord, Zuid, katholiek, protestants: het maakt allemaal niet meer uit. Toch?

Maar nu mijn zusje door haar vriendinnetjes wordt buitengesloten vanwege haar accent, nu de Brexit de Ierse vrede uitdaagt op haar állerkwestbaarste punt: de grens – ofwel de grens tussen Noord-Ierland en de Republiek, ofwel de nu door Boris Johnson voorgestelde grens op zee tussen Noord-Ierland en de rest van het Verenigd Koninkrijk – wil ik weten: hoe ver is Ierland ontzuild sinds het Goede Vrijdag-akkoord twee decennia geleden vrede bracht in Noord-Ierland? En keert het oude identiteitsdenken door de Brexit weer terug?

Dat katholieken en protestanten de afgelopen twee decennia in relatieve vrede samenleefden in Noord-Ierland, zat hem in de ingenieuze oplossing voor de identiteitskwestie in het Goede Vrijdag-akkoord van 1998. Wat voor het protestantse deel van de bevolking zo klaar als een klontje was, namelijk dat Noord-Ierland deel uitmaakt van het Verenigd Koninkrijk, was voor het katholieke Ierse deel niet te verkroppen. De opgelegde Britsheid werd door sommigen gezien als een voortzetting van de bezetting door Engeland. Een recept voor onheil, zo bleek. Vragen om Troubles – zoals de dertig jaar durende burgeroorlog in een typisch Iers eufemisme heette, een oorlog die tussen 1968 en 1998 ruim 3600 mensen het leven kostte. Maar doordat het Goede Vrijdag-akkoord bepaalde dat inwoners voortaan hun identiteit mochten kíezen, werd de angel uit het conflict gehaald, aldus politicoloog Mary Murphy in haar boek Europe and Northern Ireland’s Future. Wie Iers wil zijn, is Iers, wie zich Brits voelt, is Brits. Je kiest sinds 1998 je paspoort al naar gelang je voorkeur. Of je neemt er twee, kan ook.

Als onderdeel van het akkoord verzachtten de Britten daarnaast hun absolute claim op Noord-Ierland: ze stemden in met de mogelijkheid voor een referendum over hereniging van Noord-Ierland en de Republiek, mocht een meerderheid van de bevolking daarom vragen. Op haar beurt paste de Republiek haar grondwet aan: Ierland maakte niet langer aanspraak op het eiland als één nationaal territorium. In plaats daarvan gaf het iedereen geboren op het Ierse eiland het recht om deel van de Ierse natie te zijn. Beide landen onderkenden dat identiteit gaat over delen en, in dit geval, over de creatie en het onderhoud van Noord-Ierland als een gedeelde ruimte tussen protestanten en katholieken, tussen het VK en de Republiek. Alle beslissingen over de toekomst van Noord-Ierland vereisten voortaan een meerderheidssteun van beide gemeenschappen. Diplomatie en vrede wonnen het van soevereiniteit en identiteit – een historische triomf.

Noord-Ierland is voor een groot deel van de DUP nog altijd even Brits als Cornwall

Hoewel een trots grijnzende Bill Clinton vaak wordt herinnerd als het gezicht van het Goede Vrijdag-akkoord – hij bemiddelde immers – was de minder fotogenieke EU de echte held. Doordat het VK en Ierland samen lid waren kon de fysieke grens tussen Noord-Ierland en de Republiek namelijk daadwerkelijk verdwijnen – en was de culturele makkelijker te negeren. Vrij verkeer van goederen, personen en diensten en de aan lidmaatschap inherente garantie van open grenzen maakten een harde grens, met controles en alle vertoon van autoriteit die bij grensbewakers in uniform meekwam, tussen Noord-Ierland en de Republiek onmogelijk.

Een waarborg van niet te onderschatten waarde: het Goede Vrijdag-akkoord verbiedt nergens expliciet de terugkeer van een grens op het Ierse eiland voor douanecontroles. Bovendien, de pro-Britse Democratic Unionist Party (dup) geloofde nooit echt in het concept van overlappende identiteiten, in Noord-Ierland als een gedeelde ruimte tussen de Britten en de Ieren. Dezelfde diepgewortelde en onwrikbare overtuiging die Johnsons huidige Brexitdeal voor de Britse regeringspartij onacceptabel maakt, weerhield hen er in 1998 van het Goede Vrijdag-akkoord te ondertekenen: Noord-Ierland is voor een groot deel van de dup nog altijd even Brits als Cornwall. Alles wat daaraan tornt is een existentiële bedreiging. En dus was het instemmen met het Goede Vrijdag-akkoord, concessies doen aan de ‘rebellen’ uit Dublin, even ondenkbaar als instemmen met Johnsons Brexitvoorstel voor een status aparte voor Noord-Ierland. De onvrede van de dupover de status van Noord-Ierland onder het Goede Vrijdag-akkoord, het feit dat de dup nooit zoveel voelde voor het wegnemen van de scheidslijnen tussen Brits en Iers, werd lange tijd onschadelijk gemaakt door het gemeenschappelijke lidmaatschap van de EU.

De EU slechtte ook een mentale grens. Miljarden aan Europese euro’s gingen naar het vredesproces, naar het cultiveren van relaties tussen de strijdende partijen in Noord-Ierland en aan beide kanten van de grens. Het Europese geld werd door beide kampen als neutraal gezien, en dus als acceptabel. In tegenstelling tot, bijvoorbeeld, Amerikaanse dollars. Vanwege de bij tijden warme band van delen van de Amerikaanse overheid met de ira, wilden protestanten steungeld uit de VS niet aannemen. Europese ontwikkelingsgelden zorgden ervoor dat al te grote economische achterstand in het arme Noord-Ierland werd bijgesteld. Kwaliteit van gezondheidszorg aan beide kanten van de grens werd gelijkgetrokken, samenwerking werd waar nodig gefaciliteerd.

Ook cruciaal, aldus de Ierse oud-premier John Bruton: het gemeenschappelijke lidmaatschap doorbrak de hiërarchische verhouding tussen de Republiek en het VK. De Brusselse en Straatsburgse arena werden een level playing field voor de twee gelijkwaardige lidstaten. De verhoudingen tussen Ierland en de oosterbuur werden door de EU wat ze eigenlijk nooit waren geweest: normaal. Decennia van samenwerking in de EU hadden dedain aan de ene kant en defensiviteit aan de andere er eindelijk uitgesleten.

In het gedicht ‘The Ministry of Fear’, memoreert de Nobelprijs winnende dichter Seamus Heaney zijn jeugd in Noord-Ierland:

‘Catholics, in general, don’t speak
As well as students from the Protestant schools.’
Remember that stuff? Inferiority
Complexes, stuff that dreams were made on.
‘What’s your name, Heaney?’
‘Heaney, Father.’
‘Fair Enough.’

Als mijn zusje volgend jaar naar de middelbare school gaat, wordt het vrijwel zeker de protestantse kostschool Bandon Grammar, en niet de katholieke meisjesschool om de hoek. Dan maar twaalfduizend euro schoolgeld, dan maar anderhalf uur rijden, dan maar alleen in de weekenden naar huis. Protestants staat voor kwaliteit, katholiek voor inferieur: dezelfde wetten als in het Noord-Ierland van Heaneys jeugd dicteren nog altijd een deel van de sociale verhoudingen op het eiland. Some things never change.

Maar sommige dingen veranderen wel degelijk. Van Noord tot Zuid: Ierland ontzuilt en ontkerkt. En rap ook. In de afgelopen vier jaar verviel in de Republiek zowel het verbod op het homohuwelijk als op abortus. Per volksdecreet. Zelfs op een ouderwets potje godslastering staat sinds vorig jaar geen sanctie meer. Het misbruik in de katholieke kerk waarover lange tijd niemand durfde te praten kwam de afgelopen jaren eindelijk naar buiten.

Toen al onze klasgenoten ter heilige communie gingen, nogal een big deal in het Ierland van mijn jeugd, moesten mijn zus en ik van onze atheïstische ouders thuisblijven. Ik: tranen met tuiten, geen suikerspinnenjurken, geen lakschoenen, een meisjesdroom aan diggelen. Mijn zusje haalde daarentegen nauwelijks een schouder op, ze mocht met de andere niet-gelovigen van haar school naar de bioscoop – een halve generatie later. De niet-religieuzen vormen het hardst groeiende deel van de Ierse bevolking. Religie, eens bepalend voor identiteit, wordt langzaam maar zeker vrijblijvend en zelfs irrelevant.

En dan is er natuurlijk Leo Varadkar, de homoseksuele zoon van een Indiase immigrant die sinds 2017 premier is van Ierland. Om hem de personificatie van Ierlands progressieve lente te noemen gaat wat ver: Varadkar, voorman van het centrumrechtse Fine Gael, staat bekend als ‘Tory Boy’, zo leert een biografie uit 2018. Zijn helden: Otto von Bismarck en Micheal O’Leary van Ryanair. Hij kwam pas in 2015 uit de kast. Maar toch. Dat hij premier kan zijn in een tot voor kort homogeen katholiek en wit land is veelzeggend.

Zijn de Ieren flexibel genoeg van geest om ook bij een No Deal-Brexit de vrede te bewaren?

In het Noorden groeide sinds de vrede een generatie op die zich, net als mijn kleine zus, identificeert als ‘Noord-Ier’, maar de grens vooral kent van het berichtje van de telefoonprovider: ‘You are now in the Republic of Ireland’. De twee zuilen: Brits/unionist/protestant en Iers/nationalist/katholiek, brokkelen af: in de afgelopen tien jaar verloor de pro-Britse dup haar meerderheid en stagneerde de steun voor de nationalisten, Sinn Féin. Uit een jaarlijkse peiling van de Queens Universiteit in Belfast blijkt dat vijftig procent van de Noord-Ieren zich niet als unionist, noch als nationalist identificeert. In de Europese verkiezingen van mei stemde een historische 18,5 procent van de kiezers op de agnostische centrumpartij Alliance. Opvallend: de neithers zijn vooral niet-religieuze jongeren.

Café in Muff, Donegal, op de grens van Ierland en Noord-Ierland, 2018 © Charles McQuillan / Getty Images

Ook het immens populaire Derry Girls rekent af met het verleden, breekt met het allesverzengende identiteitsdenken. ‘Derry’ staat voor het eerst niet meer gelijk aan sektarisme, aan het bloedbad van Bloody Sunday in 1972, maar aan vijf tieners. Schoolmeisjes die met gierende hormonen, in een staat van puberale hyperurgentie, worstelen met universele thema’s als verkering, nablijven en de onuitstaanbaarheid van ouders.

De serie ontroert doordat het recht op een puberleven erkend wordt, ook in tijden van oorlog. Daar waar de oorlog wordt gethematiseerd, dient het enkel de humor. De meisjes vragen zich af of ze een Britse soldaat ‘zouden doen’, het concert van Take That kan niet doorgaan vanwege een bommelding. Als in seizoen twee de hoofdpersonen wordt gevraagd om de overeenkomsten tussen katholieken en protestanten op te noemen, als onderdeel van een cross community-uitwisseling met een protestantse school – heel gebruikelijk in het Noord-Ierland van de jaren negentig – kunnen de leerlingen alleen verschillen bedenken: ‘katholieken zijn Iers, protestanten zijn Brits’, na lang nadenken: ‘protestanten zijn rijker’, ‘protestanten houden van marcheren en katholieken van lopen’. Stereotypen, hoewel deels nog altijd waar, zijn niet langer olie op het vuur van de tribale spanningen, maar in de eerste plaats een nostalgische bron van vermaak.

In die zin past Derry Girls in de Ierse traditie om schoonheid te delven uit het donkere verleden, om van iets zwaars iets lichts te maken. Zoals de poëzie van Heaney over zijn jeugd in het verscheurde Noorden, zoals het bezingen van Ierse verzetshelden in de kroeg, en zoals mijn oom, die me na mijn grootvaders begrafenis een pint in de hand drukte en een oud-Iers adagium op het hart: ‘A good Irish funeral is better than a wedding.’

Maar Derry Girls doet misschien wel meer dan dat. Het brengt closure. De meiden werden emblematisch voor hoe Ierland zijn getroebleerde jaren ontgroeide. Tegelijkertijd werd Noord-Ierland wereldwijd voorbeeld van hoe twee nationale identiteiten, beschadigd door decennia van sektarisch geweld, een vorm van harmonie kunnen terugvinden.

En toen kwam de Brexit: het referendum, de politieke chaos in Londen, en de hamvraag hoe om te gaan met de open grens tussen EU-lidstaat Ierland en het onderdeel van het Verenigd Koninkrijk, Noord-Ierland. De politiek onhaalbare ‘backstop’ – de clausule die bij de Brexit een harde grens op het Ierse eiland moest voorkomen, werd vervangen door de ‘frontstop’: een douanegrens op zee. Er kwam een akkoord, er kwam een harde nee van de dup, er kwam weer uitstel, chaos en onzekerheid duren voort.

Maar Johnson wil koste wat het kost op 31 oktober de EU verlaten. En nog steeds hangt de ‘default’-optie van een No Deal-Brexit als donderwolk boven de markt. En daarmee ook de miljoenen vragen: wat gebeurt er in Ierland als met de Brexit de harde grens terugkomt? Zijn de Ieren, na alle ontegenzeggelijke progressie, flexibel genoeg van geest om ook dan de vrede te bewaren? Om niet terug te vallen in het wij-zij-denken dat het eiland zoveel leed bezorgde?

In dat geval is geweld bijna onvermijdelijk, denken velen. Maar ook bij alternatieve scenario’s is vrede geen garantie. Volgens Tony Connelly, schrijver van het boek Brexit & Ireland, heeft het Brexit-referendum de slapende honden wel degelijk wakker gemaakt. Inderdaad, de cijfers spreken: uit weer een peiling van de Queens Universiteit in Belfast blijkt dat 85 procent van de katholieken in Noord-Ierland ‘remain’ stemde, tegenover 41 procent van de protestanten. Oude allianties bekennen kleur: de katholieken willen onderdeel van het eiland blijven, onderdeel van de EU, de protestanten willen bij dat andere eiland horen, bij die andere unie: het VK.

Allison Morris, veiligheidscorrespondent voor het nationalistische Noord-Ierse dagblad The Irish News, signaleert dat ira-splintergroepen de Brexit zien als een propagandamogelijkheid, opeens hebben ze de aandacht van de buitenlandse pers. De snelheid waarmee aanslagen elkaar opvolgen is toegenomen sinds het Brexit-referendum. En het animo voor terreur groeit: Iers-nationalistische netwerken zoals de New IRA werven steeds jongere rekruten voor the cause: de republikeinse droom van een verenigd Ierland, een doel waarvoor zij alle middelen geheiligd achten.

De katholieken willen deel van de EU blijven, de protestanten willen bij het VK horen

Daarnaast speelt het Verenigd Koninkrijk door de felle politieke debatten in Londen over Noord-Ierland zichzelf opeens weer in de rol die Ieren liever zouden vergeten, namelijk die van kolonisator, de grote buur die immer bepaalt hoe de Ierse samenleving eruit moet zien. Oude anglofobie steekt de kop op: in Londen woonachtige Ieren die sinds het Brexit-tumult hun Engelse partners niet meer mee durven te nemen naar de kroeg in Ierland – ik ken ze. En nu dus mijn zusje, plots een vreemde eend in de bijt die erop wordt gewezen dat ze anders praat.

Maar ook tegenovergestelde reflexen zijn zichtbaar: de ingebakken Ierse neiging om met de Britten mee te bewegen. Eoghan Harris, familievriend, columnist voor de Irish Independent en oud-senator, vertelde me deze zomer dat als er door de Brexit opnieuw een burgeroorlog komt, de schuld bij het Ierse establishment ligt: ‘We moeten pragmatisch zijn en het de Britten niet zo moeilijk maken.’

Ik herken in Harris, in afgezwakte vorm, mijn vader: ook voor hem is in het Brexit-proces vooral het Ierse republicanisme en het eventueel bijhorende geweld een schrikbeeld. De Engelsen, dat zijn de geciviliseerden, stelt hij. Mijn vader belichaamt het Ierse inferioriteitscomplex: hij spreekt laatdunkend over zijn Ierse roots, van de drie vrouwen in zijn leven was er één Nederlands, de andere twee Brits. Hij spreekt en kleedt zich als een Britse Lord. Is dat het stockholmsyndroom? V.S. Naipaul noemde het ‘mimic men’: in de ruïnes van dekolonisatie blijkt het voor sommigen moeilijk een eigen, authentieke identiteit te ontwikkelen. Imiteren, doen alsof, ligt dan voor de hand.

Brendan Halligan, oud-politicus voor de Irish Labour Party, noemde het Brexit-referendum eerder dit jaar in de Financial Times de psychologische bevrijding van de Britten, het einde van de koloniale verhoudingen, het definitieve doorknippen van de navelstreng. Zonder de Britten als EU-buur zal Ierland echt op eigen poten gaan staan. Ik twijfel aan zijn gelijk. Ondanks Ierlands onmiskenbare assertiviteit in onderhandelingen, laat de Brexit ook zien dat koloniale verhoudingen doorwerken. Maar in het kielzog van de Brexit krijgt de oude Ierse droom van een verenigd Ierland, als definitieve en ultieme afrekening met het VK, weer momentum.

Eind mei bleek uit een peiling van de Ierse publieke omroep rte dat twee derde van de stemmers in de Republiek een verenigd Ierland steunt, tegen een derde in 2015. Ook het politieke midden voelt zich door de Brexit weer senang bij het idee van een verenigd Ierland. Varadkar zei onlangs: ‘Gematigde nationalisten, gematigde katholieken, mensen die lange tijd tevreden waren met de status quo, willen weer een heel Ierland. Liberale protestanten, liberale unionisten, zullen zich afvragen waar ze zich meer thuisvoelen.’

Gemma, mijn Noord-Ierse nicht, groeide op buiten Belfast, studeerde en werkte in Londen en keerde door torenhoge woonlasten en een stukgelopen relatie uiteindelijk terug naar Noord-Ierland. Als ik haar vraag of ze zich Iers voelt, zegt ze ‘nee’. Maar ook: ‘Waar Ierland onlangs een progressief reveille doormaakte, is Noord-Ierland nog steeds achterlijk: abortus is hier nog altijd verboden, net als het homohuwelijk. Tel daar de economische malaise van de Brexit bij op en ik weet wel wat ik kies bij een referendum.’

Of het in de praktijk zou werken, is de vraag. Krijgt de Ierse vlag een Noord-Ierse rood-witte wimpel? Wordt het Ulster-Schots, cultureel erg belangrijk voor een kleine Noord-Ierse minderheid, naast Engels en Gaelic de derde officiële taal van Ierland? Ik voorspel moeilijkheden. Maar economisch is het logisch. En, als ontzuild pragmatisme de doorslag geeft, uiteindelijk zelfs waarschijnlijk. Dan zullen de Ieren zeggen: ik ben Iers. Ook degenen die Noord-Ierse ouders hebben.

De urgentere vraag voor de toekomst van Ierland, voor het land waarin mijn zusje opgroeit: vallen de Ieren, net als de Engelsen, terug in een statisch idee van identiteit? Kan mijn zusje zijn wie ze is, opgroeien vrij van het juk van wij-zij-denken en oud zeer?

De afgelopen twintig jaar leerden de Ieren, Noord en Zuid, een complexer concept van identiteit verdragen. Ze moesten wel. Omwille van leefbaarheid, omwille van vrede: Noord-Ierland móest worden gedeeld. De handtekeningen onder het vredesakkoord in 1998 waren een leap of faith, maar het vertrouwen betaalde zich uit: een generatie groeide op in relatieve vrede en toenemende identitaire vrijheid, Noord-Ierse socialites trouwden met Ierse zalmboeren, een groep fictieve tieners uit Derry maakte iedereen belachelijk en maakte daarmee heel veel goed.

Dat Johnson nu bereid blijkt Noord-Ierland op te offeren voor een Brexit veroorzaakt een neurotische en gemarginaliseerde pro-Britse minderheid in Noord-Ierland en nieuwe kansen voor de New IRA en consorten. Ook als een harde grens op het Ierse eiland wordt voorkomen, is de kou niet uit de lucht. De delicate balans van het Goede Vrijdag-akkoord is aangetast. In combinatie met de frustratie, uitputting en wanhoop over wéér onzekerheid rond de Brexit zullen nieuwe spanningen het onderlinge vertrouwen op het Ierse eiland tot het uiterste testen. Maar het zijn de Britten die weg willen uit de EU. En het zijn de Britten die de afgelopen jaren keer op keer maling hadden aan de consequenties van een Brexit voor Ierland. Ierland maakte te veel progressie om de Britten, een kleine honderd jaar na de onafhankelijkheid van de Republiek, ook nu weer zijn lot te laten bepalen.


Keshia Hederman is historicus en journalist bij de VPRO