



18 oktober 2014, 12:00
Vanaf ‘Press Hill’ heb je een panoramisch uitzicht op Kobani. Niet voor niets dat zenders als BBC en Al Jazeera juist die plek voor hun verslagggeving hebben uitgekozen. De stad ligt op 1500 meter afstand, net voorbij de spoorlijn die hier precies de grens tussen Turkije en Syrië volgt. Het is zwaar bewolkt. Boven ons vliegen voortdurend straaljagers. Je hoort ze, maar kunt ze niet zien. We wachten op de eerste luchtaanval van de dag. Het wolkendek is het probleem niet. De piloot hoeft de stad niet te ‘zien’. Het enige wat hij nodig heeft zijn de coördinaten van de vijandige posities die de YPG, het Koerdische verzetsleger, graag vernietigd wil hebben.

Lucia van de Italiaanse RAI had me gisteren een snelcursus gegeven. ‘Als je “retetetetet” hoort is het vrijwel zeker de YPG. Die hebben alleen kalasjnikovs. Een stevige “beng!” met daarna een rookpluim is een mortiergranaat van IS. En een keiharde dreun met een heel hoge pluim is een raket van de Amerikanen.’ Vanuit de stad klinkt zo nu en dan even ‘retetetet’. Dan opeens twee stevige klappen, allebei bij het spoorwegemplacement. Maar toch, van iets van elan is noch bij IS noch bij YPG op deze ochtend iets te merken.
12.25
Een zwarte nevel in het oosten van de stad. Hij waaiert zacht uit. IS steekt vaak autobanden in brand om snelle bewegingen van gebouw naar gebouw te maken zonder dat scherpschutters van de YPG een kans hebben.

15.00
Een Amerikaanse raket! De fotografen en cameramannen zijn opeens een en al actie. Dan weer een! Even een vuurzee boven de stad. De tientallen Koerden die ook op de heuvel staan, juichen en applaudisseren. Majestueus stijgt een champignon van kolkend grijs stof op. Om me heen rinkelen mobieltjes. Maar er is ook bezorgdheid. De YPG had eerder in de week geclaimd dat ze IS vrijwel uit Kobani had verdreven. Maar die twee raketten priemden zich in een gebouw in het centrum. IS zat dus toch veel dieper in de stad dan YPG ons voorhield.
16.38
Een klap bij het spoorwegemplacement. Ik vraag James, die al bijna twee weken op Press Hill meedraait, wat het was. Hij bestudeert het wolkje dat wegdrijft over het rangeerterrein. ‘Uuuh, te klein voor een mortiergranaat. Dit moet een zelfmoordaanslag zijn geweest.’ Oef. Misschien was het wel iemand uit Rotterdam-Zuid. Of uit de Haagse Schilderswijk. Er volgen nieuwe inslagen van mortieren bij de spoorlijn. Twee ervan ploffen neer op Turkse bodem. De spoorwegovergang is in handen van YPG. Maar IS wil de plek ongetwijfeld graag hebben, al was het maar voor de evacuatie van gewonden naar Turkse ziekenhuizen. Turkije verstrekt binnen de landsgrenzen aan zowel YPG-strijders als aan IS medische hulp.
17.30
Het begint donker te worden. De televisieploegen beginnen in te pakken. De pers slaapt in Sanliurfa, een stad op tachtig kilometer van de grens. De favoriete plek is het Hilton. Ik wil bij de grens blijven. ’s Nachts wordt er meestal veel intensiever gevochten.
Taxichauffeur Huseini brengt me naar Masere, een Koerdisch gehucht met iets van vijftig lemen huizen. Het ligt lager dan Press Hill maar heeft toch redelijk goed uitzicht op Kobani. Het is een verzamelplek voor Koerdische waarnemers. Ze houden de grens en de wegen in het directe achterland in de gaten. Ze zijn bang dat het Turkse leger, als het donker is, hulp verstrekt aan IS. De Turkse overheid is niet blij met die nieuwsgierigheid en heeft de lokale Koerden – en ook de pers – al enkele keren bij het invallen van de nacht met traangas van Press Hill verdreven. Ook in Masere is al met traangas opgetreden. De bewoners werd een algehele evacuatie opgelegd. Maar aan die sommatie is tot nu toe geen gehoor gegeven. Op het dak van de moskee staan mensen met verrekijkers naar Kobani te kijken.

Op het dorpsplein is het een drukte van jewelste. Veel mensen uit de omgeving, maar er is ook net een groep van veertig, nogal hipsterachtige studenten uit Istanbul gearriveerd, een mix van jonge Koerdische Turken en ‘Turkse’ Turken. Ze willen zich solidair tonen met de YPG. Dat geldt ook voor de zes Koerden die speciaal uit Beieren zijn overgekomen. Ze willen allen ook getuige zijn van wat zich aan de grens voordoet. President Erdogan beschouwt de Syrische YPG als een filiaal van de gevreesde Turkse PKK. (Dit in tegenstelling tot de Iraaks-koerdische ‘Peshmerga’ met wie hij als vaardig simultaanspeler juist een goede verhouding heeft.)
18.20
Vanuit een poortje van de moskee roept een mevrouw: ‘Het eten is klaar!’ Er vormt zich meteen een lange rij op de binnenplaats. Buitenlucht maakt hongerig. Op een tafel staan een schaal met hompen brood en een grote pan kippensoep met schijfjes aardappel. Een enorme ‘BENG..!!’ Weg rij. Een Amerikaanse aanval. Iedereen rent naar buiten om te kijken.
19.15
Er wordt nu intensief gevochten. Continu explosies en het geratel van kalasjnikovs. In Kobani is geen stadselektriciteit meer, maar dankzij kleine generatoren zijn toch her en der lichtjes te zien.
21.00
Nog steeds hevige gevechten. De studenten hebben een kampvuur gemaakt. Ze zingen melancholische Koerdische liederen. De Amerikaanse bombardementen verhevigen zich. Zulfikar, die ik eerder op de avond leerde kennen, pakt zijn mobieltje. Een broer van hem vecht in Kobani. ‘Ga je je broer bellen?’ Hij: ‘O nee, dat doe ik bijna nooit. Als ik hem zou bellen, zou het Turkse leger zijn GPS-positie kunnen doorgeven aan IS.’
22.00
Ik ga slapen. In het moskeetje is nog plaats. Ik laveer tussen slapende mannen die later in de nacht aan de beurt zijn om het grensgebied in de gaten te houden.
23.20
Niet kunnen slapen. De hele tijd gaan in de gebedsruimte mobieltjes af. Buiten is het steenkoud. Een rij mannen tuurt naar de horizon. Vanuit de buurt van de spoorwegovergang worden de hele tijd rood-fonkelende ballen – een soort tracer bullits – afgeschoten. Ze stuiteren over de omgeploegde akkers en doven dan uit. ‘Dat is het Turkse leger. Dat doen ze om de grens te markeren’, legt een dorpeling uit. ‘Maar soms schieten ze die ballen ook zo het dorp in. Om ons bang te maken.’
02.00
Ik probeer opnieuw te slapen. In een bijgebouwtje is nog een plek.
06.50
Ik schrik wakker. Er scheren heel laag vliegtuigen over. (Waarschijnlijk waren dat de drie airdrops met wapens en medicijnen waarvan later op de dag het Pentagon gewag maakt.)

Vreemd: het is al licht en toch was er geen oproep tot het gebed. Die zou ik zeker hebben gehoord. Als ik in de moskee ga kijken ligt de vloer volgepakt met snurkende, woelende mannen. Op de binnenplaats vraag ik er iemand naar. Hij schiet in de lach. ‘Ochtendgebed? Ach kom – we hebben nu even andere dingen aan ons hoofd.’ Die oneerbiedige opmerking had hem bij IS zijn leven kunnen kosten.
07.30
Ontbijt. Uit graniet gehouwen Koerdische mamma’s delen brood, geitenkaas en olijven uit. Over de grens is het stil.
08.00
Huseini komt me ophalen om weer naar Press Hill te gaan. Tefik verkoopt er iedere dag deegwaren.

08.15
Ik ben er als eerste. Nog steeds een beklemmende stilte in Kobani. Ik besluit naar Suruc te gaan, op een paar kilometer afstand. Het is het stadje waar de eerste opvang is voor vluchtelingen uit de regio. Ze hebben hun auto’s – het zijn er duizenden – moeten achterlaten aan de Turkse kant van de grens. In het stadje wemelt het van de vluchtelingen.

Aan de hoofdweg ligt de ‘Suruc Garaj’. Het is het verzamelpunt voor hulpgoederen die vanuit de Koerdische gemeenschap in heel Turkije zijn ingezameld. Bergen babyvoeding, medicijnen, kleding en andere spullen. Ik mag er niet fotograferen. Enkele jonge vrouwen die druk aan het sorteren zijn, bevestigen dat sommige goederen naar de YPG in Kobani gaan. ‘Maar het is maar een klein deel van wat je hier allemaal ziet.’ Ze glimlachen, maar willen verder niets zeggen.
10.15
Terug op Press Hill. Over Kobani hangt een futloze sfeer. De blitzoorlog in de Noord-Syrische steppe is IS prima vergaan. Maar een stadsguerrilla is andere koek.
12.00
Afgezien van wat mortiergranaten gebeurt er nog steeds niets. Het drijft de Iraans-Franse freelance fotograaf Albert tot wanhoop. Hij is ook heel erg jaloers op Kai, de Duitse fotograaf van Reuters. Die had gisteren een prijsfoto: die raket die om drie uur op de stad neerkwam. Een wolk van vuur die het centrum kort in een schitterend oranje strijklicht baadde. Kai was met zijn haast een meter lange telelens precies op tijd geweest. Albert was een fractie te laat. Ze stonden nota bene naast elkaar. Albert richt zijn ogen naar de hemel en prevelt: ‘O Here, ik smeek u: geef ook mij een grote vuurbal.’
Robbert van Lanschot is freelance journalist