
ESB-hoofdredacteur Jasper Lukkezen was een van de weinige economen die nog een positieve draai wist te geven aan het pakket aan maatregelen dat het kabinet afgelopen vrijdag aankondigde in reactie op de almaar stijgende energieprijzen. ‘Even voor alle Groningers in het aardbevingsgebied: het Kabinet besluit dus om te betalen om de energierekening omlaag te krijgen. Ze hadden ook kunnen besluiten om meer gas uit de grond te halen (niet dat dit nou verstandig beleid is, maar oké)’, schreef hij op Twitter.
De meeste andere economen die in de Twittertijdlijn verschenen waren minder goed in staat de silver lining van het pakket te vinden. Erasmus-econoom Bas Jacobs noemde het beleid ‘nogal onverstandig’, VU-economieprofessor Pieter Gautier concludeerde dat vooral eigenaars van vrijstaande oude villa’s profiteren van deze maatregel en ING-hoofdeconoom Marieke Blom zei tegen de NOS dat ‘95 procent van het geld gaat waar het niet naar toe moet’. Na afloop van de ministerraad afgelopen vrijdag had staatssecretaris Dilan Yesilgöz van Economische Zaken en Klimaat aangekondigd dat maar liefst zo’n vierhonderd euro wordt uitgetrokken per huishouden om de energiebelasting – en daarmee de stijgende energierekening – af te toppen in de strijd tegen de exploderende energieprijzen, goed voor 2.7 miljard euro in totaal. Daarnaast had ze nog een fooi over om het structurele probleem aan te pakken: voor de isolatie van huizen had het kabinet slechts 150 miljoen gereserveerd.
Hoe behoud je draagvlak voor klimaatbeleid in tijden van piekprijzen?
Het sleutelwoord in de kritiek is ‘generiek’. Met incidenteel geld voor een specifiek groep is niet zo veel mis. In Nederland kampen 550.000 huishoudens (zeven procent van het totaal) met ‘energiearmoede’ berichte TNO in september en die 400 euro kan deze groep door acute betalingsproblemen heen helpen. Maar die 93 procent van de Nederlandse huishoudens had in meer en mindere mate wel zonder die vierhonderd euro gekund, en die miljarden die dit kost had je beter kunnen reserveren om het structurele probleem aan te pakken: slecht geïsoleerde huizen.
Want die structurele problemen zijn aanzienlijk. Van alle huishoudens leeft 48 procent in een slecht geïsoleerd huis maar kan daar zelf niets aan veranderen: óf ze hebben het geld niet voor de verbouwing óf wonen in een huurhuis. Van de energiearmen woont 85 procent in een slecht geïsoleerd huurhuis, de andere vijftien procent heeft wel een eigen huis maar niet de middelen. Natuurlijk zijn deze mensen blij met die vierhonderd euro, maar ze blijven met deze ingreep in de nabije toekomst even afhankelijk van de grillen van de energiemarkt en de huisbaas.
Het specifieke probleem van ‘energiearmoede’ los je niet op met generieke maatregelen, zei TNO-onderzoeker Peter Mulder al tegen De Groene Amsterdammer begin oktober, dat is ‘een pleister plakken op de wond zonder dat je iets aan de oorzaak doet’. Om in dezelfde smakelijke metafoor te blijven: de huidige maatregel kan zelfs zout in de wond strooien, want die 2.7 miljard aan helikoptergeld riskeert de prikkel bij huiseigenaren en verhuurders weg te nemen om aan het isoleren te slaan waarschuwen de economen. Een belangrijke pijler in de Nederlandse energietransitie.
Staatssecretaris Yesilgöz verdedigde haar generieke maatregel met de woorden: ‘Het moest goed en snel uitvoerbaar zijn, een ingewikkelder maatregel kost te veel tijd.’ Daar zit natuurlijk iets in, maar in de door incidenten gedreven Nederlandse politiek kom je dan nooit verder dan plakbandoplossingen en sta je machteloos tegenover het structurele probleem van klimaatverandering. Hopelijk beseft een nieuwgeboren Rutte IV dit deze keer wel.