Hulpgoederen van het Wereldvoedselprogramma, onderdeel van de VN, komen het Markazi-vluchtelingenkamp in Obock binnen. Djibouti, 2015 © Olivia Arthur / Magnum / ANP

Het idee voor de Verenigde Naties was zó spectaculair dat de Amerikaanse president Roosevelt ongevraagd binnenviel in de kamer van de Britse premier Churchill – die zich net druipend uit zijn ligbad had verheven. De Britse premier, ‘volslagen naakt en glanzend roze van zijn bad’, volgens Roosevelts adviseur, was niet uit het veld geslagen. ‘U ziet’, zei Churchill volgens de overlevering, ‘dat de premier van Groot-Brittannië niets te verbergen heeft voor de president van de Verenigde Staten.’

De timing van dit idee was bijzonder. Het was enkele weken na de Japanse aanval op Pearl Harbor, en de Tweede Wereldoorlog moest nog worden gevochten – voor de Verenigde Staten was die pas net begonnen. ‘Verenigde Naties’ betekende eigenlijk ‘geallieerden’: het was aanvankelijk simpelweg een naam voor de bondgenoten tegen Duitsland en Japan. Maar tegelijkertijd was het een plan voor de toekomst, een plan voor de vrede ná de oorlog. Toen de overwinning op Japan en Duitsland zich begon af te tekenen, werd ook de blauwdruk voor de tijd daarna steeds verder ingevuld. Toen Japan zich in september 1945 overgaf, waren de papieren al getekend voor de wereld die op die dag begon.

De Verenigde Naties waren onderdeel van een breder plan, een soort concept, van de Verenigde Staten voor de wereld. Het moest een organisatie zijn met allerlei agentschappen en instituties, sommige voor overleg van de machtigen der aarde, de Veiligheidsraad, andere voor voedselhulp, economisch verkeer, communicatie, cultuur en nog veel meer. Alle instituties samen dienden één centraal doel: de wereld verlossen van oorlog. Toen het handvest van de VN werd getekend, verkondigde Roosevelts opvolger Truman dat de lidstaten hun geschillen opzij hadden gezet ‘in een onwankelbare eenheid van vastberadenheid: een weg vinden om oorlogen te beëindigen’.

2020 was een lustrumjaar, waarin de Verenigde Naties hun 75-jarige bestaan vierden. Dat was kort gezegd een treurige bedoening. In de eerste plaats lag dat aan het coronavirus. Normaal gesproken verandert het verkeer van New York elke september in een puinhoop, als bewaakte colonnes vol regeringsleiders zich erdoorheen wurmen naar het VN-gebouw aan de East River, en zoemen de wandelgangen van de VN van de diplomatie in actie. Uitgerekend bij dit jubileum moest alles virtueel, en zat de secretaris-generaal met een paar secondanten op het podium in de reusachtige, pijnlijk lege vergaderzaal.

Het was een metafoor die maar weinig commentatoren over het hoofd zagen: de Verenigde Naties die een eenzaam en futloos feestje vierden, verlaten door de lidstaten. Het was namelijk niet zo dat de coronamaatregelen alleen tijdelijk de sfeer drukten bij een dynamische en politiek doorslaggevende organisatie. De teneur werd samengevat door de VN-functionaris die een project leidde om de meningen van jongeren over de VN en over wereld te inventariseren. ‘Het doel van dit project’, zei deze Chileen, ‘is om een vitamineshot te geven aan wat op sommige momenten voelt als een nogal vermoeide onderneming, en met nieuwe ideeën te komen.’

De inventarisatie onder jongeren was deel van een wereldwijde opiniepeiling over wat mensen willen en nodig hebben. Handig genoeg bleek dat vrij naadloos overeen te komen met de prioriteiten en diensten van de VN zelf. Mensen wereldwijd hebben identieke basiswensen, zoals toegang tot gezondheidszorg en onderwijs. Ze zijn wat de toekomst betreft het meest bezorgd over klimaatverandering, daarna over mensenrechten, armoede en corruptie. Bijna negen op de tien mensen vinkten aan dat internationale samenwerking ‘cruciaal’ is voor het oplossen van de problemen van vandaag, en driekwart noemde de VN zelf hiervoor ‘cruciaal’. Zes op de tien wereldbewoners menen dat de VN onze planeet tot ‘een betere plaats’ hebben gemaakt.

Het lijdt inderdaad weinig twijfel dat de VN veel goeds hebben gedaan. De organisatie heeft miljoenen mensen het leven gered door middel van voedselhulp en strijd tegen besmettelijke ziekten, heeft geholpen om kindersterfte omlaag te brengen en armoede te bestrijden, heeft vluchtelingen geholpen en bemiddeld bij oorlogen, geholpen bij het ondersteunen van mensenrechten, goed bestuur en onderwijs, en in driekwart eeuw meer dan een miljoen soldaten ingezet bij vredesmissies. Hoeveel credits de VN zichzelf ervoor mogen toeschrijven is een kwestie van debat, maar er is inderdaad geen wereldoorlog meer geweest sinds ze bestaan. Maar voor een afweging van de VN is het vooral belangrijk hoe hoog je de lat wil leggen. Er is ook veel dat de VN níet goed hebben gedaan. Bij zoveel onrecht en ongelijkheid in de afgelopen driekwart eeuw stond de organisatie alleen maar te kijken. Ze liet zich inzetten voor het legitimeren van dictaturen, voor het machtsmonopolie van de winnaars van de Tweede Wereldoorlog. Ze heeft een kafkaëske en dure bureaucratie, liet zich misbruiken voor oorlogen en invasies terwijl ze genocides en misdaden tegen de menselijkheid op hun beloop liet.

De VN: ‘op sommige momenten een nogal vermoeide onderneming’

Voor de wereldbevolking lijkt de balans duidelijk positief te liggen: zestig procent positief, volgens die peiling van de VN zelf, en een kwart negatief. Dat is beter dan de meeste staten. Maar dan is wel de vraag: waarom heeft niemand het over de VN? Waarom staan de VN aan de zijlijn bij de coronapandemie en eisen de wereldbewoners niet dat de VN per onmiddellijk de leiding krijgen bij al die problemen van vandaag?

Het antwoord daarop, volgens hoogleraar Thomas Weiss, auteur van een waslijst van boeken over de VN en internationale samenwerking, ligt in de ‘intensiteit’ van die steun voor de VN. ‘Overal zien mensen het nut van internationale samenwerking, maar dat resoneert duidelijk een stuk minder in de stembus’, zegt hij vanuit Chicago, tijdens een Skype-gesprek. ‘In politieke debatten in de grote democratieën spelen de VN en internationale samenwerking nauwelijks een rol. De steun is een kilometer breed, maar een centimeter diep.’

Overal worden ook variaties op dezelfde vraag gesteld, zegt Weiss: ‘Wat zien we ervoor terug? Geven de VN ons waar voor ons geld? Die transactie-mentaliteit is al decennia zichtbaar in de VS, Trump vergrootte dat alleen uit, maar hij was zeker niet de eerste. En je ziet het nu overal.’ Maar de VN zelf gaan ook niet vrijuit in de malaise. ‘Ikzelf heb tien jaar voor het secretariaat van de VN gewerkt, ken veel mensen bij de VN. En er lopen veel competente, toegewijde, moedige mensen rond, maar ook veel mensen die er nooit zouden moeten zijn: fantasieloze, ruggengraatloze bureaucraten die als politieke benoeming op een hoge plek landen en alleen loyaliteit voelen naar hun thuisland en hun carrière. De VN-organisaties zouden veel productiever, wendbaarder, jonger en idealistischer kunnen zijn.’

Weiss zou wel terug willen naar de energie van de stichtersgeneratie, ‘die werd gerekruteerd uit de as van de Tweede Wereldoorlog en persoonlijke ervaring had met alles van economische depressie tot oorlog en vernietigingskampen. Hun intensiteit en idealisme is niet volledig weg, maar veel minder uitgesproken. De toewijding van mensen die elkaar soms ook niet konden uitstaan, maar kozen voor internationale samenwerking.’

Het idealisme en het vuur om oorlog uit te bannen bestonden zeker in de eerste jaren, maar ze vormen ook het hart van wat wel venijnig ‘de stichtingsmythe’ van de VN wordt genoemd. Het was natuurlijk echt niet allemaal naïef hippie-optimisme wat de klok sloeg in 1945, bij leiders die steden in de as lieten schieten en atoombommen gooiden. Historicus Mark Mazower schetst de twee kanten van de medaille, het idealisme en het realisme, in Governing the World: The History of an Idea.

De Verenigde Staten waren in 1945 veruit het sterkste land ter wereld, maar toch hadden zij goede redenen om zich te laten insnoeren in een zelf ontworpen dwangbuis van internationale organisaties. Volgens Mazower was dat ‘een manier om de overeenkomsten met andere machten te behouden en het leiderschap van de wereld acceptabel te maken voor het Amerikaanse publiek, dat altijd achterdochtig is voor verplichtingen over de grens’. Bovendien schreven de VS zelf de regels, benadrukt Mazower, ‘op een manier die hun kerndoelen diende, en gaven de VS zichzelf ontheffing van de regels die slecht lagen in het Amerikaanse parlement’. Dat betekende niet dat Amerikaanse beleidsmakers ‘hypocrieten waren, die universalisme predikten terwijl ze in hun hart nationalisten bleven’. Het idealisme was oprecht, maar het realisme ook.

Die januskop – het feit dat de VN zowel een structuur zijn voor idealisme als voor macht – was altijd zowel de kracht als de zwakke plek van de organisatie. De vele idealistische doelen van de VN, die reiken van voedselhulp tot vredesmissies en cultuur, profiteerden er altijd van dat de VN een belangrijk toneel waren voor macht. Landen die pretendeerden het welzijn van de mensheid voor ogen te hebben – alle landen ter wereld dus – konden moeilijk om de belichaming van dat ideaal heen. Maar het machtsaspect ondergroef het idealisme natuurlijk ook, en maakte de VN een doelwit voor machtscompetitie zelf.

De machtsstrijd verlamt de idealistische en internationalistische kant van de VN

Eerst waren het de VS die hun mondiale agenda uitrolden via de VN. De organisatie was in de eerste vijftien jaar vooral een vehikel voor westerse belangen; Russische gezanten konden wel met hun schoen op tafel slaan en hun veto’s rondstrooien, maar niet hun eigen stempel op de VN drukken. Maar toen steeds meer westerse kolonies hun onafhankelijkheid uitriepen en VN-lid werden, draaiden de stemverhoudingen in de jaren zestig en werden de meeste VN-vergaderingen een platform voor anti-Amerikanisme en anti-imperialisme. Westerse landen haalden hun schouders op en draaiden de VN de rug toe. Die werden stuurlozer en politiek minder relevant.

In de jaren negentig sloeg dat om: de VS hadden hun unipolaire moment en bedienden zich weer volop van het internationale gereedschap van de VN. Hoewel de VN soms pijnlijk faalden (met name in Rwanda) lukte er ook veel wél, zoals de eerste klimaatakkoorden en het Internationaal Strafhof. De VN waren betrokken bij vredesakkoorden, transities naar democratie, en internationale diplomatie liep weer via hun hoofdkwartier. De VN leken een essentiële organisatie te worden voor de nieuwe eeuw. Een charismatische, in de VS opgeleide Afrikaanse leider, Kofi Annan, belichaamde het nieuwe moment.

De nieuwe aspiraties vonden meteen in 2000 invulling in de Millenniumdoelen, de meest ambitieuze agenda voor wereldverbetering sinds de oprichting van de VN zelf. Maar de aanslagen van 11 september 2001, en de openlijke vijandigheid en eigenrichting van de regering-Bush daarna, maakten aan alle ambities een einde. In de jaren daarna zou er niet meer een nieuw land of beweging komen om het internationalisme van de VN nieuw leven in te blazen. In 2011 was er rond Libië een kort VN-moment, verder staat de organisatie er deze eeuw maar verloren bij. En daar kwam de afgelopen jaren nog bij dat de VS – de initiator, gastland en grootste donor van de VN – zo vaak mogelijk de sloophamer in de organisatie dreef als het maar kon.

Dat heeft zijn prijs. De internationalistische en idealistische kant van de VN mogen dan verwaarloosd worden, maar aan de machtskant beweegt het wel. Geholpen door de Amerikaanse zelfsabotage bouwt China gestaag aan steun van tientallen landen in Azië, Afrika en Zuid-Amerika. Ondanks felle Amerikaanse weerstand lukte het China om de directeur te leveren van vier van de vijftien gespecialiseerde VN-agentschappen, waaronder de Wereld Voedselorganisatie (fao) en de organisaties voor telecommunicatie en burgerluchtvaart, en trekt het ook langzaam andere organen zoals de mensenrechtenraad en het tribunaal voor zeerecht naar zich toe.

Toen China, met afstand de grootste patentschender ter wereld, eerder dit jaar ook het directeurschap probeerde binnen te slepen van de Wereld Intellectuele Eigendoms Organisatie (wipo) ging dat veel andere landen te ver. Amerikaanse diplomaten, die waarschuwden voor ‘de vos aanwijzen om de kippen te bewaken’, lukte het om die kandidatuur te blokkeren. Maar vijf andere agentschappen moeten binnenkort van directeur wisselen, en het lijkt onwaarschijnlijk dat de VS overal de Chinese ambities kan intomen.

Het maakt natuurlijk uit dat Biden nu verkozen is in plaats van Trump. Biden heeft aangekondigd dat de VS ‘terug zijn’, en hij wil weer het leiderschap van de VN op zich nemen. Maar dat zal tegenvallen. De Chinese invloed op andere landen is gebaseerd op handelscontracten, staatsschuld, grote bedrijven, en iedereen weet hoe wisselvallig de wind in Washington is. Biden kan de werkelijkheid niet eigenhandig veranderen. Een omslagpunt waarop de VN een pro-Chinese organisatie worden, ook met Biden in het Witte Huis, is in de komende jaren niet ondenkbaar.

Vooral jammer van de machtsstrijd is dat de idealistische en internationalistische kant van de VN erdoor worden verlamd. 2020 was een jaar dat drie uitroeptekens achter de noodzaak plaatste wat internationale samenwerking betreft. De pandemie die de wereld nu treft is bij uitstek VN-territorium, iets waar de organisatie voor ontworpen is. In plaats van de VN te gebruiken voor verzamelen en verspreiden van gegevens, en coördineren van medisch onderzoek en vaccinatie, trokken landen de ophaalbruggen op.

Het klimaat is nog zo’n crisis. In 2020 sneuvelden opnieuw verschillende klimaatrecords: het wordt een van de warmste jaren ooit, met een recordaantal stormen op de Atlantische Oceaan, branden in Noord- en Zuid-Amerika, Australië en Siberië, en temperatuurrecords in het poolgebied. En daar komt nog een heel scala van zaken bij waar internationale samenwerking brandend nodig is. Een heel blik landen begon aan ruimtemissies, nationale schulden werden tot ongelooflijke niveaus opgeblazen, landen stalen elkaars onderzoeksgegevens via internet, sloten hun grenzen en voerden cyberaanvallen op elkaar uit: als er geen Verenigde Naties waren, zou je die nu willen uitvinden en een flinke zet in de rug geven.

En dat zien mensen over de hele wereld. Waarom zou de verkiezing van een president die nog ouder is dan de VN zelf niet het begin kunnen zijn van een renaissance? Het moment lijkt er rijp voor. ‘Het jaar 2020 is een teken dat de VN en het ideaal van internationale samenwerking in serieuze problemen zijn’, zegt Weiss. ‘Maar we hebben al eerder een wereld gezien die een werkelijk existentiële bedreiging in de ogen keek en voor samenwerking koos. Het was natuurlijk een andere tijd, andere landen, andere bedreigingen. Maar het is even duidelijk dat die samenwerking nodig is. De wereld heeft het al eens gedaan.’