Iedere ochtend spreekt Berlusconi - hij heeft het zijn marketing managers verteld - zichzelf voor de spiegel toe met de woorden: ‘Ik beval mijzelf, ik beval mijzelf, ik beval mijzelf.’ Vanwaar die dagelijkse exercitie in narcisme? Omdat, zo lichtte hij toe, een verkoper die niet in zichzelf gelooft onmogelijk anderen kan overtuigen.
Machtsarrogantie en overtuigingskracht. Die combinatie is de sleutel tot Berlusconi’s succes als zakenman. Als premier heeft hij zijn methoden niet veranderd. De hele staat is nu zijn operatiegebied geworden. Hij heeft er geen gras over laten groeien. Hij gaf geen prioriteit aan zijn onuitvoerbare verkiezingsbeloften over meer werk en minder belastingen, maar aan zijn eigen behoefte om de totale macht te veroveren.
De totale macht. Daarvoor is het nodig de controlerende instanties onder controle te krijgen: de pers, de geheime diensten, de Centrale Bank, de rechterlijke macht, de parlementaire controlecommissies. Absolute prioriteit voor tv-koning Berlusconi had de televisiekwestie. Nee, niet om zijn eigen commerciele netten van de hand te doen en daarmee eens en voor al een eind te maken aan de beschuldigingen dat hij zijn mediamacht uitbuit ten behoeve van zijn politieke macht. De televisiekwestie, dat is voor Berlusconi de gelijkschakeling van de publieke omroep Rai. Hij is er snel in geslaagd het bestuur van de Rai in handen te geven van lakeien. Vervolgens verving hij de leiding van de bolwerken van corruptie die de geheime diensten zijn. De overval op de Centrale Bank (die zelfs in Mussolini’s tijd haar onafhankelijkheid wist te bewaren) is in volle gang. Zo moet Berlusconi de controle krijgen over zijn eigen monetaire controleurs.
Maar nu is hij dan voor het eerst gestruikeld. Hij heeft dat te wijten aan zijn enqueteur Gianni Pilo, die hem vorige week had voorspeld dat het moment was gekomen om af te rekenen met Antonio di Pietro en andere lastige onderzoeksrechters van de Operatie Schone Handen.
Waarom was die afrekening nodig? Omdat die rechters teveel macht hadden gekregen. Omdat ze vrienden van Berlusconi en van de gerecyclede politici hadden ontmaskerd als financiele criminelen. Omdat ze doorgingen met hun schoonmaakpraktijken. Omdat ze Berlusconi zelf te dicht waren genaderd.
Maar een Di Pietro stuur je niet zomaar naar huis. En je kunt hem niet ongestraft afschilderen als een schender van de mensenrechten die een politiestaat zou hebben ingesteld. De opstand tegen het decreet dat de dieven moest redden, spaarde de coalitie niet. Ministers gingen op de televisie als viswijven tegen elkaar tekeer en het decreet dreigde uit te lopen op een regeringscrisis. Berlusconi’s populariteit zakte in. Hij moest toegeven en het decreet zal wel een zachte dood sterven. En na deze afgang zal Berlusconi ‘s ochtends zijn spiegelbeeld niet drie, maar dertig keer overtuigend moeten toespreken.