
Wie zijn huis wil verduurzamen maar daar geen geld voor heeft, kan terecht bij het Nationaal Energiebespaarfonds (NEF). Dat verstrekt leningen aan particulieren om te investeren in bijvoorbeeld zonnepanelen, een warmtepomp of spouwmuurisolatie. Het ministerie van binnenlandse zaken stortte 75 miljoen euro in het potje, de Rabobank en ASN deden daar nog eens 225 miljoen bij.
Maar wel tegen verschillende voorwaarden. De 75 miljoen van het Rijk is een achtergestelde lening waar geen rente voor wordt betaald, terwijl de 225 miljoen die de twee banken hebben toegezegd gewone leningen zijn. Mochten particulieren die met een NEF-lening zonnepanelen aanschaffen hun rente niet betalen, dan gaan die verliezen eerst af van de 75 miljoen belastinggeld. Voor Rabo en ASN is het een nagenoeg risicoloze belegging.
Maar het wordt nog mooier voor de banken. Ze zegden weliswaar toe 225 miljoen bij te dragen, maar in de eerste vier jaar van het NEF werden alleen leningen verstrekt uit de 75 miljoen van het ministerie. De banken hoefden nog geen euro over te maken. Wel kregen ze een commitment fee, een vergoeding enkel voor het toezeggen van hun 225 miljoen. ‘Tot en met 2017 heeft het NEF hiervoor een bedrag van € 2,6 miljoen betaald aan de private investeerders,’ schrijft de Rekenkamer.
De overheid financiert de laatste jaren steeds vaker haar beleid op deze manier: niet via een platte subsidie, maar door leningen uit te schrijven of met risicokapitaal te investeren in bedrijven. Liefst samen met private bedrijven als banken en investeringsfondsen. Het fonds komt op afstand van het ministerie te staan, veelal in een privaatrechtelijke bv. Het voordeel van zulke ‘revolverende fondsen’: het geïnvesteerde belastinggeld komt via rente, aflossingen of aandelenverkoop terug en kan nog een keer worden ingezet. De overheid maakt op die manier beleid zonder dat het geld kost.
Toch wringt dat. Weliswaar kost het de overheid niets, de burger die zo’n energiebespaarlening afsluit - de rente daarop is niet of nauwelijks lager dan de huidige hypotheekrente - betaalt wel. Want de kosten om het revolverend fonds te laten draaien zijn fors. Uit een begroting in het jaarverslag van het NEF uit 2014 blijkt dat het fonds verwacht in de hele looptijd, van 2015 tot 2028, zo’n 38 miljoen euro op te maken aan kosten. 17,5 miljoen daarvan gaat naar fondsmanager Svn, een stichting die tot 2015 onderdeel was van de Rabo Vastgoedgroep. Bestuurders van het fonds verdienen iets onder de Balkenendenorm. De banken ontvangen, naast de commitment fee van 2,6 miljoen, ook nog 14,5 miljoen aan rente op hun geld. Er gaat een half miljoen naar de Rabobank als ‘agency fee’, en dan verzorgt het fonds ook de marketing om de leningen aan de man te brengen. Aan het eind van de rit speelt de overheid quitte, maar heeft ze wel een verdienmodel gefaciliteerd waar banken en fondsbeheerders, betrekkelijk risicoloos, tientallen miljoenen aan verdienen. De burger betaalt in feite dubbel: belasting voor de 75 miljoen die de overheid inbrengt, en rente op een lening.
De rijksoverheid heeft inmiddels dertig van dit soort potjes opgetuigd. Zo heeft het ministerie van Economische Zaken fondsen om in risicovolle start-ups te investeren, het ministerie van OCW geeft leningen aan filmmakers en het hulp-en-handelsbeleid dat bij Buitenlandse Zaken in de plaats kwam van ontwikkelingssamenwerking, draait grotendeels op revolverende fondsen. In totaal zit er 3,6 miljard euro belastinggeld in, blijkt uit een rapport dat de Algemene Rekenkamer deze week publiceert. Dat bedrag zal verder groeien met de oprichting van Invest NL vorig jaar. Dit publieke investeringsvehikel moet 2,5 miljard euro gaan beheren. Ook gemeenten, provincies en met name de EU hebben vele miljarden ondergebracht in dit soort fondsen.
Maar de democratische controle op de besteding van dit belastinggeld kan verslappen, waarschuwt de Algemene Rekenkamer. Is het belastinggeld eenmaal overgemaakt naar een revolverend fonds, dan verdwijnt het uit het zicht van de politiek. De baas over het fonds is de fondsbeheerder, veelal een extern ingehuurde private partij. ‘Investeringen met belastinggeld die moeten zorgen voor maatschappelijke meerwaarde, worden dan gedaan door een fondsbeheerder die geen directe relatie heeft met de minister’, waarschuwt de Rekenkamer. ‘Dit kan tot gevolg hebben dat de besteding van het publieke geld in de fondsen zich onttrekt aan democratische verantwoording en controle via de jaarlijkse begrotingscyclus.’
Twee jaar geleden dook platform voor onderzoeksjournalistiek Investico voor De Groene Amsterdammer en het FD al eens in het fenomeen van de revolverende fondsen. Destijds zagen we een voortdurende spanning tussen het realiseren van maatschappelijke doelen enerzijds, en de eis om rendement te maken anderzijds. Het Filmfonds bijvoorbeeld helpt om films te laten verschijnen waar in de markt geen financiering voor te vinden is. Maar van iedere geïnvesteerde euro belastinggeld komt maar een paar cent terug, becijferde de Rekenkamer. Het met belastinggeld gevulde Dutch Venture Initiative Fund (DVI) daarentegen belegt vanuit een Luxemburgse vennootschap in allerlei kleinere, private fondsen, die op hun beurt investeren in commerciële bedrijven zoals het lingeriemerk van Marlies Dekker en de Haarlemse bierbrouwer Jopen. Dat zijn rendabele investeringen, maar is het een overheidstaak om een lingeriemerk te financieren?
Een fonds van de provincie Brabant liep binnen toen het zijn aandelen verkocht in Acerta Pharma, dat een medicijn tegen kanker ontwikkelde. Het leverde tientallen miljoenen op, maar die prijs zal de koper van het patent, farmagigant Astra Zeneca, uiteindelijk terugverdienen via de gebruikers van het medicijn. In de praktijk zagen we dat veel revolverende overheidsfondsen belastinggeld steken in zaken waar ook genoeg private investeerders voor zijn te vinden.
De Algemene Rekenkamer trekt een vergelijking met de opkomst van de zelfstandige bestuursorganen (zbo’s) vanaf de jaren negentig. Destijds zette de overheid veel taken op afstand in aparte bedrijven, zoals uitkeringsverstrekker UWV. In 2004 verscheen een kritisch rapport over de wildgroei aan zbo’s. Daardoor wist de minister niet altijd waar hij wel en niet over ging, en was het voor Kamerleden onduidelijk waar ze de minister op konden aanspreken. Met revolverende fondsen ligt dat risico ook op de loer. Met een duidelijker juridisch kader en betere informatievoorziening over de fondsen richting Tweede Kamer kan dat volgens de Rekenkamer worden voorkomen.
Lees meer: