
Tut, tut, túúút. Tut, tut, túúút. Door de muur van de werkkamer klinken een stel klarinetten. De tonen trillen een beetje, maar zijn wel zuiver. ‘Ze zijn aan het oefenen voor het leerorkest’, zegt directeur Marijke van Amersfoort van basisschool Samenspel met nauw verholen trots in haar stem. ‘Ons groep 8-orkest speelt eind van het schooljaar met andere schoolorkesten in de Amsterdam Arena.’ De leerorkesten zijn inmiddels een fenomeen op achterstandsscholen, in eerste instantie in Amsterdam-Zuidoost en nu ook in andere delen van de stad. Oprichter Marco de Souza werd in januari zelfs verkozen tot Amsterdammer van het Jaar. ‘Alle kinderen krijgen hier vanaf groep 1 muziekles en dan werken we toe naar de keuze voor een instrument in groep 5’, legt Van Amersfoort de methodiek uit. ‘Dat instrument mogen ze ook mee naar huis nemen om te oefenen voor het leerorkest waarin ze allemaal zitten.’ Samenspel heeft nu klassieke orkesten in groep 5, 6, 7 en 8.
Kinderen die meer dan gewoon gemotiveerd zijn, krijgen extra les in speciale klasjes voor hun instrument. Tachtig kinderen doen daar nu vrijwillig aan mee. ‘Ik hoop dat we ooit een kind klaarstomen voor het conservatorium en vervolgens het Concertgebouworkest’, zegt Van Amersfoort. ‘Geweldig toch, wat we die kinderen kunnen meegeven?’ Verontwaardigd kan ze dan ook zijn als ambtenaren van de gemeente vragen ‘hoeveel lestijd’ er aan die muzieklessen verloren gaat. ‘Het onbegrip van die mensen is stuitend. Dan weet ik meteen weer waarom ik met de gemeentelijke kwaliteitsaanpak niet in zee ben gegaan. Ambtenaren willen vooral hun aanpak aan je school opleggen.’
In 2008 werd in Amsterdam met veel tamtam de gemeentelijke Kwaliteitsaanpak Basisonderwijs Amsterdam (kba) ingevoerd. Toenmalig wethouder van Onderwijs Lodewijk Asscher verordonneerde dat Amsterdam geen zwakke scholen meer mocht hebben en dat de gemiddelde Cito-scores van alle scholen omhoog moesten. Maar liefst 3,5 miljoen euro per jaar stelde de gemeenteraad beschikbaar om eerst de zwakke scholen aan te pakken en daarna (vrijwillig) ook de goede.
De eerste resultaten waren veelbelovend, er werd zelfs gesproken van de ‘stille revolutie van Asscher’. ‘Asscher-boys’ gingen tientallen basisscholen af om die in korte tijd van zeer zwak naar goed te krijgen. Scholen werden in opdracht van de jonge wethouder ‘hard en kritisch’ aangepakt door buitenstaanders, vaak consultants van adviesbureau bmc. Verbetering zit in soms kleine zaken, meldden deelnemende experts in een jubelend artikel in Vrij Nederland in 2012. ‘Sommige scholen verliezen veel lestijd omdat ouders ’s ochtends gezellig nog een half uurtje in de klas blijven hangen.’ En: ‘Er moet iemand de troep opruimen en soms hard ingrijpen. En dat zijn ze in het onderwijs niet gewend. Daar heerst een cultuur van pappen en nathouden.’
Deze ferme-jongensretoriek en de methodiek van buitenstaanders die een school de maat nemen was gebaseerd op de Amerikaanse Turnaround-modellen die, volgens de deskundigen van adviesbureau bmc, zeer succesvol waren verlopen. Het optimisme vierde hoogtij bij de kba-doeners die veelal van buiten de ambtelijke onderwijskringen afkomstig waren. Er werd zelfs een zogenoemde Asscher-norm ingesteld: elke Amsterdamse school moest minimaal een gemiddelde van 534 als Cito-score hebben. Deze doe-mentaliteit en de eerste ogenschijnlijke successen deden de carrière van wethouder Lodewijk Asscher geen kwaad. De pvda-kroonprins werd in 2012 naar Den Haag geroepen om daar minister van Sociale Zaken te worden in het kabinet-Rutte II.
En toen was daar eind januari 2014 opeens het evaluatierapport Het effect van de Kwaliteitsaanpak Basisonderwijs Amsterdam (KBA) op leerlingprestaties: Resultaten van de eerste vier jaar van het Centraal Planbureau (cpb). De conclusies waren snoeihard en niet mis te verstaan: ‘De invoering van de kba heeft een negatief effect gehad op de onderwijsprestaties van leerlingen in groep 8 van het basisonderwijs. Het beleid heeft, in vergelijking met de controlegroep, geleid tot een daling van de Cito-scores met 1,7 punt in de eerste vier jaar na invoering. Dit resultaat moet worden geïnterpreteerd als een effect van de invoering van het beleid.’ Asschers pvda-opvolger Pieter Hilhorst zette nog wel vraagtekens bij de onderzoeksmethode – zoals iedereen die slecht uit een onderzoek komt – en stelde dat een Cito-score niet alles over een school zegt. Een merkwaardige opmerking, omdat verhoging van de Cito-score juist de inzet was van de kba. Maar ook Hilhorst kon niet ontkennen dat de veertien miljoen euro die Amsterdam in vier jaar tijd extra in het basisonderwijs had geïnvesteerd cijfermatig niets heeft opgeleverd.
Erger is misschien nog wel dat de kba-initiatiefnemers gewaarschuwd hadden kunnen zijn. Maar ze hebben de Amerikaanse voorbeelden verkeerd geïnterpreteerd of te rooskleurig voorgesteld. Uit de literatuurstudie die de cpb-onderzoekers aan het onderzoek toevoegden komt namelijk naar voren dat effecten van de methodiek in de VS slechts zeer kortstondig zijn en in de latere groepen zelfs helemaal wegvallen.
Wat is er in Amsterdam misgegaan? Een brief met de titel ‘Waarom ik niet op mijn partij (pvda) ga stemmen’ die logopediste Marthe van Nes half maart naar de Volkskrant stuurde, maakt veel duidelijk. Ze werkte op de school voor speciaal onderwijs in de Bijlmer toen daar in 2011 de kba werd ingevoerd. Ze schrijft: ‘Het onderwijsteam, de meesten met meer dan tien jaar ervaring met deze specifieke populatie, mocht eenmaal in een sessie van anderhalf uur zijn visie op de toestand uiteenzetten. Daarna heeft de kba nooit meer direct met de medewerkers gesproken.’ En: ‘Vervolgens ontrolde zich een scenario waar mijn (oud-)collega’s en ik nog steeds akelig van dromen: de directie kreeg vrij spel in het “mobiliseren” van het team, in het overplaatsen van leerkrachten naar andere locaties. Dat ging gepaard met intimidatie en repressie. Goed functionerende en toegewijde leerkrachten werden gekleineerd en onder druk gezet.’ Haar school zakte van ‘zwak’ in 2010 naar ‘zeer zwak’ in 2012, schrijft Van Nes. In 2013 moest er een (dure) interimmanager worden aangesteld.
De hartenkreet van Van Nes zal de cpb-onderzoekers niet vreemd in de oren hebben geklonken. Alhoewel ze niet echt hebben bekeken waarom de Cito-score op de onderzochte scholen is gezakt, stellen ze in hun rapport: ‘Een mogelijke verklaring voor dit resultaat is dat het intensieve en veeleisende karakter van het programma heeft geleid tot weerstand onder en vertrek van leraren. Dit beeld komt naar voren uit interviews met schooldirecteuren van deelnemende scholen.’
‘Eigenlijk ben ik wel tevreden. Bij ons heeft de kba best goed uitgepakt.’ Michel Zegwaard is directeur van basisschool Het Klaverblad, ook in stadsdeel Zuidoost, slechts een paar kilometer verwijderd van basisschool Samenspel van Marijke van Amersfoort die de kba-ambtenaren buiten de deur hield. Zegwaard, een ervaren directeur die zelf ook lang voor de klas heeft gestaan, vertelt: ‘Wij deden mee op vrijwillige basis. We zaten als school niet in de gevarenzone, we waren nog helemaal “groen” zoals dat heet. Wel zagen we dat er in groep 6 zekere aandachtspunten waren. Ik zag de kba als een soort onderhoudsbeurt. Je gaat toch een eigen manier van werken ontwikkelen en dan is het goed dat een buitenstaander daarnaar gaat kijken.’
Die buitenstaanders zijn kba-consultants – vaak onderwijskundigen – die met de ‘Kijkwijzer’ in de hand achter in de klas gaan zitten om de lessen van individuele leerkrachten te beoordelen. In die Kijkwijzer zijn negen criteria geformuleerd waaraan een goede basisschoolles moet voldoen. Zegwaard: ‘Op zich zijn dat heel goede punten. Dan gaat het bijvoorbeeld over het pedagogisch handelen, het effectief benutten van onderwijstijd, het formuleren van het leerdoel en de zorg in de klas.’ Van alle leraren wordt vervolgens met rood en groen aangegeven wat ze wel en niet doen. Wat heeft hij aan de rapportage gehad? Zegwaard hoeft niet lang na te denken. ‘Wij geven nog steeds klassikaal les, maar dat doen we in principe wel op drie niveaus. Zowel de achterblijvers als de snelle leerlingen krijgen apart aandacht. Dat bleek niet overal even goed te gaan en bovendien bestaat het risico dat de middengroep dan ondergesneeuwd wordt. Het is goed om dat in kaart te krijgen.’
Natuurlijk is het bedreigend voor een leerkracht om een rapportage als een stoplicht voorgeschoteld te krijgen, erkent hij, maar dan is het juist tijd om als directeur het proces naar je toe te trekken. ‘Je stelt na de rapportage zelf samen met het team het verbeterplan op. En die rapportages over het personeel zijn natuurlijk maar momentopnamen. Het komt voor dat heel goede leraren op sommige punten rood scoren, terwijl jij als directeur weet dat ze die juist normaal gesproken wel goed doen. Die rapporten vormen alleen gespreksstof voor de reguliere functionerings- en beoordelingsgesprekken en die kunnen inderdaad wel tot arbeidsrechtelijke consequenties leiden. Maar daar is die kba-rapportage lang niet voldoende voor. Het blijft uiteindelijk het oordeel van de schooldirecteur.’
De Kwaliteitsaanpak Basisonderwijs Amsterdam, vindt Zegwaard, heeft zijn onderwijsteam geprofessionaliseerd. Door voortdurend te benadrukken dat hij het stuur in handen had, hield het team vertrouwen in het proces. En hij kreeg voldoende budget om zijn personeel extra te scholen of te laten coachen. Ook bij hem is de Cito-score niet omhoog gegaan. ‘Maar ik ben er nu wel van overtuigd dat we nu veel sneller kunnen ingrijpen als in een klas het niveau van het begrijpend lezen daalt. Dat hadden we vroeger minder snel in de gaten.’ Wat er nu nog beter kan? ‘Door de nadruk op de cognitieve scholing – ook in de kba – zijn we de andere talenten van een kind uit het oog verloren. De echte vakleerkracht gymnastiek zie je nauwelijks nog, voor creatieve vakken hebben we nauwelijks nog tijd. Als er extra geld komt voor onderwijs, dan zou ik het daarin stoppen. Kinderen moeten het ook plezierig vinden om naar school te gaan.’

‘Weet je’, zegt directeur Marijke van Amersfoort van Samenspel, ‘met de theoretische onderbouwing van de kba is niets mis. Die negen criteria van de Kijkwijzer heb ik bijvoorbeeld zelf ook toegepast en met succes. En er zijn meer bruikbare methoden geïntroduceerd, het is echter vaak misgegaan in de uitvoering.’
Onderwijsverbetering is voor een groot deel cultuurverandering, vindt Van Amersfoort, en zo’n verandering kun je nu eenmaal niet autoritair opleggen, daarbij moet je het bestaande team meenemen. Bij haar kwamen dus geen consultants achter in de klas zitten, maar collega-leraren uit het eigen team. Iedereen kwam aan de beurt en na de collegiale feedback werd een persoonlijk verbeterplan opgesteld. ‘Die verbetervoorstellen waren echt gedragen en op voldoende kennis gebaseerd. Als iemand bijvoorbeeld die keer het leerdoel niet aan de klas had uitgelegd, dan kon er aan de collega uitgelegd worden dat dat een bewuste keuze was, omdat daar de vorige dag uitgebreid bij was stilgestaan. Er is echt open en eerlijk met elkaar gepraat.’
Met het gehele team is vervolgens het verbeterplan voor de school opgesteld. Van Amersfoort: ‘Dat was een nadrukkelijke wens van de onderwijskrachten. Ze hebben zelf de prioriteiten aangegeven en snappen zelf waarom veranderingen noodzakelijk zijn. Er zijn harde afspraken gemaakt en in functioneringsgesprekken bevraag ik de leerkrachten op de doelen die ze zelf opgesteld hebben.’
Op Samenspel is zonder dat het personeel zich onveilig is gaan voelen het opbrengstbewust werken ingevoerd. Er heerst volgens Van Amersfoort een cultuur van ‘afspraak is afspraak’. Leerkrachten vinden het normaal om bij elkaar in de klas ‘de kunst af te kijken’. ‘De deuren staan bij ons altijd open.’
‘Ik ben natuurlijk wel onder druk gezet om met de kba mee te doen’, vertelt Van Amersfoort, ‘maar ik ben zo blij dat ik niet door de bocht ben gegaan. Dat we het helemaal zelf hebben gedaan, heeft voor een enorme drive in het team gezorgd. Dan is het wel jammer dat we die ton voor extra scholing zijn misgelopen.’ In tegenstelling tot de officiële kba-werkwijze heeft de aanpak van Van Amersfoort wel effect gehad. Haar school, die niet zwak was maar er wel hard aan moest trekken, behoorde tot de acht scholen in Amsterdam die het afgelopen jaar op leerwinst het meest succesvol waren. Bovendien mag de school trots zijn op de eind-Cito-score van 536,5, waarmee gescoord is boven het landelijk gemiddelde.
Heeft de kba het Amsterdamse onderwijs dan helemaal niets gebracht? Dat is natuurlijk ook weer niet zo. Volgens veel directeuren en andere betrokkenen was er wel een ‘wake up-call’ in het Amsterdamse basisonderwijs nodig. Het werd als normaal beschouwd dat kinderen uit het chique Zuid in overgrote meerderheid naar het vwo gingen en hun leeftijdgenoten in Nieuw-West en Zuidoost naar het vmbo. De kwaliteit van een flink aantal scholen in achterstandswijken was ook bedroevend, en de kba heeft ervoor gezorgd dat veel scholen het predikaat ‘zeer zwak’ of ‘zwak’ achter zich hebben gelaten. De kwaliteit van scholen is ook transparant gemaakt en kan veel beter in de gaten gehouden worden. Maar kenners vrezen dat deze scholen van de Onderwijsinspectie weer een negatieve beoordeling krijgen als de intensieve kba-begeleiding weg is.
De kba heeft volgens veel betrokkenen dogmatisch vastgehouden aan de top-down-benadering en heeft voorgestelde werkwijzen die meer aansloten bij de beroepstrots van de leerkracht en de wel aanwezige talenten bij de leerlingen hautain terzijde geschoven. Of zoals een andere directeur het formuleerde: ‘In theorie klopte het wel, maar de boel is in scholen ontzettend onder druk gezet en daarmee is veel onnodig kapotgemaakt. Een verbeterproces moest bijvoorbeeld in twee jaar afgerond zijn, terwijl je weet dat dit soort processen veel langer duren. Als er beter naar leerkrachten, directeuren en andere betrokkenen was geluisterd, had veel schade voorkomen kunnen worden. Nu is het nog maar afwachten of de kba op de lange termijn effect heeft gehad. Ik vrees zelf het ergste.’
Vorige week sloten d66 en GroenLinks een principeakkoord over het gemeentebestuur dat Amsterdam de komende vier jaar moet leiden. De Kwaliteitsaanpak Basisonderwijs Amsterdam wordt beëindigd, zo is daarin afgesproken. Het werd volgens een insider als een ‘duur speeltje van de pvda’ gezien. Bij de toekomstige verbeteringen van het Amsterdamse onderwijs zullen de leerkrachten nadrukkelijk betrokken worden, heeft ‘onderwijspartij’ d66 al tijdens de verkiezingscampagne beloofd.
Beeld: (1) Amsterdam-Zuidoost. Het Leerorkest. ‘Ik hoop dat we ooit een kind klaarstomen voor het conservatorium en vervolgens het Concertgebouworkest’ (Jeanine van Maris van Dijk/HH). (2) Amsterdam-Zuidoost. Het Leerorkest. ‘Kinderen moeten het ook plezierig vinden om naar school te gaan’ (Jeanine van Maris van Dijk/HH).