Het is nog niet te laat om dit te organiseren. Op 10 juni zijn de Europese verkiezingen. Laat de partijen, links, midden of rechts — want met ideologie heeft dit verder niets te maken — zich verenigen op één programmapunt: de volstrekte afkeuring van de politiek waarop deze Amerikaanse regering zich in het Midden-Oosten heeft vastgelegd. Dat is van groter belang dan alles wat met open grenzen, integratie, Interpol, enzovoort te maken heeft. Want door de manier waarop Bush en zijn ministers en adviseurs het probleem Irak proberen op te lossen, verandert de regio die aan ons werelddeel grenst in een vijandige zich uitdijende chaos. Het is een ramp in een verregaande staat van wording.

Het zou een vergissing zijn het schandaal van de martelingen als een afzonderlijke kwestie te beschouwen. Sinds de oorlog in Afghanistan heeft deze Amerikaanse regering zich systematisch onttrokken aan de regels die in de Conventie van Genève voor de behandeling van krijgsgevangenen worden voorgeschreven. Het ongecontroleerde regime in Guantánamo waar de zogeheten «enemy combatants» nu bijna twee jaar zonder uitzicht op een proces zijn opgesloten, is officieel beleid. Niet alleen politieke tegenstanders van Bush hebben er herhaaldelijk tegen geprotes teerd. Ook een volbloed conservatief als William Safire en de trouwe vriendenclub van de president op de redactie van The Economist vinden het niet te verdragen.

Nu hebben de fotografische bewijzen van mishandelingen in Irak de wereld bereikt. Zoals we uit alle oorlogen weten, ontwikkelt die praktijk zich altijd tot een subcultuur aan het front en in de kampen voor gevangenen. De opperste leiding weet van niets. Dan, onherroepelijk, worden de «misstanden» bekend. Schandaal, onderzoek, maatregelen om herhaling te voorkomen, de leiding «neemt de verantwoordelijkheid» en treedt af, of is al met pensioen dan wel dood, of blijft zitten. Hoe treurig we dat ook mogen vinden, het is normaal. We hebben het nu niet over de schande, de morele verwerpelijkheid maar over de politieke consequenties.

De onthulling over de toestand in de Abu Ghraib-gevangenis is niet alleen de bevestiging van een wantoestand. Het is een groot politiek feit, omdat hiermee de volgende fase in de reusachtige déconfiture van Irak is bereikt. Van de voorbereidingen tot de oorlog, de daarmee gepaard gaande leugens en fabeltjes, via de oorlog zelf, de bevrijding die uitliep op een bezetting, tot deze nieuwe nog niet zo genoemde oorlog: het is allemaal een decor van propagandistische schijn en ideologische waandenkbeelden, waarachter de puinhopen groter worden.

De schijn van vandaag is dat op 30 juni «de soevereiniteit wordt overgedragen». De werkelijkheid is dat het Pentagon van plan is nog ten minste anderhalf jaar 135.000 man in Irak te houden, tegen de wil van de groeiende meerderheid van de bevolking. Hoe langer de bezetting duurt, hoe groter deze meerderheid. Het symbool van bevrijding en democratisering is nu een weerloze gevangene aan elektrische draden, met een kap over zijn hoofd. Een reclamebureau had geen beter logo kunnen verzinnen.

Het is een conclusie, zo eigenaardig, zo absurd dat het me moeite kost haar op te schrijven: de Amerikaanse regering is blind voor wat ze bezig is aan te richten. De verantwoordelijke minister, Donald Rumsfeld, treedt niet af maar ontvangt op het Pentagon bezoek van de president, die hem «superb» noemt. De architect van deze oeverloze rotzooi: voortreffelijk, briljant. Uit de polls blijkt dat 65 tot 70 procent van de Amerikanen vindt dat Rumsfeld de weerspannige Irakezen prima aanpakt. Om nog eens mijn getuige à charge The Economist op te voeren: op het omslag van 8 mei prijkt het genoemde democratiseringslogo, met de tekst «Resign, Rumsfeld». Het is niet de eerste keer dat een machthebber zo’n bevel van het weekblad in de wind slaat.

De oorlog zelf heeft al geleerd dat de Amerikaanse regering in een droomwereld van onaantastbare oppermacht opereert. De reactie op het schandaal is hiervan de zoveelste bevestiging. Maar niet alleen de regering denkt nog altijd dat 230 miljoen Arabieren met «shock and awe» en zijn nasleep tot de democratie kunnen worden bevorderd, en dat daarmee het terrorisme zal worden verslagen. De meeste Amerikanen geloven dat ook. Ze zijn het slachtoffer van een stelselmatige vertekening van de werkelijkheid. Wij in Europa kunnen ons dat niet voorstellen, we denken dat het wereldbeeld van alle of verreweg de meeste Amerikanen gevormd wordt door wat ze in Newsweek en The New York Times lezen, wat ze op CNN zien, en wat Edward Kennedy in de Senaat zegt. Het zou goed zijn als hier eens een dag het menu van Fox, een provinciale talkradio, de New York Post en de Weekly Standard werd geserveerd.

Deze Amerikaanse regering raakt in het Midden-Oosten structureel steeds verder op de verkeerde weg zonder daar zelf kennelijk enige notie van te hebben. Het is een illusie te denken dat Europa daarvan niet de gevolgen zal ondervinden. De vraag is dus: hoe bereikt Europa de Amerikaanse publieke opinie, zo direct mogelijk?

Een mogelijkheid is gegeven met de Europese verkiezingen. Maak in de partijprogramma’s Irak tot het voornaamste punt. Zorg dat wat dit aangaat de verkiezingen een referendum worden. Dat is niet anti-Amerikaans. Het is niet anders dan wat de Amerikanen zelf op 2 november gaan doen: kiezen voor of tegen de Irak-politiek van Bush en Rumsfeld. Gebruik het bezoek van de president op 6 juni aan de invasiestranden in Normandië om zoveel mogelijk publiciteit te krijgen. Zorg dat het Europese referendum de Amerikaanse oppositie en John Kerry niet compromitteert maar zoveel mogelijk steunt.

Gegeven het talent aan spin doctors dat we ook hier hebben, moet dat mogelijk zijn. En misschien helpt het om het verdoofde deel van de Amerikaanse publieke opinie weer wakker te maken. Een betere gelegenheid zal zich voorlopig niet voordoen.