Nog genereuzer bleek Oort voor de topinkomens van meer dan twee keer modaal. Die scoorden een gemiddelde inkomensverbetering van 4,2 procent. Van de totale Oort-lastenverlichting ging uiteindelijk slechts zestien procent naar de zestig procent van de inkomensontvangers die minder dan 40.000 gulden per jaar verdienen, terwijl de vijf procent met meer dan 90.000 gulden per jaar tweeëntwintig procent van de lastenverlichting binnenhaalde. Hoewel dat van tevoren niet was aangekondigd, pakte de Oort-operatie dus uit als een cadeau voor de rijken. Vermeend: ‘Het is aannemelijk dat de inkomensongelijkheid in 1992 globaal weer op hetzelfde niveau ligt als in het begin van de jaren zeventig.’
ZULKE ASOCIALE effecten worden met de nieuwe belastinghervorming wederom niet beoogd. Vermeend en zijn baas minister Zalm hebben laten weten dat de overgang naar het belastingstelsel van de eenentwintigste eeuw nivellerend noch denivellerend moet zijn. Dat is gezien de toegenomen inkomens- en vermogensongelijkheid op zich al een aanvechtbare politieke keuze. Bovendien moet ernstig betwijfeld worden of het ook werkelijk de uitkomst zal zijn. Volgens de tot nu toe bekende plannen gaan alle drie de huidige tarieven van de loon- en inkomstenbelasting flink omlaag en wordt het hoge btw-tarief met anderhalf procent verhoogd naar negentien procent.
Met die verschuiving van directe naar indirecte belastingen zetten Vermeend en Zalm een stap terug naar de negentiende eeuw, toen accijnzen en indirecte belastingen veel belangrijker waren dan directe belastingen. Dat merkte hoogleraar Belastingrecht Essers van de Katholieke Universiteit Brabant tijdens een seminar al op. En PvdA-europarlementariër Alman Metten keert zich in een, samen met medewerker Bart van Riel geschreven, brochure Belastinghervorming en Europa tegen zo'n verschuiving naar indirecte belastingen, juist vanwege de denivellerende effecten: ‘Indirecte belastingen zijn gen en omdat rijke huishoudens naar verhouding minder van hun inkomen besteden dan armere huishoudens, betalen ze naar verhouding ook minder indirecte belastingen.’
DE LAGERE TARIEVEN voor de loon- en inkomstenbelasting willen Zalm en Vermeend betalen door vrijwel alle aftrekposten te schrappen. Volgens Zalm zal elke tariefgroep daardoor zelf het geld opbrengen voor zijn tariefsverlaging. Niet geschrapt wordt de dure hypotheekrenteaftrek, die het belastingdraagvlak jaarlijks met zo'n twintig miljard gulden verkleint. ‘De voorstellen van Vermeend zijn een aanslag op de toch al beperkte progressiviteit van het stelsel’, schrijft beleidsmedewerker Bart Snels daarom in een notitie van de Tweede-Kamerfractie van GroenLinks. ‘De voordelig fiscale behandeling van het eigen huis is uniek in Europa en verklaart waarom het Nederlandse belastingstelsel een van de minst progressieve in Europa is. Aan een versobering van de hypotheekrenteaftrek valt op den duur niet te ontkomen.’ Snels wijst er ook op dat de stelling dat het Nederlandse toptarief van zestig procent het hoogste is in Europa, niet klopt: ‘Met het toptarief van zestig procent staat Nederland pas op een vijfde plaats.’
EVENEENS INGRIJPEND en een stap terug in de tijd is het voornemen om het huidige synthetische belastingstelsel, waarin alle inkomsten bij elkaar worden opgeteld en vervolgens worden belast, te vervangen door een analytisch of duaal stelsel, waarin inkomen uit kapitaal tegen een lager tarief wordt belast dan inkomen uit arbeid. De nieuw in te voeren vermogensrendementsheffing, die tevens in de plaats komt van de huidige vermogensbelasting, gaat namelijk niet het bezit van vermogen of de werkelijke inkomsten daaruit belasten, maar de ‘verdiencapaciteit’ van bezittingen boven 75.000 gulden. De bewindslieden stellen voor er standaard van uit te gaan dat vermogensbezitters het geringe nettorendement van vier procent over bezittingen minus schulden behalen, waarover vervolgens een vast - dus niet progressief - tarief van vijfentwintig procent belasting betaald moet gaan worden. Uitzonderingen worden bovendien gemaakt voor de ongelukkigen die geen vier procent rendement weten te behalen: wie zulk misfortuin kan aantonen, mag het volgende jaar minder betalen.
Concreet gaat de gelukkige bezitter van een vermogen van twee miljoen gulden straks dus in alle gevallen hoogstens 19.250 gulden vermogensrendementsbelasting betalen, ook wanneer hij of zij daar op de beurs dertig procent of met Nederlandse staatsleningen 5,5 procent rendement op heeft behaald. Een nieuw cadeau voor de rijken dus, waarbij het voorgestelde tarief van vijfentwintig procent in de toekomst zelfs nog verlaagd kan worden, bijvoorbeeld wanneer andere EU-lidstaten met lagere percentages gaan stunten.
ER ZIJN VERSCHILLENDE redenen om zo kort na de Oort-operatie opnieuw een ingrijpende belastingherziening door te voeren. Een belangrijk probleem is dat steeds weer nieuwe fiscaal gefacilieerde beleggingsregelingen en spaarplannen voor de oude dag op de markt komen, waardoor de belastinggrondslag (het inkomen waarover belasting wordt geheven) erodeert, en dus de belastingopbrengsten afnemen. De Groningse hoogleraren De Kam en De Haan schreven begin dit jaar in het economenweekblad ESB dat van dit fiscaal gestimuleerde sparen voor de oude dag, alsmede van onbelaste vermogenswinsten en eigen-woningbezit, ‘hoofdzakelijk wordt geprofiteerd door de twintig procent tot dertig procent van de meestverdienende huishoudens’.
Het plan voor een vermogensrendementsheffing betekent een verbreding van de belastinggrondslag, omdat een hele serie aftrekposten sneuvelt. Dat het door uitsluiting van de hypotheekaftrek en het voorgestelde lage tarief om een weinig ambitieus antwoord op de versmalling van de belastinggrondslag gaat, zal De Kam en De Haan niet verbazen, want zij verwachtten al dat ‘Haagse preferentiemakers, vrijwel zonder uitzondering met een gestaag in waarde stijgend eigen huis en een overheidspensioen opbouwend, persoonlijk weinig geporteerd zullen zijn voor zulke vormen van grondslagverbreding’.
DE BELANGRIJKSTE ontwikkeling die noopt tot herziening van het belastingstelsel is echter de globalisering. Door de toegenomen mobiliteit van kapitaal wordt het steeds moeilijker om kapitaalbezit binnen één land te belasten. Het gaat daarbij om aanzienlijke bedragen, want De Nederlandse Bank schat dat vanuit ons land zo'n dertig miljard gulden naar het buitenland gevlucht is. Door de sterkere verwevenheid van financiële markten en de grotere mobiliteit van bedrijven hebben ondernemingen tegenwoordig bovendien veel meer mogelijkheden om gemaakte winsten te boeken en te laten belasten in landen met de laagste tarieven, en om overheden tegen elkaar uit te spelen om aantrekkelijke fiscale regelingen te bedingen. Alle landen zijn permanent met elkaar aan het concurreren om investeringen en beleggers aan te trekken. Omdat daarbij flink tegen elkaar wordt opgeboden, dalen de belastingen op winsten en topinkomens.
Volgens de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) is denivellering van het belastingstelsel een internationale trend. En het Britse weekblad The Economist schreef onlangs dat regeringen er rekening mee moeten houden dat de belasting op de minst mobiele productiefactor, ongeschoolde arbeid, onvermijdelijk omhoog zal moeten, aangezien kapitaal en geschoolde arbeid mobieler zijn en dus meer mogelijkheden hebben om belastingheffing te omzeilen.
BINNEN DE Europese Unie begint langzamerhand toch wel bezorgdheid te ontstaan over de gevolgen van deze toenemende belastingconcurrentie. Uit een rapport voor de Ecofin-bijeenkomst van de Europese ministers van Financiën van september blijkt dat de belasting- en sociale-zekerheidsheffingen op arbeid in de landen van de EU de afgelopen vijftien jaar zijn toegenomen van gemiddeld 34,9 procent tot 42 procent, terwijl in diezelfde jaren de belastingen op kapitaal, energie en natuurlijke bronnen afnamen van gemiddeld 45,5 procent tot 35 procent. De toenemende belastingconcurrentie is volgens de Europese Commissie de belangrijkste verklaring voor deze verschuiving van belastingdruk naar de minder mobiele productiefactor arbeid.
Dat de Nederlande regering hier dapper aan meedoet, blijkt uit de nieuwe regeling die sinds begin dit jaar van kracht is voor concernfinanciering. Om de veelal in belastingparadijzen plaatsvindende financiële transacties van multinationals terug te lokken naar Nederland hoeven deze concerns sinds 1 januari nog maar zeven procent belasting over een deel van hun winst te betalen. Ook de verlaging per 1 januari aanstaande van de vermogensbelasting van acht naar zeven promille is een voorbeeld van de toenemende belastingconcurrentie, met als veelzeggende noot dat hiermee een maatregel wordt teruggedraaid die door het kabinet-Den Uyl in het kader van de nivelleringspolitiek was genomen.
ALS VANAF 1999 de euro realiteit wordt, zal deze belastingconcurrentie tussen EU-lidstaten verder toenemen, aangezien landen economische tegenslagen na de introductie van de gemeenschappelijke munt niet meer kunnen opvangen met een devaluatie van hun - dan niet meer bestaande - nationale munten. Omdat ook de rente in de aan de euro deelnemende landen vanaf de euro-introductie niet meer manipuleerbaar is en de EU-lidstaten elkaar en zichzelf met het tijdens de Top van Amsterdam afgesloten Stabiliteitspact in een bezuinigingskeurslijf hebben gedrongen, staan de EU-lidstaten aan de vooravond van een verscherpte concurrentieslag om bedrijven en vermogenden binnen hun landsgrenzen te krijgen en houden. Zulke belastingcompetitie leidt tot geringere belastinginkomsten en derhalve tot een race to the bottom, waarin steeds weer nieuwe bezuinigingen op publieke voorzieningen en sociale zekerheid nodig zijn.
In een discussienota van de Groene fractie in het Europees parlement wordt geschat dat de EU-lidstaten samen jaarlijks minimaal honderd miljard ecu aan belastinginkomsten mislopen als gevolg van belastingconcurrentie en niet gezamelijk bestreden kapitaalvlucht. Uit een antwoord op kamervragen begin dit jaar blijkt dat staatssecretaris Vermeend helemaal niet zo negatief is over deze fiscale concurrentie, die volgens hem aanspoort tot ‘innovatief beleid’. Volgens de Staatscourant constateren ‘Nederlandse multinationals tevreden dat Vermeend op dit punt menig buitenlands collega overtroeft; andere landen ergeren zich evenwel groen en geel aan de innovaties van Vermeend’.
Lopend op eieren onderzoekt EU-commissaris Monti de mogelijkheden om de belastingconcurrentie tussen lidstaten in te dammen. Het lijkt het klassieke probleem: de belangen lopen uiteen en de bereidheid om aan belastingharmonisatie mee te werken is gering, omdat elke regering voor zich denkt dat zij er uiteindelijk toch wel beter uit zal springen dan de rest. Multinationals en vermogenden zijn de lachende derden, want eigenlijk wil geen enkele EU-lidstaat hen werkelijk forser belasten.
Het onlangs door de Europese Commissie vastgestelde ‘Pakket om schadelijke belastingconcurrentie in de Europese Unie tegen te gaan’, dat tijdens de komende Eurotop in Luxemburg op de agenda staat, zal ongetwijfeld omarmd worden als een historische doorbraak en een belangrijke eerste stap, maar heeft in feite niets om het lijf. Voorgesteld wordt slechts een ‘gedragscode’ in te stellen, waarin landen zich ertoe verplichten geen ‘schadelijke’ belastingmaatregelen meer te nemen. Als die code er komt, zijn slechts ‘maatregelen die een significant lager belastingniveau bieden dan in het algemeen wordt toegepast in het betreffende land’ straks niet meer toegestaan. Technoleases mogen straks dus echt niet meer, maar algemene verlagingen van vermogens- en winstbelastingen blijven gewoon mogelijk.
DE BELASTINGHERVORMING die het kabinet nu in petto heeft is geen oplossing voor de toegenomen mobiliteit van kapitaal en vermogenden of voor de groeiende belastingconcurrentie binnen de EU, maar zal deze trends juist versterken. Geheel in lijn met de internationale trend dreigt verdere denivellering, doordat de indirecte belastingen worden verhoogd en vermogenden in een duaal systeem minder worden belast dan tot nu toe. En in plaats van binnen de EU alles op alles te zetten om te komen tot belastingharmonisatie, wordt door Zalm en Vermeend een nieuwe ronde ingeluid van de fiscale concurrentieslag met andere lidstaten. De regeringen van die landen nemen ongetwijfeld gepaste tegenmaatregelen, zodat de zo gehekelde Europese wedren naar de bodem opnieuw in een hogere versnelling terechtkomt. En weer zal Europa daardoor breed eerd worden met iets negatiefs: met denivellering, afbraak van diensten en voorzieningen, en ruim baan voor de rijken.
En dat terwijl een gezamenlijke Europese aanpak juist bij uitstek mogelijkheden kan bieden voor een effectief antwoord op kapitaalvlucht, belastingontduiking en het verdeel-en-heersspel van lagere belastingen eisende ondernemingen. Als de lidstaten allemaal een minimum bronbelasting heffen over rente-inkomsten en elkaar informeren over de kapitaalinkomsten van niet-ingezetenen (‘rente-renseignering’) zal de belastingontduiking binnen de EU sterk afnemen en de totale belastingopbrengst stijgen. Als de EU een al in de jaren zeventig door Nobelprijswinnaar Tobin voorgestelde belasting (‘Tobin-tax’) op financiële transacties invoert, wordt de speculatie op de financiële markten geremd en komen grote sommen geld beschikbaar voor nuttige doelen. En als alle lidstaten tenminste een onderling afgeproken minimumpercentage belasting over winsten heffen kunnen multinationals niet langer regeringen tegen elkaar uitspelen en komt meer geld beschikbaar voor investeringen in de sociale en ecologische infrastructuur. De kans dat ondernemingen vanwege zulke belastingen de EU zullen verlaten is klein, want Europa is een veel te belangrijke markt om vrijwillig gedag te zeggen.
De voor een dergelijke belastingherziening vereiste politieke wil en durf zijn bij het paarse kabinet blijkbaar niet aanwezig, want er wordt gekozen voor het accepteren en versterken van de belastingconcurrentie en denivellering. Met een fractie van de creativiteit en inzet waarmee Haagse beleidsmakers nu al jaren uitkeringsgerechtigden achter de broek durven te zitten, zou een effectief antwoord op de toenemende inkomens- en vermogensongelijkheid en kapitaalvlucht mogelijk zijn.
Een geschenk voor de rijken
ALS GEEN ANDER weet staatssecretaris Vermeend van Financiën, die vele uren besteedt aan het ontwerpen en doorrekenen van een nieuw belastingstelsel, wat de sociale gevolgen kunnen zijn van aanpassingen van het belastinggebouw. In zijn boek De achterkant van het belasting- en premiebiljet beschrijft hij onder andere de inkomenseffecten van de meest recente belastingherziening, de Oort-operatie uit 1990. Vermeend constateert dat de inkomens tussen het minimum en modaal er dankzij Oort gemiddeld 1,6 procent op vooruit gingen, terwijl de inkomens tussen modaal en twee keer modaal er met 3,3 procent meer dan het dubbele uitsleepten.
www.groene.nl/1997/50