Heleen de Coninck – ‘Bij elk praatje dat ik geef komen er mensen naar me toe die zeggen: “Jeetje, ik wist wel dat het erg was, maar zo erg…”’ © Cremers

Draagvlak. Heleen de Coninck heeft een ‘bloedhekel’ gekregen aan dat woord. Dat is opmerkelijk, want als klimaatwetenschapper doet ze onderzoek naar de duurzaamheidstransitie, en als daarbij één ding onmisbaar lijkt, dan is het wel draagvlak. Een gebrek daaraan zorgt voor problemen. Kijk maar naar Amsterdam, waar voormalig GroenLinks-stemmers in opstand komen tegen megaturbines die hun uitzicht dreigen te verpesten. Of naar Drenthe, waar windboeren doodsbedreigingen krijgen en gemeenschappen uiteen splijten. Luister naar de natuurbeschermers, die waarschuwen dat grote zonneweides funest zijn voor het bodemleven. Of naar de inwoners van de proefwijken die een aardgasvrije woning zouden krijgen, maar de moed na talloze tegenslagen beginnen te verliezen. En dan te bedenken dat we nog maar aan het begin staan: in 2030 moet zeventig procent van onze elektriciteit afkomstig zijn uit hernieuwbare bronnen. Nu is dat ongeveer een kwart.

‘Er gaat zoveel mis’, zegt De Coninck, die als hoogleraar verbonden is aan de TU Eindhoven. ‘Keer op keer maken we dezelfde fout. Ik zit er echt met verbazing naar te kijken.’ De fout is dat draagvlak wordt gezien als een plichtmatigheid, iets wat nog even afgevinkt moet worden voordat het gewenste project doorgang kan vinden. De plannen zijn al uitgetekend, de berekeningen gedaan en pas dan wordt omwonenden om hun mening gevraagd – of eigenlijk om hun instemming. ‘Stakeholder management’, luidt een veelzeggende term uit de industrie. Het gevolg is dat draagvlak een wassen neus wordt en de weerstand groeit, zegt De Coninck. ‘We weten al lang dat je burgers veel eerder bij zo’n proces moet betrekken, maar het gebeurt gewoon niet.’

Het beleid kan veel slimmer, denkt ze. In plaats van op generieke oplossingen zouden we meer moeten inzetten op maatwerk. ‘Niet iedereen reageert op dezelfde manier op prikkels. Ik heb zonnepanelen omdat ik gemotiveerd ben en ik het me kan veroorloven, andere mensen hebben waarschijnlijk meer aanmoediging nodig.’

Haar zonnepanelen liggen op het dak van een woonboot in een zijtak van de Waal, op zo’n twintig minuten fietsen vanaf station Nijmegen, over de dijk, door de uiterwaarden. Vanaf de oever gaat de loopplank steil naar beneden, want het water staat laag. In de stuurhut zit haar man Forrest les te geven achter zijn laptop, terwijl hun vijfjarige dochtertje in de kajuit filmpjes kijkt op een tablet. De lucht kleurt vele tinten grijs, maar het is droog en warm genoeg om in de tuin te zitten. Op teenslippers loopt De Coninck door het natte gras richting de picknicktafel, een treetje met thee en vegan koekjes in haar handen. Tjiftjafs zingen op de achtergrond en paardenbloempluisjes dwarrelen in de lucht.

‘Een tijdje terug had ik hier de directeuren van Milieudefensie en de Vereniging Nederlandse Petroleum Industrie op bezoek’, zegt De Coninck. ‘Op veel vlakken staan die natuurlijk lijnrecht tegenover elkaar, maar over één ding waren ze het eens: deze transitie moet eerlijk zijn. Als we dat nou eens als uitgangspunt nemen?’

Al bijna twintig jaar is De Coninck betrokken bij het Intergovernmental Panel for Climate Change (ipcc), het invloedrijke klimaatpanel van de Verenigde Naties; eerst als onderdeel van het technisch secretariaat (‘een inhoudelijke typiste’, zo omschrijft ze het zelf), inmiddels als volwaardig auteur. In die periode heeft ze de bevindingen alleen maar verontrustender zien worden. In 2018 was ze een van de hoofdauteurs van het ‘anderhalve graden’-rapport. Lange tijd hadden wetenschappers twee graden opwarming aangewezen als gevaarlijke rode lijn. Vrijwel al het onderzoek was daarop toegespitst.

Pas nadat in het Parijs-akkoord werd afgesproken dat de wereld ernaar zou streven de opwarming te beperken tot anderhalve graad begonnen wetenschappers zich af te vragen wat die halve graad eigenlijk voor verschil zou maken. Een hoop, zo bleek. Bij anderhalve graad zouden we eens in de eeuw een ijsvrije Noordpool hebben, bij twee graden gebeurt dat minstens elk decennium. Alle koraalriffen zijn in het twee-graden-scenario onherroepelijk verloren. Ook voor De Coninck kwamen de resultaten als een schok.

Het rapport kreeg veel aandacht, maar nog altijd is de ernst niet doorgedrongen tot de gemiddelde burger of volksvertegenwoordiger, merkt De Coninck. ‘Bij elk praatje dat ik geef komen er weer mensen naar me toe die zeggen: “Jeetje, ik wist wel dat het erg was, maar zo erg…”. En dan houd ik niet eens een alarmistisch verhaal. Ik probeer het bewust onderkoeld te brengen.’

‘Als we te veel op de stoel van politici gaan zitten krijgen we er geen enkel rapport meer doorheen’

Hoe kan het dat die boodschap kennelijk nog steeds niet geland is?

‘Tja… Misschien wil men het gewoon niet horen, het is natuurlijk geen prettige boodschap. Ik kan me best voorstellen dat je daar liever de oren voor sluit. Mensen voelen zich ook onmachtig. En zonder handelingsperspectief ben je eerder geneigd je ergens voor af te sluiten. Of misschien hebben mensen nog nooit gehoord of gelezen hoe erg het werkelijk is.’

Zou het? Dat mogen de media zich dan aanrekenen.

‘Dat denk ik ook. Er zijn nog steeds media met een groot publiek waar het klimaat nauwelijks aan bod komt, of waar zelfs ontkenningsgeluiden klinken.’

En de wetenschap? Valt die wat te verwijten?

‘Wat hadden we anders kunnen doen? Meer op de barricades staan en nog meer klimaatscepsis over ons afroepen? Zelfs als ik me voorzichtig uitdruk word ik weggezet als activist of alarmist. Laatst vroeg iemand: “Vindt u zichzelf geradicaliseerd?” – terwijl ik de resultaten van een twee jaar oud ipcc-rapport besprak!’

In maart 2019, kort voor de Provinciale-Statenverkiezingen, hield De Coninck een toespraak voor de ruim veertigduizend mensen die in de stromende regen waren samengekomen op de Dam voor een klimaatmars. Ze herhaalde de feiten, waarschuwde voor de stijgende zeespiegel en benadrukte dat er nog hoop was, als we ‘heel snel, heel veel veranderen’. Maar nadat ze was uitgesproken voegde ze zich niet bij de demonstranten. ‘Ik hield een neutraal verhaal vanuit de wetenschap, dan kun je vervolgens niet mee joelen met Extinction Rebellion’, legt ze uit. ‘Helemaal omdat ik daar sta als ipcc-auteur, een panel dat zich niet mag bemoeien met beleid. Met goede reden: als we te veel op de stoel van politici gaan zitten krijgen we er geen enkel rapport meer doorheen.’

Het blijft een evenwichtsoefening, erkent De Coninck, want behalve wetenschapper is ze ook burger. En als burger stond ze volledig achter de boodschap van de mars: de politiek moet haast maken met eerlijk klimaatbeleid. Als burger is ze lid van de PvdA, omdat ze zich ideologisch thuisvoelt bij de sociaal-democratie. Daarnaast zit ze in het curatorium van de Wiardi Beckman Stichting, het wetenschappelijk bureau van die partij, omdat ze haar expertise daar op een nuttige manier kan inzetten.

‘Als het goed georganiseerd wordt kunnen burgers de transitie helpen vormgeven. Dat is wat je wil’

Hoe keek u – als burger – naar de manier waar-op ‘uw’ partij zich profileerde tijdens de afgelopen campagne?

‘Ik heb in ieder geval weinig groen gezien. Dat viel me wel op. Toevallig heb ik net het boek over Lodewijk Asscher gelezen, van Wilfred Scholten. Nu weet ik weer waarom ik geen politicus ben. Jeetjemina, wat een ingewikkeld beroep is dat. Alles draait om de vraag: hoe krijg ik de kiezer zo ver dat die op mij stemt? De overtuiging is dat dat alleen lukt met een duidelijk verhaal, door te focussen op één thema. In Asschers tijd was dat bestaanszekerheid. Volgens mij kun je dat prima verbinden met duurzaamheid, maar dat gebeurde niet. Het bleef toch beperkt tot werk, onderwijs en zorg. Dat is nog steeds zo. Een gemiste kans.’

Wat niet hielp, is dat het klimaat bij de verkiezingsdebatten vaak werd platgeslagen tot een stelling over kernenergie. ‘Dat is best een interessante discussie’, zegt De Coninck, ‘maar het is niet dé kwestie waarop je partijen selecteert. Het is veel belangrijker om te weten of een partij een geloofwaardig implementatieprogramma heeft. Kernenergie kan daar een klein onderdeel van zijn, maar het echte vraagstuk is natuurlijk veel breder. Het gaat erom: welke maatschappij zie je voor je?’

Er zijn mensen die de hoop in de partijpolitiek helemaal hebben opgegeven. De parlementaire democratie zou simpelweg niet toegesneden zijn op dit alomvattende probleem, omdat volksvertegenwoordigers niet verder kijken dan de volgende regeerperiode, moeilijke beslissingen op de lange baan schuiven, waardoor de problemen zich opstapelen. In Frankrijk en Duitsland wordt er daarom geëxperimenteerd met burgerraden voor het klimaat. Ook de Tweede Kamer nam eind vorig jaar een motie aan om de mogelijkheden van burgerpanels te verkennen, ‘overwegende dat bij grote transitievraagstukken, zoals het klimaatvraagstuk en de energietransitie, het van groot belang is inwoners zo vroeg mogelijk in het proces te betrekken en te zorgen voor zo veel mogelijk maatschappelijk draagvlak’.

De Coninck is blij met zulke initiatieven: ‘Het spreekt me aan omdat het burgers serieus neemt en in een vroeg stadium bij beleid betrekt. Bij de onderhandelingen over het klimaatakkoord zaten veel verschillende partijen aan tafel, maar de burger kon niet meepraten. Ik ben wel voorstander van experimenten met directe democratie, niet alleen nationaal maar juist ook op lokaal niveau. Daarmee geef je mensen zeggenschap over hun leefomgeving. Als het goed georganiseerd wordt kunnen burgers de transitie helpen vormgeven. Dat is wat je wil.’

Een burgerberaad over het klimaat zou ons ook kunnen verlossen van de dominantie van het modeldenken. Want hoe nuttig de doorrekeningen van het Planbureau voor de Leefomgeving (pbl) ook zijn, ze zorgen voor een vervelende vernauwing van de discussie, ziet De Coninck. ‘Partijen schermen graag met percentages – 55 procent reductie in 2030, ten opzichte van 1990, of zelfs 65. Dat is weliswaar een belangrijke barometer van het ambitieniveau, maar ik heb liever het oude doel met een realistisch en goed uitgewerkt implementatieplan dan een ambitieuzer vergezicht zonder duidelijke plannen om dat te realiseren.’

Met duidelijke plannen doelt ze niet op de lange lijstjes met maatregelen waar het klimaatakkoord nu vol mee staat. Wat we nodig hebben is een systeemtransitie en dat vraagt om een andere blik, stelt De Coninck. ‘Dat klinkt misschien vaag, maar zoiets kun je best monitoren door meer gebruik te maken van de inzichten uit de sociologie en gedragswetenschappen. Nu doen we af en toe een opinieonderzoekje over een bepaalde maatregel en dat is het wel zo’n beetje. De Tweede Kamer komt niet veel verder dan het lezen van de Klimaat- en Energieverkenningen van het pbl, wat op zich begrijpelijk is, want zo’n officiële evaluatie is al behoorlijk wat technisch leeswerk. Maar die verkenning kijkt vooral naar hoe we zo efficiënt mogelijk tonnen CO2 kunnen vangen, omdat dat de vraag is vanuit het ministerie van Economische Zaken en Klimaat. Het klimaatbeleid wordt te weinig systemisch benaderd. Als dat niet verandert zijn we kansloos om in 2050 CO2-neutraal te zijn.’

Om dat doel te bereiken moet op veel terreinen een heleboel veranderen. Over welke sector maakt u zich het meest zorgen?

‘We staren ons hier blind op de eigen postzegel. Er is amper oog voor de ecologische schade die we elders aanrichten’

‘Voedsel, al is dat misschien omdat ik daar minder vanaf weet. Je ziet in ieder geval een enorme polarisatie – boze boeren, boze vleeseters – en dat leidt tot problemen. De situatie lijkt een beetje op de energiesector vóór de aardbevingen in Groningen. Toen was gas als brandstof heilig. In alle energieplannen speelde aardgas een cruciale rol. Pas sinds minister Wiebes heeft aangekondigd dat de gaskraan dicht moet, zie je dat de industrie begint te bewegen. In het voedselsysteem zijn vlees en zuivel nog steeds heilig. Niemand durft daaraan te tornen. Het is zelfs zo sterk verankerd in onze cultuur dat de koe in de weide een nationaal symbool is.’

Kan de stikstofcrisis geen ‘aardbeving’ veroorzaken in het landbouwsysteem?

‘Dat zou wel moeten. Het verschil is alleen dat bij de aardbevingen in Groningen echte mensen betrokken zijn, met huizen waarin scheuren verschijnen. Bij de stikstofcrisis blijft het veel abstracter. Het gaat over biodiversiteit. In Groningen was er onmiddellijk solidariteit met de slachtoffers, het is moeilijker solidariteit op te brengen met de plantjes of de vogeltjes. Waarom noemen we dit trouwens een “stikstofcrisis”? Het is een natuurcrisis. We zien het als een economisch probleem, omdat we niet meer kunnen bouwen en boeren. Maar het is een probleem voor de natuur.’

Advies aan de (in)formateur

De komende weken laat De Groene onafhankelijke deskundigen aan het woord. Welke stappen moeten op hun terrein in de komende vier jaar worden gezet? Wat moet er in het regeerakkoord komen?

Met wetenschappers van over de hele wereld werkt De Coninck op dit moment aan een nieuw ipcc-rapport. Het onderwerp van haar hoofdstuk is ‘innovatie en technologie’. Of het nu gaat om de veehouderij of de industrie, telkens zijn dat toverwoorden als het gaat over verduurzaming. Nu vindt De Coninck technologie heus belangrijk, maar het stoort haar dat bestuurders het gebruiken als uitvlucht. Het ontbreekt namelijk niet aan innovatie, maar aan politieke wil.

‘Neem dat nieuwe boek van Bill Gates over klimaatoplossingen’, zucht ze. ‘Ik zat echt met gekromde tenen te luisteren naar de interviews die hij erover gaf. Hij maakt fouten die vervolgens de wereldpers in gaan als waarheid. Hij beweerde bijvoorbeeld dat het technisch onmogelijk is om de staalsector klimaatneutraal te maken en dat we daarom meer technologie nodig hebben om CO2 uit de atmosfeer te verwijderen. Het is een mythe die de staalindustrie graag in stand houdt, maar het is onzin. In Zweden wordt al volop geëxperimenteerd met groene staalproductie. Als je een beetje je best doet, kan die techniek binnen tien jaar volwassen zijn.’

Haar denken over de rol van technologie is veranderd door discussies met collega’s uit andere landen, vertelt De Coninck. Technologie is neutraal, dacht ze vroeger. Inmiddels heeft ze meer oog voor de politieke context. ‘Wetenschappers uit ontwikkelingslanden staan een stuk wantrouwiger tegenover nieuwe technologie. Zij zien het vooral als een manier voor westerse landen om nieuwe markten aan te boren. Technologie kan een afhankelijkheidsrelatie creëren, sommigen zien het zelfs als een nieuwe vorm van kolonialisme. Ik begin hun punt steeds beter te begrijpen. Luister alleen al naar de manier waarop klimaat-beleid hier wordt verdedigd: het gaat altijd over het nationale belang. Zelfs als we andere landen helpen moeten wij er beter van worden. Terwijl juist internationale samenwerking on-misbaar is.’

Op elke klimaatconferentie is internationale solidariteit een heet hangijzer. Aan het eind van de onderhandelingen beloven rijke landen, die een groter aandeel hebben in de veroorzaking van de klimaatcrisis, financiële steun voor klimaatprojecten in armere landen. Alleen komen ze die beloftes lang niet altijd na. ‘Er is afgesproken dat klimaatfinanciering niet ten koste mag gaan van ontwikkelingshulp. Maar Nederland trekt zich daar niets van aan, hier komt het gewoon uit hetzelfde potje’, zegt De Coninck. ‘Sowieso staren we ons in Nederland blind op onze eigen postzegel. We hebben amper oog voor de ecologische schade die we elders aanrichten met onze consumptie en investeringen. Binnen de grenzen proberen we klimaatneutraal te worden en wegen we elke ton CO2, maar ondertussen investeren Nederlandse banken in schadelijke fossiele projecten in het buitenland en bestellen we goedkope rommel bij Chinese webwinkels.’

Wat kan Brussel in dat opzicht betekenen? Een Europese aanpak overstijgt tenminste onze postzegel.

‘De EU is in ieder geval een belangrijke achter-vang. Zonder Europese doelen voor duurzame energie had Nederland nu nog verder achterop gelopen. De huidige plannen voor een Green Deal wijzen in de goede richting. Het is bemoedigend om te zien dat Frans Timmermans scherpere doelstellingen formuleert en internationaal het voortouw probeert te nemen. Hij heeft ook begrepen hoe belangrijk het is dat deze transitie rechtvaardig verloopt, vooral voor een land als Polen. Het is alleen afwachten of de investeringen toereikend zullen zijn. De Europese Commissie wil wel, maar het is niet zoals in de Verenigde Staten, waar president Biden biljoenen in de economie kan pompen.

De cruciale vraag is wat er gaat gebeuren met de herstelpakketten. Wat dat betreft staan we echt op een T-splitsing. Alleen als we het geld verstandig besteden blijft de anderhalve-graad-doelstelling nog in zicht. In dat opzicht doet Nederland het helaas niet zo best: slechts een klein deel gaat naar vergroening. Er is nu een hoop kritiek op de twee miljard subsidie voor CO2-opslag onder de Noordzee. Natuurlijk kleven er een hoop haken en ogen aan die techniek, maar daarmee houd je tenminste broeikasgassen uit de lucht. Dat heb ik liever dan dat klm miljarden euro’s staatssteun ontvangt.’