
We zijn zó egoïstisch. Het is altijd: onze behoeftes, onze verlangens, ons verdriet. En vaak kijken we ook zo naar de mensen om ons heen, vanuit de behoeften van ons ego. Als we krijgen wat we willen maakt ons dat gelukkig – althans, vaak wel, geef toe – en als we worden teleurgesteld zijn we verdrietig of boos.
We leven, met andere woorden, in de houdgreep van ons ego. We kunnen het ego moeilijk uit zetten en er ook niet buiten denken. Sommige mensen zouden zelfs zeggen: het ego is in ons datgene wat denkt. Maar héél soms, door een kloof in de wand, zien we de wereld of een ander mens zoals die wérkelijk is. En dat is liefde.
Dat is het belangrijkste inzicht uit het filosofische werk van Dame Jean Iris Murdoch: dat liefde begint waar ‘the big fat ego’ (in haar woorden) ophoudt. Pas als het je lukt om een ander te zien, écht te zien voor wie die is, dan heb je diegene lief.
Iris Murdoch herinneren we ons als schrijver van bekroonde romans als The Bell (1958) en vooral The Sea, The Sea (1978, bekroond met de Booker Prize). Boeken over gemankeerde personages met gemankeerde liefdeslevens. Ze schreef ook prachtige brieven, die zijn gebundeld in het boek Living on Paper uit 2015. Of misschien ken je haar uit de film Iris uit 2001, waarin ze wordt gespeeld door twee acteurs, een uitgesproken sexy Kate Winslet, de jonge Iris, en een uitgesproken onsexy Judi Dench, de oude. In de film staan de seksuele escapades uit Murdochs jeugd in schril contrast met haar trieste levenseinde; ze kreeg de ziekte van Alzheimer; haar onttakeling werd nauwlettend geboekstaafd door haar man, de criticus John Bayley, in zijn boek Elegy for Iris.
Maar Murdoch was naast schrijver ook filosoof (is er eigenlijk een verschil? Murdoch zou zeggen van wel), ze gaf les aan St Anne’s College in Oxford, en zag haar filosofische werk zelf als haar belangrijkste nalatenschap. De boodschap van dat werk is bedrieglijk eenvoudig: goed en kwaad zijn geen kwesties van smaak of temperament, maar objectieve eigenschappen van de wereld. Wie het goede wil ontdekken moet op de juiste manier leren kijken: ‘Alleen liefde geeft je een heldere blik. Haat vertroebelt de dingen. Als we haten, weten we niet wat we doen.’
Murdochs bekendste bundel filosofische essays, De soevereiniteit van het goede, is onlangs opnieuw verschenen in het Nederlands. Wereldwijd krijgt Murdoch, in toenemende mate, erkenning omdat denkers als Charles Taylor en Martha Nussbaum voortbouwen op haar inzichten. Haar ideeën over liefde, empathie en het goede zijn relevant in een wereld die steeds verder versplintert door hokjesdenken en identiteitspolitiek.
Wat haar ideeën zo aantrekkelijk maakt voor onze tijd is dat Murdoch ervan uitgaat dat we allemaal een uniek perspectief hebben op de realiteit: een vrouw ziet de wereld anders dan een man, en een zwarte vrouw ziet de wereld anders dan een witte vrouw. Jouw perspectief is het mijne niet. Maar even belangrijk in haar werk, zowel in haar filosofische werk als haar romans, is de poging om het perspectief van de ander tóch te leren kennen, om zo een brug te slaan naar die ander.
Uiteindelijk, zou Murdoch zeggen, kan ik jouw perspectief kennen, en jij het mijne – door liefde en verbeeldingskracht.
Murdochs leven begint aan Blessington Street in Dublin, in het jaar dat de ira de onafhankelijke Ierse republiek uitroept, 1919. Het gezin, middleclass, protestants, verhuist met baby en al naar Londen. Iris groeit op in een huis vol boeken en gezelligheid, maar ook een beetje met een sfeertje van wij-tegen-de-wereld. ‘We waren een perfecte drie-eenheid van liefde’, zegt ze later. Haar vader las graag voor. Robert Louis Stevenson, Rudyard Kipling, Lewis Carroll. In linnen gebonden edities met fraaie zwart-witillustraties. Boeken over goed en kwaad. Zo leerde ze al vroeg dat verhalen vertellen, en ernaar luisteren, een daad van liefde kan zijn.
Als jonge vrouw krijgt ze een beurs om aan Oxford te studeren. Klassieke talen en filosofie. Haar eerste grote intellectuele liefde is Plato. Net als hij gelooft Murdoch dat de wereld om ons heen onvolmaakt is, en dat er een rijk van ideeën achter schuilgaat. Een zuivere wereld, die alleen zwakjes doorschijnt in onze dagelijkse levens. Verder schrijft ze voor de universiteitskrant en overtuigt ze W.H. Auden om een inleiding te schrijven bij een dichtbundeltje. Haar studietijd staat in het teken van liefde en engagement. Ze speelt toneel, verslijt vriendjes, studeert hard. ‘Het eerste wat ik deed was me aanmelden bij de communistische partij’, zegt ze later in interviews.
Je ziet haar voor je: tussen de torens van de sjieke universiteit, sjekkies rokend, gedichten schrijvend, Marx en Lenin lezend met alle andere slimme jongens en meisjes, en daarna een kopje builders brew. ‘We hadden in die tijd hartstochtelijke ideeën over rechtvaardigheid’, zegt ze later, ‘we dachten dat het socialisme snel een rechtvaardige samenleving zou voortbrengen, zonder armoede en conflicten. Ik verloor die illusies al snel.’
En hoewel ze zich uiteindelijk afkeert van het georganiseerde marxisme blijft Marx een belangrijke inspiratiebron in haar werk. ‘Met het begrip vervreemding heeft hij ons een instrument gegeven om de vele vormen van onechte transcendentie mee te bekritiseren’, schrijft ze, ‘maar de vraag is dan: bestaat er wel zoiets als “echte” transcendentie, of is dat nooit meer dan een troostende droom die door de noodlijdende mens op een lege hemel wordt geprojecteerd?’
Die hang naar transcendentie, de zoektocht naar een realiteit achter de schijnwereld van het dagelijks leven, houdt Murdoch haar hele leven bezig. Ze flirt op verschillende momenten met het idee om zich aan te sluiten bij een religie, en benijdt de mensen die de stap durven zetten, maar voor haarzelf is het niet weggelegd. Ze zal proberen via de morele filosofie te bewaren wat er goed is aan religie, zonder de in haar ogen onnodige symboliek en verhalen. Haar centrale vraag zal zijn: kan het Goede de dood van God overleven?

‘Vandaag was fantastisch’, schrijft ze in een brief uit 1945, ‘met vier collega’s en een gids ben ik naar Hitlers huis in Berchtesgaden geweest. Daar staat zijn prachtige villa, met een schitterend uitzicht over de bergen, en vlak ernaast de chalets van Göring en Mussolini, en de enorme SS-kazerne waar de tweeduizend soldaten verbleven die Hitler bewaakten. De hele boel is totaal opgeblazen en vernield sinds de invallen van februari: de hele plek is verlaten.’
Murdochs ideeën worden cruciaal gevormd in de slagschaduw van de oorlog. Na haar studie sluit ze zich aan bij de United Nations Relief and Rehabilitation Administration, een organisatie die hulp biedt aan de vele oorlogsslachtoffers in Europa. Ze werkt in Brussel, Innsbruck, Graz, een poosje in Amsterdam. Twee jaar lang helpt ze ontheemden in Europa, ze ziet honger en ellende. Maar in haar werk met vluchtelingen leert ze ook Italiaans, Russisch, Duits en Turks, ze raakt steeds beter bekend met de Europese literaire en intellectuele cultuur. Ze spijkert haar continentale filosofie bij en leest alle romans die ze te pakken kan krijgen. Dat maakt haar nogal uitzonderlijk voor haar tijd: een jonge vrouw die niet alleen een uitstekende opleiding in de Britse analytische filosofie heeft gehad, maar die ook goed is ingevoerd in de continentale wijsbegeerte. De analytische filosofie staat bekend om haar intellectuele rigueur, de continentale filosofie om haar levendige verbeelding. In Murdochs werk zie je het beste van beide.
In 1945 ontmoet ze Jean-Paul Sartre in Brussel. Ze is meteen betoverd. ‘Hij is nogal klein’, schrijft ze aan een vriend, ‘hij loenst, is gemakkelijk in de omgang, charmant en erg aantrekkelijk. En wat een veelzijdigheid: filosofie, romans, toneelstukken, film en journalistiek! Geen wonder dat alle stoffige beroepsfilosofen achterdochtig zijn.’ Sartre wordt haar intellectuele voorbeeld, ze schrijft een boek over hem. Net als hij vindt Murdoch dat de filosofie het leven moet verbeelden. En Sartre is niet alleen een denker die een geloofwaardig beeld schetst van de mens in een goddeloze wereld, maar ook een intellectueel die naar zijn overtuigingen probeert te leven.
Wat Murdoch aantrekt in het existentialisme van Sartre is dat het een doorleefde filosofie is, een levenshouding. Alleen niet de juiste, denkt zij. In het existentialistische verhaal mist Murdoch de moraliteit. Sartre overdrijft in zijn werk ‘gewone gevoelens van verveling en verlies aan betekenis’. Hij stelt dat de mens in beginsel verantwoordelijk is voor al zijn keuzes, maar geeft hem niets terug om zijn keuzes op te baseren. In een christelijk momentje noemt Murdoch Sartre’s houding ‘luciferiaans’.
Als haar hang naar transcendentie weer om de hoek komt kijken, denkt ze erover om zich aan te sluiten bij een geloofsgemeenschap. Tegelijk stort ze zich in een tumultueus liefdesleven, heeft vaak meerdere partners tegelijk. In een brief aan een van haar grote liefdes, de Franse schrijver Raymond Queneau, geeft ze een samenvatting van haar intellectuele interesses op dat moment: ‘Ik begon mijn leven als een politiek dier en dacht dat mijn ziel er niet toe deed, nu ben ik bijna een religieus dier en denk ik dat de ziel van levensbelang is. In het spanningsveld tussen deze twee houdingen liggen alle filosofische problemen die mij interesseren.’ Kortom, in het domein van de morele filosofie.
Morele filosofie, ook wel ethiek, is de tak van de filosofie die zich bezighoudt met alle vragen over goed en kwaad. Vrijwel alle grote filosofen hebben zich beziggehouden met ethische vragen als: wat is het goede? Wat is het kwade? Hoe komen we tot de overtuiging dat iets goed of fout is? Zijn goed en kwaad dingen die bepaald worden door onze cultuur, of door onze aanleg, of door iets externs als een god? Maar ook: is er keuzevrijheid in morele vraagstukken? En: hoe ben je een goed mens?
Dat zijn zomaar wat vragen die op het bordje van de ethicus terechtkomen. Wie het glibberige domein van de ethiek betreedt leert al snel: er zijn heel wat verschillende wegen naar het goede. Het is veelzeggend hoe een denker het onderwerp benadert: sommige mensen denken dat je het goede kunt berekenen, anderen vinden dat je het moet doorvoelen, weer anderen menen dat het afhankelijk is van context. Murdoch zal zeggen dat je het goede kunt waarnemen, met de juiste aandacht, en dat het een vaststaand onderdeel van de wereld is. Een radicale, mystieke en nogal onmodieuze opvatting.
Maar eerst verschijnt haar debuutroman, in 1953, Under the Net, over een jonge schrijver die verstrikt raakt in filosofische theorieën. Het boek is een groot succes. Niet lang na de publicatie trouwt Murdoch met de criticus en literatuurwetenschapper John Bailey. Na een reeks charmante minnaars, waaronder Elias Canetti, lijkt Bailey een veilige optie te zijn geweest. Een aardige man, zes jaar jonger dan zij: hij geeft Murdoch de rust die haar in staat stelt om zich volledig te wijden aan haar schrijven. En hoewel ze geniet van de huiselijkheid van het getrouwde leven loopt ze aan tegen de huwelijkse voorwaarden. Met enige moeite komt het stel tot een overeenkomst waarin Murdoch gehoor kan blijven geven aan haar seksuele nieuwsgierigheid. Zo vervolgt ze haar zoektocht naar een vorm van onbaatzuchtige liefde.
Na haar avonturen op het Europese vasteland is Murdoch een beetje een vreemde in eigen land. Collega’s in Engeland begrijpen weinig van haar ideeën over een doorleefd denken, en de theoretische haarkloverij van de Britse filosofie biedt volgens Murdoch geen antwoord op de realiteit van de gaskamers. Na wat omzwervingen krijgt ze toch een fel begeerde aanstelling in Oxford. Ze geeft les in klassieke filosofie, en doceert daarnaast ‘hippe’ denkers als Sartre en De Beauvoir, met wie ze correspondeert. Ze blijft romans schrijven die vrijwel allemaal lovend worden besproken. En ze mengt zich steeds vaker in het publieke debat.
In essays uit de jaren zestig, zoals Morality and the Bomb, pleit Murdoch voor een veel actievere politieke stellingname van academici, en meer moreel besef in de politiek. Het is de tijd van de Vietnamoorlog, protestmarsen tegen nucleaire bewapening en Nieuw Links. Ze verschijnt in die tijd soms op televisie: een excentrieke vrouw, gehuld in een te grote jas, met verwaaid haar en de sjofelsjieke uitstraling waar je alleen in Engeland mee wegkomt. Met haar scherpe tong heeft ze alle mansplainende intellectuelen van de bbc zo onder tafel.
In haar werk is ze milder. Haar filosofische werk uit die tijd wordt bezield door een nostalgie naar het goede. Ook al leven we in een postreligieuze samenleving, denkt Murdoch, we hebben toch een idee van het goede nodig, als ankerpunt en noorderster. Dat schrijft ze in de essays die later gebundeld zullen worden als De soevereiniteit van het goede: wie geen idee heeft van het goede heeft geen visie, en deint als een stuk wrakhout mee op de waan van de dag. Een idee van het goede sorteert onze prioriteiten. En je hoeft voor het goede helemaal niet ver te zoeken, denkt ze: ‘Het goede is iets wat zich afspeelt op de voorgrond van het leven, niet de achtergrond. Het is geen flits van wilskracht of een bouwwerk van esoterische waarden, maar gewoon de goede kwaliteit van een menswaardig leven, en we weten allemaal van nature wat dat inhoudt.’
Murdochs idee van het goede is dus gegrond in het gewone leven, en gestoeld op de common sense, met de nadruk op ‘common’: dat wat gemeenschappelijk is voor iedereen.
Murdochs ideeën lijken op het eerste gezicht wat abstract, maar ze bieden een antwoord op het nihilisme van onze consumentistische en materialistische cultuur. Murdoch zegt dat we, als we op de juiste manier naar de wereld kijken, het goede als vanzelf zullen herkennen. Maar op de juiste manier kijken betekent óók verder kijken dan je ego groot is. Misschien niet verrassend voor iemand die bekend stond om haar liefde voor het bedrijven van de liefde vertrouwt ze daarbij op haar zinnelijkheid. Onze zintuigen zijn van nature gericht op ons eigen genot, schreef Freud al; hij noemde dat het lustprincipe. Maar we kunnen onze zintuigen volgens Murdoch ook gebruiken om een ander echt te leren kennen. Beroemd is Murdochs voorbeeld van een schoonmoeder die een hekel heeft aan het vriendinnetje van haar zoon. Alle eigenschappen die de moeder vervelend vindt: het meisje is frivool, oppervlakkig, zijn óók uit te leggen als positieve eigenschappen: ze is opgewekt, neemt de dingen niet zo serieus.
Het gaat erom allebei te zien, de positieve én negatieve aspecten, als twee zijden van dezelfde munt. Als we dat kunnen, buigen we onze zintuigen als het ware naar buiten, en worden het geleiders van wat Murdoch beschrijft als onbaatzuchtige aandacht. Ze is daarin geïnspireerd door het werk van de filosofe Simone Weil. Als we op een onbaatzuchtige manier aandacht schenken, leren we de ander kennen zoals diegene werkelijk is: niet als een verlengstuk van onszelf, maar als een op zichzelf staand iemand, tegelijk hetzelfde als wij, in onze gedeelde menselijkheid, én radicaal verschillend, want twee personen zijn nooit gelijk. Die empathische houding noemt Murdoch liefde.
Murdoch begrijpt natuurlijk zelf ook wel hoe idealistisch dat allemaal klinkt. Daarom noemt ze de houding van onbaatzuchtige aandacht ook wel ‘tegennatuurlijk’. Wat ze daarmee bedoelt is dat het indruist tegen diep ingesleten neigingen van de mens. En toch vindt ze dat we op zo’n manier moeten blijven kijken naar elkaar, in alle domeinen van het leven, ook in de politiek. Want, zegt ze, ‘hoe meer je beseft dat andere mensen onderscheidend en verschillend zijn, en dat een ander mens even dringende behoeften en wensen heeft als jijzelf, des te moeilijker is het om diegene als een ding te behandelen’.
Dus: als iemand zich door je woorden gekwetst voelt, moet je naar hem of haar luisteren. En als iemand bang is voor een prik net zo. De liefde die Murdoch beschrijft lijkt nog het meest op die van een ouder voor haar kind. Een ouder die haar kind kan loslaten en zegt: je was ooit onderdeel van mij, maar nu ben je iemand anders dan ik, en nu zie ik je als degene die je écht bent, of wil zijn.
Murdoch kreeg zelf nooit kinderen, maar voor haar is de essentie van liefde en moraal altijd hetzelfde: ‘Het moeilijke besef dat iets anders dan jezelf echt is.’ Het is liefhebben door los te laten.

Zo timmert Murdoch aan een morele theorie die ruimte maakt voor liefde en het goede, maar daarvoor geen esoterische verhalen nodig heeft. Zowel het marxisme als het christendom stelde Murdoch teleur, om vergelijkbare redenen. Allebei beloven ze meer dan ze waarmaken op het gebied van naastenliefde. En dat terwijl dat precies is waar een morele theorie om zou moeten draaien, volgens Murdoch: het liefhebben van de ander.
Het enige domein waar ze altijd vertrouwen in blijft houden is de kunst, want daar is het mogelijk om via verbeeldingskracht de ervaring van een ander te onderzoeken. Je ziet dat terug in haar romans, waarin Murdoch vaak personages opvoert die heel anders zijn dan zijzelf. Gefrustreerde ambtenaren, homoseksuele mannen, narcistische klootzakken. Telkens probeert ze perspectieven uit die niet de hare zijn. Maar uit Murdochs filosofie volgt dus een esthetische houding: écht grote literatuur kruipt in de hoofden van anderen. Mindere vormen blijven steken in de persoonlijke hang-ups van de maker. Slechts een handjevol kunstenaars lukt het om voorbij het ego op een liefdevolle manier door te dringen tot de realiteit van een ander. Shakespeare kon het, zegt Murdoch, Tolstoj kon het, Mary Ann Evans (oftewel George Eliot) kon het ook.
Je kunt zeggen dat Murdoch nogal een hang heeft naar vormen van realisme, al kennen haar eigen boeken zeker ook lyrische, bovennatuurlijke, zelfs spirituele momenten. En ze was fan van Tolkien. Na zijn dood kocht ze zijn bureau.
In interviews blijft Murdoch altijd volhouden dat er een hard onderscheid is tussen haar filosofie en haar literaire werk. Waarom precies is een raadsel. Ook in haar persoonlijke leven houdt ze de twee netjes gescheiden: ’s ochtends schrijft ze filosofie, ’s middags literatuur, aan verschillende schrijftafels. Toch zijn er mooie voorbeelden van haar filosofische overtuigingen in haar romans te vinden.
Neem The Bell, waarin ze beschrijft hoe een hoofdpersoon, Dora, verwikkeld raakt in een ingewikkelde liefdesdriehoek. De vrouw weet zich geen uitweg uit het dilemma. Moet ze bij haar man blijven of vertrekken? Van wie houdt ze meer? Ze is verstrikt in haar eigen sores, de verwikkelingen van haar ego. Dan vertelt Murdoch hoe Dora in een museum, de National Gallery om precies te zijn, een soort wereldlijke openbaring ondergaat. Ze ziet een schilderij van Thomas Gainsborough met daarop zijn dochters afgebeeld. De hoofdpersoon ‘ziet’ de liefde van de vader voor de meisjes door de tijd heen in het schilderij, en realiseert zich dat ze van geen van haar mannen écht houdt. Het is het verhaal van een vrouw die wordt geconfronteerd met een liefde die buiten haarzelf ligt; het is alsof ze oog in oog komt te staan met het ideaal van de liefde zelf.
Haar populariteit als schrijver geeft haar in de laatste decennia van de vorige eeuw steeds meer aanzien. Er wordt een Iris Murdoch Society opgericht. Er worden symposia georganiseerd over haar literaire werk, waaronder aan de Vrije Universiteit in Amsterdam. In 1987 krijgt ze de ridderslag van koningin Elizabeth en wordt ze benoemd tot Dame voor haar verdiensten in de literatuur. Haar portret komt te hangen in de National Portrait Gallery.
Maar met al die aandacht voor haar literaire werk komt haar reputatie als denker op de achtergrond. In haar filosofische werk houdt ze zich steeds meer bezig met theologische vraagstukken. Ook raakt ze geïnteresseerd in de figuur van de Boeddha. Ze gaat op televisie in debat met Krishnamurti. Haar romans krijgen in die tijd steeds meer de vorm van gedachte-experimenten. Ze worden langer, wolliger en schematischer: personages vertegenwoordigen steeds meer filosofische standpunten, zoals in de romans van Sartre en de allegorieën van Kierkegaard. Filosofie en literatuur beginnen zo alsnog door elkaar te lopen.
De onderliggende boodschap van haar werk verandert niet, namelijk dat moraal overal is, en dat het goede voor iedereen altijd binnen handbereik ligt. Als het lukt om achter de sluier van onze ego’s te kijken, kunnen we elkaar weer begrijpen, met elkaar in dialoog gaan. Een hoopvolle boodschap dus, met allure, zéker in een tijd waarin we allemaal zo hopeloos gevangen zitten in onze eigen hang-ups.
Je kunt je afvragen wat Murdoch zou hebben gevonden van onze huidige samenleving: van de polarisatie, van Twitter, van de spiegeltjes en kraaltjes. Allemaal ego, zou ze hebben gezegd. Onbelangrijke nonsens. Maar er zit een uitknop op. Tegen de menselijke natuur in kunnen we elkaar weer opzoeken, naar elkaar luisteren. En het mooie daarbij is dat Murdoch oog heeft voor de uniciteit van onze ervaring. Net als hedendaagse feministische en intersectionele denkers beweegt Murdoch zich op het snijpunt tussen onze overeenkomsten en verschillen. Haar filosofie doorbreekt het identiteitsdenken niet, in zekere zin omarmt ze het juist, maar het legt ook de gevaarlijke eenzijdigheid ervan bloot: als we niet voorbij onze verschillen kijken naar wat ons verbindt, zitten we alsnog opgesloten in onze ego’s. Wat we nodig hebben, zou Murdoch zeggen, is radicale empathie: waarmee we de ander zien voor wat die werkelijk is, tegelijk hetzelfde als wij én verschillend. Dat is de red pill van Murdoch: als je dat eenmaal hebt ingezien, is er geen weg meer terug. Daaruit volgt als vanzelf een juiste levenshouding, een levenshouding van solidariteit, respect en vrijheid.
Een andere vraag, waarvan je je moet afvragen of die de moeite van het stellen waard is, is of Murdoch aan haar eigen idealen van liefde en het goede voldeed. Toch wordt daarover door vriend en vijand graag gespeculeerd. Sommigen zien in haar losbandige liefdesleven een bevrijde vrouw die op haar eigen manier toegewijd was aan haar geliefden, anderen zien iemand die onder het mom van vrije liefde een spoor van gebroken harten achterliet. Allebei zijn natuurlijk waar.
In de laatste jaren van haar leven leidt Murdoch een teruggetrokken bestaan, de vele verliefdheden zijn inmiddels voorbij. Ze groeit in haar huwelijk met Bailey en blijft tot op het laatste moment schrijven. Vrijwel al haar romans worden goed ontvangen, al zijn in haar laatste boeken de tekenen van dementie zichtbaar: ze verliest, heel letterlijk, de plot. In zijn boek Elegy for Iris beschrijft Bailey die laatste jaren in ijzingwekkend detail. We zien hoe het echtpaar ontdekt dat Murdoch de ziekte van Alzheimer heeft en daarna snel achteruit gaat; hoe ze moeite krijgt met het uitspreken van haar lezingen; hoe ze de postbode niet meer herkent; ten slotte hoe ze haar echtgenoot en vrienden niet meer kan onderscheiden. Het is het verhaal van een schrijver die haar woorden verliest; een filosoof die haar denkkracht kwijtraakt. ‘Een dutje dan’, noteert Bailey in zijn dagboek. ‘Iris slaapt diep. Daarna luisteren we kerstliedjes. En ik heb even de illusie die gelukkige Alzheimer-partners op zulke momenten altijd moeten voelen, dat het leven gewoon hetzelfde is, nooit veranderd.’
Als Murdoch verder wegzakt in haar ziekte besluit haar echtgenoot dat hij niet langer voor haar kan zorgen. Ze herkent inmiddels niemand meer, en niemand kan meer tot haar doordringen. Zo sterft ze in een verpleeghuis, in 1999. Bailey is erbij. In een van haar laatste brieven aan een vriendin schrijft Murdoch: ‘De herfst komt eraan. Veranderen de dingen bij jou ook zo? Van binnen, bedoel ik. Ik ben zo moe en wil nog een roman schrijven maar misschien lukt het niet meer. Ik denk aan het verleden en aan jou en mij in het verleden.
Zoveel liefs, I.
Vergeef me mijn gestamel.’
Iris Murdochs De soevereiniteit van het goede verscheen onlangs bij Filosofische Bibliotheek Diotima