
Hier zaten eerst de Cimmeriërs en de Tauriërs, daarna kwamen de Skythen, Grieken, Goten, Sarmaten, Thraciërs en Kelten; de Hunnen vielen er binnen, de Kiptsjaken, Khazaren, Petsjenegs, Mongolen en Koemanen lieten zich zien; verder zijn de Romeinen erlangs gekomen, de mannen van Mithridates VI van Pontus, de Genuezen (die de builenpest naar Europa exporteerden) en dan nog de Russen, de Turken, de Fransen en de Britten, welke laatsten er hun Lichte Brigade in de pan lieten hakken en thuiskwamen met het woord balaklava, voor skimuts. Kortom: de Krim is een paradijs voor archeologen, zeker als die een moderne aanspraak op het gebied willen ondersteunen.
Het toeval wil dat het dappere Allard Pierson Museum in Amsterdam een tentoonstelling wijdt aan de Krim, althans aan één periode, grofweg van de zevende eeuw voor Christus tot de derde eeuw na. Het is een fraai vormgegeven tentoonstelling en er zijn weergaloze gouden topstukken te zien, afkomstig uit collecties uit Simferopol, Sebastopol, Kiev en Kertsj, plekken waar u misschien nog niet geweest bent. De kern van het verhaal is dat de Grieken, op zoek naar graan en vis, vooral aan de zuidoostkant van het schiereiland steunpunten bouwden die uitgroeiden tot steden. Ze betaalden met goud, waar hun inheemse leveranciers, de Skythen, prachtige siervoorwerpen, helmen, zwaardscheden en dergelijke van maakten. De Griekse vestigingen groeiden uit tot het koninkrijk Bosporus dat tot 370 na Christus heeft bestaan. Invallen van Sarmaten zouden het karakter van het rijkje ingrijpend veranderen.
Als je een goed overzicht wil geven van die geschiedenis, aan de hand van vondsten gedaan op de Krim, moet je stevig in je schoenen staan. Dat is hier helaas niet het geval. De stukken zijn fraai, maar de samenstellers maken een echte puinhoop van de opbouw en de begeleidende teksten. Het lijkt wel of die door zes verschillende mensen in vier verschillende landen zijn geschreven. Soms wordt er een kinderlijk jolige vraag gesteld (‘Is te zien welke vissoort is afgebeeld?’), soms wordt verondersteld dat u weet wat een ‘opzetstuk’ is of een ‘doorbroken kling’, maar even verderop wordt weer uitgelegd waar een ketel voor is (‘gebruikt voor het koken’). Soms legt de Engelse tekst uit wat een ‘kurgan’ is, maar de Nederlandse niet. Het stikt van de kaartjes met de oude namen, maar het duurt een hele tijd voor je doorhebt dat Neapolis op de plek van Simferopol lag en Pantikapaion grofweg bij Kertsj. Sommige vitrineteksten hangen op de verkeerde plek. Zucht.
Het meest problematische is dat de tentoonstelling de verwarring van die dikke soep van beschavingen, volkeren en invloeden niet verheldert, maar juist groter maakt. Wie de Sarmaten waren, wat het ‘targa-teken’ behelst, wat ‘het land Dory’ is, waarom ramskoppen opeens ‘een Iraans idee’ uitdragen, wie ‘de barbaarse elite in Centraal- en West-Europa’ was – geen idee. Het is fascinerend dat in twee vrouwengraven Chinese lakdozen zijn aangetroffen, die door Japanse deskundigen zijn gerestaureerd, maar dan had ik toch óók wel iets willen weten over die edelsteen uit Sri Lanka en die kauri-schelpen uit de Indische Oceaan. Hoe kwamen die daar?
De Krim: Goud en geheimen van de Zwarte Zee. Allard Pierson Museum, Amsterdam, t/m 18 mei. Allard Piersonmuseum.
Beeld: Zwaard, vooral in de vierde eeuw v. Christus wijd verbreid onder de Skythen; zeldzaam is de ‘doorbroken kling’, Dnipropetrovsk, Oekraïne (Kiev, Museum van de Historische Schatten/Allard Pierson Museum).