Berlin, Geert Jan Jansen in True Copy, regie Bart Baele en Yves Degryse © Koen Broos

Het was wereldnieuws toen een Picasso-schilderij dat in 2012 uit de Rotterdamse Kunsthal was gestolen, vorig jaar in Roemenië werd teruggevonden. Een Nederlands-Roemeense schrijfster van een boek over de brutale schilderijenroof had een anonieme mail gekregen met aanwijzingen voor de vindplek in een bos. Ze groef het doek eigenhandig op en overhandigde het aan de plaatselijke autoriteiten.

Een week later bleek dat iedereen erin geluisd was. De Vlaamse theatergroep Berlin had een stunt uitgehaald om aandacht te vragen voor hun nieuwe voorstelling – maar niet alleen daarom. In True Copy, een co-productie van Berlin en Het Zuidelijk Toneel, is nu te zien dat het brutale schatgraafavontuur onderdeel is van een slim opgezette vertelling over de verstrengeling van echt en nep, en van kunst en het grote geld. Meestervervalser Geert Jan Jansen, die als gast op het podium is uitgenodigd, blijkt betrokken bij het complot. Op videobeelden zien we hoe hij Picasso’s pastelkrijttekening Tête d’Arlequin namaakt en met vrolijkmakend eenvoudige huis-, tuin- en keukentrucs een authentiek aanzien geeft.

De voorstelling is een cursus schilderijen vervalsen, met Jansen als schelmachtige verteller. Zijn specialisme was het toevoegen van nieuw werk aan het bestaande oeuvre van grote meesters. Een ter plekke gemaakt kiekje van een gekostumeerde vrouw voor een decorwandje met zo’n toegevoegd ‘meesterwerk’ verschijnt ‘oud gemaakt’ in een projectie, waarop Jansen vertelt hoe hij zo’n fotootje in een officieel archief smokkelde, zodat het later kon dienstdoen als bewijs voor de ouderdom van zijn creatie. Geestig zijn Jansens anekdotes over dikdoenerige kunstkenners die zijn toegevoegde Van Goghs en Matisses als echt bestempelden, of over Karel Appel die op een foto naast een Jansen-werkje staat waarin Appel zijn eigen hand herkende. Ook van zijn veroordeling maakt de vervalser een goed verhaal; zijn gevangenistijd slaat hij over.

Het ingenieuze van deze theatrale documentaire, een genre waar Berlin zich al langer mee profileert, is dat de voorstelling zelf ook doordrongen is van het spel tussen echt en nep. Regelmatig verdwijnt Jansen achter een wand met geprojecteerde schilderijen, waar de theatermakers een aantal van zijn atelierruimtes hebben nagebouwd. Een cameraman toont hoe hij daar zit te tekenen, want dat kan hij niet in het zicht van het publiek. Die gefilmde achterruimte is te groot en te gedetailleerd om daar écht te kunnen zijn, en toch ga je verontrustend makkelijk mee in deze illusie. Bij een publieksveiling van een ‘echte’ Jansen, die in de Verkadefabriek in Den Bosch meer dan tweeduizend euro opbracht, is het de vraag of de biedende toeschouwers erbij horen. Maar de disclaimer vooraf van Berlin-lid Yves Degryse, die zegt verplicht te zijn om deze in het bijzijn van het publiek op camera uit te spreken, maakt de veiling weer heel ‘authentiek’. Dan is er nog de vraag of de vervalser wel de waarheid spreekt. Op het toneel is hij toch ook een personage.


Op tournee in Nederland en België tot juni 2020,berlinberlin.be