
Ze laten de hoofdletters van hun namen weg. De inleiding bij hun eerste solotentoonstelling in de Appel, Amsterdam, meldt dat zij geen atelier hebben. Ze mogen graag zeggen dat ze geen specifiek materiaal of een specifiek medium gebruiken, maar ze doen ‘iets’ met wat voorhanden is, gewone dingen: een spijkerbroek, een paar kussens, wat boeken uit de bibliotheek, een stuk van een fiets of een antidaklozenleuning van een Brusselse parkbank. Deze dingen bij elkaar vormen een tentoonstelling, want een tentoonstelling is het: er hangen kaartjes aan de muur met titels en jaartallen en afmetingen, er is een boekje, en de Appel is een plek waar kunstenaars tentoonstellingen houden, voilà, dat moet wel een tentoonstelling zijn, dus.
U zou zich kunnen vergissen. In de benedenzaal staat een Nilfisk-stofzuiger, met het bijschrift ‘Gebalgde stofzuiger, 2015. Stofzuiger, houtwol’. Die houtwol is niet te zien, en ik maak me sterk dat u weet wat ‘gebalgd’ is, ik wist het niet. Ook staat er een eenvoudige houten bank met daarop een zestal kussens, met bijschrift ‘Gombrowicz’ Ass, 2015, set van zes kussens gekopieerd naar enkele zwart-witfoto’s, genomen in het laatste woonhuis van de Poolse schrijver in Vence, Frankrijk’. Gombrowicz, gebalgd: de kijker begrijpt dat hier meer achter steekt, maar tast in het conceptuele duister, zucht.
gerlach en koop maken dus het soort kunst waar je je dood aan kunt ergeren omdat het niks voorstelt, zich nergens mee bemoeien wil, zich beperkt tot flauwe interventies, tot dingen weghalen of juist dingen zomaar ergens neerleggen. Het zijn woordspelingen, of halve versjes, u mag ernaar raden, de diepere betekenissen blijven geheim. De frisse witte tentoonstellingszalen van de Appel verlenen dat alles een zekere autoritaire plechtigheid.
Maar het is ook het soort kunst waar je zachtjes om kunt glimlachen, juist omdat het kleine onzinnige interventies zijn, woordspelingen, dingen die kennelijk naar iets verwijzen. Zo staan er twee nieuwe ijskasten, nog in hun kartonnen verpakking. Op de ene ligt een grote reep chocolade; net zo’n reep ligt, zo vermeldt het bijschrift, onder de andere – jawel, daar zit een beetje ruimte onder. Het heet Pillow Objects. Ik vind dat best geestig, zoals ik ook de pindakaasvloer van Wim T. Schippers geestig vind, of Bert (van Ernie) met een banaan in zijn oor, of die malle Fluxus-receptjes voor ontregelende gebeurtenisjes in de openbare ruimte (‘Betreed een restaurant. Bestel drie glazen water. Drink drie slokjes. Spring driemaal omhoog. Verlaat het restaurant’). Ik ben natuurlijk gaan opzoeken wat met ‘pillow objects’ kan worden bedoeld (iets met Japanse syntaxis) en ik heb ‘Gombrowicz, Vence’ gegoogeld, en ik vond het naderhand stom dat ik dat had gedaan, want daarmee was de lol eraf. Je moet ’t nemen zoals het is, witte ruimtes met wat rare, geestige dingen erin. Gombrowicz schreef aan het eind van Ferdydurke: ‘It’s the end, what a gas, and who’s read it is an ass!’ Waarvan akte.
gerlach en koop, Choses Tuées. De Appel, Amsterdam, t/m 8 november; deappel.nl
Beeld: gerlach en koop, Negatives, 2015. Gevonden tijdschriften waaruit door vorige eigenaren tenminste één afbeelding is geknipt. 25 x 30 x 181 cm. Uit de tentoonstelling Choses Tuées. Foto gerlach en koop / De appel