Ik kom net terug van een bespreking met allemaal financiers, want ik wil een film maken. Ik ben redelijk vrolijk, hoewel ik denk dat de deal mislukt is. Financiers willen trouwens helemaal geen goed scenario-idee, grote sterren of fantastische regisseurs – ze willen iets te rekenen hebben. Ze willen weten hoe het met de rechten zit, «en hoe zit het met de pre-sales en wat waren de investeringen?» Het artistieke gedeelte speelt pas op het laatst van de onderhandelingen een rol – al moet dat wel aansprekend, lees: commercieel zijn. Een van de financiers was een grote vastgoedhandelaar. Hij zei tegen me: «Als je nu begint met het handelen in vastgoed, dan ben je volgend jaar miljonair.» «Ik ook?» «Jij ook», bevestigde hij vriendelijk. «Wat moet ik dan doen?» «Ongeveer een miljoen investeren… Lenen bij de bank… Daar maak je in een jaar twee miljoen van. Vastgoed is echt de makkelijkste manier om miljonair te worden. Daar hoef je ook niet intelligent voor te zijn.»

Ik heb geen miljoen, en ik heb geen zin om me daarmee bezig te houden, maar het was wel aardig om te horen. Het deed me denken aan een andere miljonair die ik drie jaar geleden sprak, samen met Theo van Gogh. Die man vroeg wat wij verdienden en wat we aan eigen kapitaal hadden en toen zei hij: «Laat mij al jullie zaken regelen, dan maak ik jullie in twee jaar miljonair… Zeker vijf miljoen de man… Maar dan wil ik ook alles… jullie huizen, jullie spaargeld, jullie salarissen… alles loopt via mij…» «Betekent dat dat ik mijn huis misschien uit moet?» vroeg ik. «Dat betekent zeker dat je je huis uit moet, en ergens anders gaat wonen, waarschijnlijk niet in Amsterdam. Maar willen jullie miljonair worden of niet.»

Nou, niet dus… Althans, niet op die manier.

Ik hou van films, en films maken; ik schrijf graag scenario’s, maar in Nederland ben je niet echt vrij. Je kunt wel scenario’s schrijven, maar om daar vervolgens een film van te maken is zonder subsidie van de overheid vrijwel onmogelijk, al doen we het wel. Van scenario naar subsidie naar première is een lange weg.

  1. Je schrijft een scenario. 2. Dat gaat naar de regisseur, die vaak dingen anders wil. 3. Dan gaat het naar de producent, die je scenario meestal te duur vindt en die wil wat dingen veranderen. 4. Dan gaat het naar de omroep, want die heb je nodig anders kun je geen subsidie aanvragen. De omroep wil iets veranderen. 5. Dan gaat het naar het filmfonds, die willen graag dat je iets verandert. 6. Dan gaat het naar het Cobo (een soort fonds van de omroepen). 7. Dan gaat het naar de netmanager en die zegt: als je nu dit en dit verandert, dan kan ik het kwijt. 8. Voordat je kunt draaien, wil de omroep dat er nog een dramaturg naar kijkt. Die wil dat je iets verandert. En elke nieuwe verandering moet ook weer langs alle anderen, want er zou iets veranderd kunnen zijn wat zij niet weten… dan stoppen ze hun geld er niet in.

Ondertussen zit ik te dineren met extreem rijken. Dat is toch interessant. Je weet vaak meteen waarom iemand zo rijk is geworden: snel, scherp, recht op zijn doel af. Je weet ook meteen of de deal doorgaat of niet. Slijmen is niet nodig. Aardig zijn ook niet. Het is ook niet zo dat je «een goed verhaal» moet hebben. Allemaal onzin. Je moet cijfers kunnen overleggen, je moet kunnen onderhandelen. Men weet dat je met films snel veel geld kunt verdienen.

De kunst van het onderhandelen: niet meteen ja zeggen, niet meteen nee zeggen. En dan weer meteen ja zeggen, en nee bedoelen. Weglopen en blijven… Het is een mooi spel. Maar het zijn ook verdomd veel knikkers.

Soms worden er door lieden die geld voor je zoeken speciale bijeenkomsten belegd. Je wordt dan uitgenodigd om naar een duur restaurant te komen – soms ook is het bij mensen thuis. Daar ontmoet je dan de financiers.

Het dealen speelt zich in het eerste half uur na binnenkomst af. Je loopt naar de enige toe die je kent – dat is degeen die voor jou geld zoekt – en dan neemt hij je mee naar een man en zegt: «Opheffer, dit is Frans, hij heeft net zijn bedrijf verkocht en zoekt nu avontuurlijke investeringen, Frans dit is Opheffer, hij zoekt zeven miljoen voor een film.»

En dan begin je meteen te praten, en binnen een minuut weet je wat «Frans» wil. Hij zegt dan bijvoorbeeld: «Voor mij is het niks, want ik weet niks van filmfinancieringen, maar misschien weet Paul iets voor je. Paul zit in de telecomwereld… Paul, dit is Opheffer, hij zoekt zeven miljoen filmfinanciering.»

Wat ik heb moeten leren is om dit niet raar te vinden, maar heel normaal. Ik heb mijn «pitch» dan ook aangepast. Begon ik vroeger met: «Katja Schuurman en Georgina Verbaan kunnen we krijgen voor een film die gaat over…» Tegenwoordig begin ik te vertellen hoe het «financiële plaatje» eruitziet. Je doet bij zo’n diner geen onderhandelingen. Als iemand geïnteresseerd is, krijg je een kaartje met daarop een handgeschreven privé-nummer dat je moet bellen. Of je hoort dat je teruggebeld wordt. Je praat niet langer dan vier, vijf minuten over zo’n film. Daarna is het smalltalk. (Dan moet je dus wel alles vertellen over Katja en Georgina.)

Wat mij verder is opgevallen is dat mensen met geld eigenlijk absoluut geen kapsones hebben – in tegenstelling tot wat je denkt.

Ze willen van geld meer geld maken – en je ziet ze genieten van dat spel.

Iemand zei: «Ik doe niet mee, want als ik daarop verlies, is dat geen ervaring voor mij.»

Ik vond dat mooi.

Ook hoorde ik: «Ik kan niet meedoen, ik ken de mensen niet die de kwaliteit bepalen, dus ik zal nooit weten of die film goed is.»