Al Hoceima, 8 juni. Demonstranten trotseren het traangas van de veiligheidstroepen © FADEL SENNA / AFP / ANP

De laatste kilometers voor veel Nederlands-Marokkaanse vakantiegangers richting Al Hoceima loopt langs Ajdir. Ajdir? Het gehucht zegt de meeste Marokkanen weinig. Maar voor veel Riffijnen ligt hier het hart van de opstand die sinds eind vorig jaar door de regio woedt. Je ziet het er niet aan af: meer dan wat kruispunten met hun karakteristieke lelijke nieuwbouw uit de provincie – beneden de garage of winkel, boven de woonverdiepingen – is het niet. De vakantiegangers hebben bovendien wel wat anders aan hun hoofd, gaar als ze zijn van hun urenlange rit uit de Tanger Med-haven. Beneden lonkt het eindpunt van hun reis. Al Hoceima met zijn haven en zijn fraaie gele zandstrand aan de diepblauwe baai in de Middellandse Zee.

De aangeplante palmen aan weerszij van de weg bij Ajdir verraden dat ook de koning hier nog wel eens langs komt rijden om enige dagen van de zomer in de stad door te brengen. Verder wijst niets erop dat we hier te maken hebben met de voormalige hoofdstad van de onafhankelijke Rif-Republiek. Tussen 1922 en 1926 was dit de residentie van president Abdelkrim El Khattabi, kortweg Abdelkrim, de grote leider van de opstandige Rif. Hij had zijn uitvalsbasis in het familiehuis op een van de dorre heuvels. Het gebouw ligt er nu verlaten bij, plannen om er een Rif-museum van te maken komen al decennia niet van de grond. Rabat was nooit zo enthousiast over het idee om de afscheiding van de Rif en diens grote leider op deze manier in het zonnetje te zetten. Onderlinge verdeeldheid van de bevolking deed de rest.

De opstand in de Rif is anno 2017 weer helemaal terug met de Al-Hirak al-Shaabi, ofwel de ‘Volksbeweging’, die op gang kwam na de dood van visverkoper Mohsen Fikri eind oktober vorig jaar in Al Hoceima. De dood van Fikri was wreed en bizar, zoals alleen verhalen uit de Rif dat kunnen zijn. De 31-jarige vishandelaar sprong in de bak van een vuilniswagen om nog iets te redden van zijn geconfisqueerde lading zwaardvis die er op last van de lokale visinspectie in werd gegooid. Fikri werd met het afval samengeperst door het hydraulische systeem. De zwaardvis, een bedreigde vis die valt onder internationale vangstbeperkingen, was vrijwel zeker buiten het seizoen gevangen en dus illegale handel. Fikri had een verhitte woordenwisseling gehad met een haveninspecteur. De zaak rook naar gerommel met vangstcertificaten, omkoping en machtsmisbruik. Praktijken van onrecht en corruptie die in heel Marokko aan de orde van de dag zijn. Alleen in dit geval was een gruwelijke dood een vonk in een kruitvat van een regio waar de onvrede als een veenbrand sluimerde.

Al Hoceima, het havenstadje van zestigduizend zielen, trok woedend de straat op uit protest tegen de dood van Fikri. De Riffijnse geest kwam uit de fles: het protest breidde zich uit naar andere steden in de Rif en kreeg meer organisatorische ruggengraat. Er kwam een aanvoerder, Nasser Zafzafi (39), werkloos, eenvoudig maar goed gebekt en niet vrij van charisma. Kortom, iemand die het protest een geloofwaardig gezicht gaf. Zafzafi sprak de menigte gloedvol toe. Compleet met een portret van Abdelkrim op de achtergrond en toegezwaaid door Riffijnse vlaggen (rood, witte ruit daarin een groene ster en maan). Er werden nu ook eisen op tafel gelegd die veel verder strekten dan het berechten van de verantwoordelijken voor de dood van de ongelukkige vishandelaar: werk voor de werklozen, een economisch ontwikkelingsplan, een universiteit in Al Hoceima, een ziekenhuis met gespecialiseerde kankerbehandeling, meer erkenning van Riffijnse Berber-cultuur en -taal, en meer en betere wegen.

Het gezag besloot terug te slaan: Zafzafi werd eind mei opgepakt op beschuldiging van het in gevaar brengen van de nationale veiligheid. Naast hem zijn inmiddels zo’n 140 ‘opstandelingen’ gearresteerd. Maar dat had alleen maar een averechts effect: de protesten breidden zich landelijk uit en zelfs richting Europa, waar solidariteitsdemonstraties werden gehouden. De vrijlating van de gevangenen werd aan het lijstje eisen toegevoegd. ‘Wij zijn allemaal Zafzafi’, werd nu de protestkreet.

Al Hoceima, onder de Spanjaarden bekend als Villa Sanjurjo, is letterlijk uit opstand geboren

Het gezag in Marokko weet het maar al te goed: Al Hoceima is opstand. De stad, onder de Spanjaarden bekend als Villa Sanjurjo, is er letterlijk uit geboren. Hier landde de Spaanse generaal Sanjurjo in 1925 op het strand om de rebellie van Abdelkrim te bedwingen. Er werd een stad voor de Spaanse garnizoenen uit de grond gestampt. Abdelkrim keek vanaf zijn familiehuis toe hoe de koloniale bezetter was teruggekeerd en aan de slag ging in de heuvelige, droge dalen naar de kust. Het uitzicht rechts van Al Hoceima moet hem meer plezier hebben gedaan. Daar ligt Annual, waar hij vier jaar eerder het Spaanse leger genadeloos de pan in hakte. De slag staat bij de Spanjaarden in het geheugen gegrift als ‘el desastre de Annual’, de rampspoed van Annual. De Spaanse generaal Silvestre had zijn vriend, de Spaanse koning Alfons de Dertiende, nog zo beloofd dat hij de drieduizend opstandige Riffijnen onder leiding van Abdelkrim, een voormalige rechter, docent en journalist bij de Spaanstalige Telegrama del Rif, zou verpletteren. De koning werd alvast uitgenodigd om na afloop thee te komen drinken in het huis van Abdelkrim boven in de heuvels.

Het theepartijtje liep totaal anders af. De Spanjaarden, wier koloniale avontuur in Marokko in eigen kring wel is beschreven als een ‘mengsel tussen een bordeel, kroeg en gokhol’, werden gedwongen hun eigen urine te drinken nadat de troepen van Abdelkrim hun kampement in Annual succesvol hadden belegerd. Een poging tot uitbraak eindigde in een slachtpartij. Na deze verpletterende zege liepen de Riffijnse soldaten in dienst van de Spanjaarden massaal over en werden Spaanse troepen en burgers in het bezette deel van het protectoraatgebied als beesten afgeslacht.

Ruim dertienduizend Spanjaarden kwamen om het leven. Abdelkrim kreeg het gehele noordelijke Spaanse protectoraat in handen en riep de Rif-Republiek uit, een gebied van de Algerijnse grens tot aan de Atlantische kust, met uitzondering van de internationale zone in Tanger. Ajdir met het familiehuis werd de hoofdstad. In verrassend korte tijd wist de nieuwe president de staatsstructuur op poten te zetten, compleet met een eigen centrale bank, een justitiesysteem dat de bloedwraak verving en eigen ziekenhuizen en alfabetiseringsprojecten. De droge, verpauperde Rif had zijn lot in eigen handen genomen tegen de koloniale bezetters.

Het kwam er niet van. Het was al een uitzonderlijke prestatie dat Abdelkrim in staat was geweest de onderling altijd verdeelde en koppige Riffijnse stammen op een efficiënte manier te verenigen. Maar nu begon de Riffijnse leider zijn hand te overspelen op een manier die de Riffijnen tot op de dag van vandaag gewantrouwd zouden maken in een groot deel van Marokko: hij verwierp het centrale gezag van de Marokkaanse koning. Daarmee joeg de Rif-president nu ook Frankrijk tegen zich in het harnas, de andere koloniale macht die het grootste deel van Marokko onder zijn hoede had, inclusief de koning. De Fransen, aanzienlijk beter voorbereid dan hun Spaanse protectoraat-collega’s, hadden al hun handen vol met hun eigen opstandige Berber-stammen en zaten niet te wachten op een voorbeeld in de Rif dat zou inspireren tot verdere navolging. Samen met de Spanjaarden werd de Rif alsnog met grof geweld onderworpen. Abdelkrim gaf zich in mei 1926 over aan de Fransen, kreeg asiel in Zuid-Frankrijk maar vluchtte naar Caïro waar hij in 1963 zou overlijden.

De man die er als eerste in Afrika in slaagde een succesvolle opstand tegen de westerse koloniale machten te organiseren werd een held voor de Riffijnen en een baken voor hun eigenwaarde. Die kracht bleek ook zijn zwakte – een tragiek die zich vaker in de Rif zou herhalen: harde trots won het van realistisch besef van machtsverhoudingen, waarbij uiteindelijk alles werd verloren. Wat bleef was frustratie die ondergronds door broeide.

De Arabisch georiënteerde fundamentalisten zijn de natuurlijke tegenstander van het Riffijnse verzet

Een dikke dertig jaar later kwam het tot een nieuwe uitbarsting. De tweede Rif-opstand ontstond bij het uitroepen van de onafhankelijkheid van Marokko in 1956. Deze keer was de aanleiding de afrekening door de Marokkaanse nationalistische Istiqlal-beweging die de politieke macht greep. Daarbij werd een aantal aanvoerders van het Riffijnse gewapende verzet tegen de Fransen op last van de Istiqlal vermoord en vastgezet om de suprematie van het centrale gezag van de nieuwe staat te vestigen. Opnieuw werd de zone rond Al Hoceima het epicentrum van het protest, nadat de nieuwe Marokkaanse regering het lichaam van de Riffijnse aanvoerder Abbas Messaadi (die ze kort ervoor hadden vermoord) probeerde weg te halen. Er braken rellen uit, die zich snel verspreidden over de regio en die twee jaar zouden aanhouden. De lijst met eisen van de opstandelingen doet vertrouwd aan: bevrijding van politieke gevangenen, het vertrek van Marokkaanse soldaten, maatregelen voor economische groei, meer werkgelegenheid en belastingverlaging. En de terugkeer van Abdelkrim vanuit Caïro.

De teruggekeerde koning Mohammed V, en vooral diens aanzienlijk energiekere zoon, kroonprins Hassan, besloten hard in te grijpen. De eenheid van de kersverse Marokkaanse staat mocht onder geen beding in gevaar worden gebracht en zeker niet door de Riffijnen met hun twijfelachtige loyaliteit aan de Marokkaanse troon. De kroonprins leidde persoonlijk een Marokkaanse troepenmacht van dertigduizend man naar de Rif om het verzet met wortel en tak uit te roeien. Hij werd ter zijde gestaan door kolonel Oufkir, de latere legerbevelhebber, die een reputatie van sadistische wreedheid vestigde met het neerslaan van de opstand in de Rif. Het gebied rond Al Hoceima en Ajdir werd door Amerikaanse jachtbommenwerpers met napalm bestookt. Complete dorpen werden door de troepen van het net opgerichte koninklijke leger uitgemoord, de vrouwen op grote schaal verkracht. Het aantal slachtoffers is nooit bekend geworden, maar wordt geschat op vele duizenden. Hassan zou als koning nooit meer een voet in de Rif zetten. De Rif-opstand zou altijd zorgvuldig worden doodgezwegen door de Makhzen, de heersende elite rond de koning, en ervoor zorgen dat het gebied decennialang in een achtergestelde vergeethoek belandde.

Pas onder koning Mohammed VI werd ernst gemaakt om weer tot een vergelijk met de Rif te komen. Na zijn troonsbestijging in 1999 werd het noorden van Marokko het eerste reisdoel van de jonge koning. Hij trok in een open auto van Tanger tot Oujda, juichende menigten stonden langs de weg om hun nieuwe vorst welkom te heten. Mohammed maakte plannen bekend die het noorden een ongekende impuls moesten geven. De bouw van de containerhaven Tanger Med, nieuwe assemblage-industrie, vliegvelden en wegen: de afgelopen vijftien jaar werd meer geïnvesteerd dan decennialang onder zijn vader. Maar de Rif ligt ondanks alles nog altijd mijlenver weg van de rest van Marokko. ‘Het is het Oost-Groningen van Marokko’, zegt Marokko-deskundige Paolo de Mas, die als sociaal geograaf al sinds de jaren zeventig het gebied bestudeert. Rabat en Casablanca waar politiek wordt bedreven en geld wordt verdiend zijn bijna net zo lang reizen als Parijs. Zelfs Tanger is al een andere wereld. Veel Riffijnen spreken nog steeds alleen de Riffijnse variant van het Tamazight en Spaans en geen Marokkaans-Arabisch, laat staan Frans. Bovendien geldt in wezen nog steeds de verdeling die de Franse kolonisten ooit hadden bedacht tussen le Maroc utile, het nuttige Marokko met regenrijke laagvlaktes en vruchtbare landbouwgrond, en het ‘nutteloze’ Marokko van droge woestijnen en onvruchtbare berggebieden. De Rif valt duidelijk in de laatste categorie. Geen wonder dus dat het centrale gezag in Rabat maar wat bereid was om de emigratie van de Berber-bevolking actief te stimuleren. Vooral Nederland en België zouden daarbij als bestemmingslanden gaan fungeren. De economische problemen van de Rif blijven onvermijdelijk, al is veel van de werkloosheid en economische malaise vergelijkbaar met elders in le Maroc inutile. De berggebieden van de Atlas of de uitgestrekte woestijn moeten het bovendien stellen zonder de bloeiende productie van cannabis voor de Europese markt en de geldstroom van overmakingen van de emigranten overzee aan het thuisfront. Maar de bloedige geschiedenis blijft een voedingsbron van een verongelijkt gevoel achtergesteld te worden bij de rest van Marokko.

Marokko, 1922. Strijders voor het hoofdkwartier van Abdelkrim El Khattabi © Photo12 / UIG / Getty Images

De derde opstand in de Rif is opnieuw verbonden met een aantal ontwikkelingen die heel Marokko raken en de zaak van de Riffijnen er niet eenvoudiger op maken. Duidelijk is dat Rabat geen politieke agenda accepteert die te veel raakt aan de eenheid van de Marokkaanse staat en de rol van de koning als staatshoofd en aanvoerder van de gelovigen. Een aantal eisen is niet erg realistisch, zoals het stichten van een universiteit in Al Hoceima. Maar waar de machthebbers in Marokko vooral beducht voor zijn is het gevaar dat de Hirak-beweging alsnog de katalysator wordt van een heropleving van de zogenaamde Arabische lente, de revolte die de politieke verhoudingen vanaf 2010 in Noord-Afrika blijvend veranderde. Toen was het de dood van de Tunesische fruitverkoper Mohammed Bouazizi, die zichzelf in brand stak in het stadje Sidi Bouzid uit protest tegen de corruptie, die de lont in het kruitvat gooide met protesten die volledig uit de hand liepen en oversloegen naar de buurlanden. Het decennialange regime van de Tunesische dictator Ben Ali werd weggevaagd, de Egyptische president Hosni Moebarak moest het veld ruimen nadat de revolte navolging vond op het Tahirplein in Caïro. In Libië werd oudgediende dictator Moammar Kadhafi gelyncht nadat hij zich tevergeefs in een rioolbuis had verstopt, waarna het land in een stammenoorlog verzeilde waarvan het nog steeds niet is bevrijd. In alle landen volgde de revolte een vergelijkbaar patroon: bewegingen voor burgerrechten en democratie trokken aanvankelijk gezamenlijk op met islamistische bewegingen zoals de Moslimbroederschap in Egypte of de Tunesische Ennahda-beweging. Het protest kreeg daarbij een eigen dynamiek, waarbij de onderling totaal verdeelde bewegingen – met vaak tegengestelde doeleinden – zich bundelden tegen het geldende gezag. Toen dat eenmaal weg was, volgde de onderlinge afrekening waarbij de doorgaans slecht georganiseerde burgerrechtenbewegingen als eerste aan de beurt waren.

De koning werd niet verworpen door het Riffijnse verzet, maar gezien als de man die de regio kan redden

Marokko maakte dit al mee in de protesten gedurende zijn eigen Arabische lente in 2011. Die werd aanvankelijk getrokken door de digitale, vooral jonge, protestbeweging van de 20ste februari die in 2011 de straat op trok en meer democratie eiste tegenover de corruptie en de onderdrukking van de Makhzen, die als een schaduwregering het centrale landsbestuur op cruciale punten in handen heeft. Maar al snel was het de radicale islamistische beweging Al Adl Wal Ihsane van wijlen sjeik Yassine die een groot deel van het protest kaapte. Al Adl, illegaal maar min of meer getolereerd door het Marokkaanse regime, erkent niet de religieuze rol van de koning als aanvoerder der gelovigen en maakt er geen geheim van Marokko in een religieus fundamentalistische staat te willen veranderen. Bezoekers van de protestmars konden met hun eigen ogen zien hoe bebaarde volgelingen met hun superieure discipline de toon zetten tegenover de tamelijk chaotische jongeren van de beweging voor democratische burgerrechten. Er was weinig fantasie voor nodig wie er straks aan het langste eind zou trekken.

De Marokkaanse koning wist de angel uit het protest te halen door met een aantal grondwetswijzigingen te komen die in een referendum aan de bevolking werden voorgelegd. Voortaan zouden het parlement en de regering meer macht krijgen en zou de koning een stap terug doen, zo heette het. De wijziging werd met een meerderheid aangenomen waar voorheen de Oostbloklanden een patent op hadden (bijna honderd procent van de stemmen).

Vervolgens werden parlementsverkiezingen gehouden, wat de indruk versterkte dat Marokko in tegenstelling tot andere landen in de regio wel de stem van de Arabische lente had gehoord. Ondanks de protesten tegen deze aanpak werd Mohammed VI alom geprezen voor de veronderstelde sprong naar de democratie. Vooral in Europa, waarbij opgelucht werd ademgehaald dat er niet nog meer gedonder aan de zuidgrens bij kwam. Wie wat langer meedraaide in de Marokkaanse stijl van regeren kon de zet ook wel op zijn waarde schatten, maar dan vooral als de koninklijke manier om het 20 februari-protest de wind uit de zeilen te nemen: de koning behield de facto de belangrijkste zeggenschap (religie, justitie, binnenlandse zaken en het leger). En de protesten verdwenen even snel als ze ooit waren opgekomen. De Makhzen, de trouwe kring dienaren rond de koning, hield de touwtjes stevig in handen.

Dat laatste bleek ook weer bij de recente kabinetsformatie, waarbij de oppositie tegen de Makhzen, in dit geval uit de islamistische hoek, behendig door het paleis in de gewenste richting werd gedreven. De regerende islamistische partij pjd (Partij voor de Gerechtigheid en Ontwikkeling) behaalde een klinkende zege bij de verkiezingen van vorig jaar. Maar de partij en vooral zijn populistische premier Abdelilah Benkirane begon te veel praatjes te krijgen, naar de smaak van de vorst. En dus werd de klinkende zege beloond met een langdurig getraineerde kabinetsformatie. Die uiteindelijk resulteerde in een zorgvuldig gemanipuleerde coalitieregering onder leiding van de pjd waarin koningsgezinde ministers de sleutelposten bekleden. De zegevierende ex-premier Benkirane werd, na een pijnlijke regeerperiode vol publieke vernederingen door de vorst, naar huis gestuurd en vervangen door een aanzienlijk docielere partijgenoot. Mohammed VI, samen met de Makhzen, blijft de politieke en bestuurlijke agenda bepalen.

De Marokkaanse machthebbers weten het maar al te goed: de opstand van de Rif is opnieuw een potentiële uitdaging voor hun macht. Ook nu was de fundamentalistische Al Adl-beweging er als de kippen bij om zich aan te sluiten bij een grote solidariteitsdemonstratie van 11 juni in Rabat. Een stevig cohort bebaarde volgelingen gaf er nadrukkelijk acte de presence. En dat terwijl deze Arabisch georiënteerde fundamentalisten bij uitstek de natuurlijke tegenstander zijn van het Riffijnse verzet, met hun uitgesproken Berber-cultuur van het Tamazight en hun ingebakken hekel aan de ‘Arabieren’ in Marokko. Hun solidariteit gaat dan ook niet dieper dan de gemeenschappelijke vijand van de Makhzen. Wordt die verslagen, dan is de Rif-beweging de eerste op de lijst van op te ruimen vijanden.

De agenda van de Arabische lente dreigt hier nog eens dunnetjes te worden overgedaan, maar nu met het groeiend besef dat de democratische grondwetsverandering door koning Mohammed een wassen neus is geweest. Koning Mohammed heeft nog altijd een groot krediet als de man die Marokko behoedt voor soortgelijke revoltes die in de nasleep van de Arabische lente de regio hebben geteisterd. Want alle verontwaardiging over het corrupte en ondemocratische machtssysteem in Marokko ten spijt is er een zaak waar de meeste Marokkanen een nog grotere hekel aan hebben. Dat is fitna, oftewel chaos. Maar de vorst moet wel met iets komen om de opstand in de Rif te bedwingen. Net als zijn vader krijgt hij te maken met een roerig en koppig verzet. Maar waar Hassan zijn gezag in het noorden letterlijk moest bevechten, beschikt koning Mohammed nog altijd over andere middelen.

Het is veelzeggend dat Zafzafi in de laatste optredens voor zijn arrestatie de koning opriep om zich persoonlijk met het Rif-dossier te bemoeien. De koning werd niet verworpen door het Riffijnse verzet, maar gezien als de enige man die de regio kan redden. De vorst reageerde vooralsnog indirect, bij monde van de bezoekende Franse president Emmanuel Macron, die na afloop van zijn kennismaking met de koning liet weten dat hij de indruk heeft dat deze de situatie ernstig neemt. Dat betekent: een serieuze aanpak van de onderliggende problemen, zo werd gesuggereerd. Het dossier zou inmiddels in handen zijn van Fouad Ali El Himma, de jeugdvriend en trouwste adviseur van de koning die optreedt als de aanvoerder van de Makhzen. El Himma is een behendig specialist bij het beurtelings hanteren van de stok en de wortel als het gaat om het neutraliseren van potentieel gevaar voor de zittende macht.

Het begint echter wel te dringen, want tot dusver lijkt de vertrouwenscrisis van de Rif richting de vorst eerder toe dan af te nemen. De arrestaties en veronderstelde mishandeling van Zafzafi dragen daaraan bij, net als het feit dat inmiddels zo’n 25.000 man aan ordetroepen naar de provincie zijn gestuurd. Regeringsdelegaties die naar Al Hoceima werden gestuurd moesten onverrichter zake terugkeren of werden zelfs met stenen bekogeld. Wat ook niet bijdroeg aan de sfeer was dat het gezagsgetrouwe deel van de Marokkaanse pers Zafzafi beschuldigde geld te hebben geaccepteerd uit het buitenland, waarbij een rol werd gesuggereerd van Algerije en zelfs Marokko’s grootste vijand, de Polisario-beweging die ijvert voor een onafhankelijke westelijke Sahara. De protesten in en rond Al Hoceima krijgen daarbij een steeds chaotischer en grimmiger karakter, compleet met stenen gooiende jongeren. De zaken zouden daarbij oncontroleerbaar kunnen worden als er straks onverhoopt doden onder demonstranten vallen die als martelaren de dynamiek van het protest verder aanzwengelen.

Er dreigt een hete zomer in de Rif. Veel geëmigreerde vakantiegangers en hun familie vragen zich vertwijfeld af of ze deze zomer de oversteek wagen en met hun auto’s zullen afdalen langs Ajdir naar Al Hoceima. De hoop is dat de koning de zaak snel zal kunnen oplossen. De tijd dringt. Anders is het voor de vakantiegangers richting Rif misschien beter een jaartje over te slaan.