Michiel Mol was op het eerste gezicht een heel gewone Brabantse jongen, hoogblond, steil haar, blauwe ogen, hij fietste zoals alle kinderen met een leren schooltas onder de spin op zijn bagagedrager naar school, was meestal vrolijk, soms een beetje verlegen – van spreekbeurten hield hij niet zo – en had veel vriendjes. Maar Michiel Mol had er iets bij: hij leidde een dubbelleven. Zodra zijn vriendjes weg waren, ging hij programmeren. In z’n eentje op zijn kamer. Het gaf hem bijna een romantisch gevoel: hij had een idee in zijn hoofd en de computer deed wat hij in gedachten had. Dat gaf een enorme kick.

Op zijn tiende programmeerde hij zijn eerste computerspelletje. Dat was in 1980. Zijn klasgenoten hadden toen nog niet eens van personal computers gehoord. Hij kreeg er een van zijn vader en was er niet meer van weg te slaan.

Alles wat exact was, boeide hem. Als klein kind al liet zijn vader hem puzzeltjes oplossen. Het begon met het rijtje ‘1, 3, 5, 7…: wat volgt daarna?’ En het werd steeds moeilijker. Hij vond dat prachtig. Hij was slim, hield van raadsels. Hij was een nerd avant la lettre. Hij stond ’s ochtends om vijf, zes uur op om een paar uur te kunnen programmeren voordat hij naar school ging. Vooral spelletjes bedacht hij. Voor Pacman en Space Invaders moest je in die tijd naar een speelhal. Dus maakte hij ze zelf.

Hij maakte een schaakprogramma waar hij zelf niet meer van kon winnen. Hij knutselde een radiozender in een lucifersdoosje en luisterde zo in de klas naar de radio. Hij maakte een eigen telescoop om de ringen van Saturnus te zien – want ook het heelal fascineerde hem toen al. En terwijl anderen buiten voetbalden, schroefde hij binnen een robot in elkaar. Met printplaatjes, soldeer en chipjes. Zijn allereerste robot maakte hij op zijn elfde. Op zijn twaalfde verkocht hij trots zijn eerste computerspel via het Computercollectief in Amsterdam.

Zijn vader was zijn grote voorbeeld. Jan Mol, afkomstig uit een katholieke Brabantse familie, zoon van een architect, de oudste van tien kinderen, was ondernemer. In 1966 richtte hij samen met twee vrienden het eerste softwarebedrijf in Nederland op, Volmac – later Cap Volmac, nog meer fusies en overnames later Capgemini. Hij werkte veel, maar elke avond kwam hij om zeven uur thuis voor het eten. Hij was van de generatie hard werken om later te genieten.

Zijn moeder, dochter van een Brabantse wol- en garenwinkelier, was de denker, ze was filosofie gaan studeren nadat Michiel was geboren. Elke middag als haar zoon – hij was enig kind – uit school kwam, zat ze klaar met een kopje thee. Hij had een onbezorgde jeugd, zo zag hij dat zelf. Hij werd in 1969 geboren op een flatje in Delft. Zijn ouders verhuisden naar steeds grotere huizen en vanaf zijn tiende woonden ze in een grote verbouwde boerderij aan de rand van Breda. Hij had er een eigen speelkamer met een biljart en zoveel ruimte dat als er vriendjes bleven slapen ze er de matrassen op de grond legden.

Michiel Mol was altijd het slimste jongetje van de klas. Op het stedelijk gymnasium in Breda haalde hij voor de exacte vakken zonder iets te doen achten en negens. Soms verveelde hij zich. Dan leerde hij het getal Pi tot op 35 decimalen uit zijn hoofd, of hij ging programmeren op zijn rekenmachine. Alleen voor zijn talen moest hij werken. Hij was sociaal, zat in schoolbesturen, hield van schoolfeestjes, maar zich afzetten tegen zijn ouders, puberen zoals veel klasgenoten deden, daar zag hij het nut niet van in. Hij dronk hooguit eens een biertje te veel, maar hij rookte niet, spijbelde nooit, gebruikte geen drugs.

Alles was naar zijn zin, zijn ouders, zijn vrienden, zijn computer, school en ook aan geld was geen gebrek – zijn vader was al snel miljonair, ze hadden een mooi vakantiehuis in Zuid-Frankrijk, leefden een luxueus leven, alhoewel zijn ouders het niet breed lieten hangen. Hij leefde in een beschermde wereld. Wat er om hem heen gebeurde in de jaren tachtig, de Nederlandse politiek, de kabinetten-Lubbers, de bezuinigingen, de economische crisis, de werkloosheid, de demonstraties tegen kernenergie, de krakers, hij hield zich er niet mee bezig. Toen de leraren op school staakten voor betere arbeidsvoorwaarden gingen hij en zijn vrienden demonstratief toch in de klas zitten. Ze vonden het belachelijk.

Eigenlijk wilde hij direct na zijn eindexamen naar Silicon Valley. Daar gebeurde het, hij wilde erbij zijn. Maar zijn ouders vreesden dat hij niet terug zou komen en wilden dat hij ging studeren. Hij luisterde, zoals altijd, en schreef zich in voor theoretische wiskunde en informatica aan de Universiteit Leiden. Een beetje de gemakkelijke weg, negentig procent wist hij al, maar van zijn moeder leerde hij dingen af te maken. Dat was belangrijk, ook later als hij sollicitanten kreeg, lette hij daarop. Hij meldde zich aan bij studentenvereniging Minerva. Het was 1987, het jaar dat ook kroonprins Willem-Alexander lid werd van het Leidse studentencorps. Jongens en vooral veel meisjes vochten om lid te worden. Hij leerde de kroonprins ook kennen, ze deelden een liefde voor vliegen en ruimtevaart. Op datzelfde moment gingen zijn ouders uit elkaar. Ze zouden naar Aruba verhuizen, maar in plaats daarvan gingen ze scheiden. Het was een breuk met zijn idyllische jeugd.

Alles viel samen: programmeren, iets maken met beeld en geluid, interactie en ondernemen

Michiel Mol stortte zich in het studentenleven. Hij woonde in een studentenhuis met twaalf jongens, onder anderen met zijn middelbare-schoolvriend Maarten Elshove met wie hij later zijn XCOR Aerospace ruimtebedrijf zou opzetten. Hij vierde feest en verdiepte zich in ‘lerende sofware’, kunstmatig generale netwerken en computers die hersenen nabootsten. Nog steeds had hij geen concrete plannen voor de toekomst, maar hij was ervan overtuigd dat hij wel een gat in de markt zou vinden. Het zou iets worden met computers en ondernemen, dat wist hij zeker. Net zoals zijn vader.

Eind 1992 – Michiel Mol was 22, net afgestudeerd in beide studies, hij had nog een jaar studiefinanciering te goed en dacht voor de lol filosofie te gaan studeren – kwam Cees Kousenmaker, een vriend uit zijn studentenhuis naar hem toe. Hij stelde hem voor aan een andere Leidse student, Jan-Pieter Melchior. Die wist dat Philips net de interactieve compact disc, de cd-i, had ontwikkeld. De twee rechtenstudenten zagen daar wel wat in en vroegen of Mol hun compagnon wilde worden, ze hadden een computerman nodig.

Voor Mol viel opeens alles samen, programmeren, iets maken met beeld en geluid, interactie en ondernemen. Hij zag onbegrensde mogelijkheden: toepassingen voor cd-i’s ontwikkelen, interactieve programma’s. Ze zouden de eersten zijn. Hij belde direct met Paul Bellaart van Philips, die had ook in Leiden gestudeerd, dus dat schiep een band. ‘Wat hebben we nodig om cd-i’s te kunnen maken?’ vroeg hij. In januari 1993 stapten ze met z’n drieën in de auto naar het Belgische Knokke waar de ouders van Jan-Pieter een appartement hadden. Ze gingen brainstormen over hun bedrijf, en over de naam. Niet iets met cd, multi, of interactief, zoals gevestigde computerbedrijven toen heetten. Ze hadden allemaal Hook gezien, de film van Steven Spielberg uit 1991, waarin Peter Pan de leider was van de lost boys. De lost boys bleven jong, waren onoverwinnelijk, konden alles, zelfs vliegen tot grote hoogte, zolang ze maar creatief waren. Dat was wat ze wilden zijn. Het werd Lost Boys. Een gouden greep, de naam zou hun imago lange tijd bepalen.

Ze leenden alle drie zeventigduizend gulden van hun ouders en kochten de cd-i-apparatuur van Philips, harddisks, computers, beeldschermen, cd-branders. Ze vonden een geschikte ruimte op de zolder van het oude hoofdpostkantoor in Amsterdam, dat een half jaar eerder was omgebouwd tot winkelcentrum Magna Plaza. Mols vader gaf het geld graag, hij geloofde direct in het idee van zijn zoon. Het zou het begin zijn van een intensieve samenwerking – hij investeerde later ook in alle andere projecten van zijn zoon, zoals in Spyker Formule 1 en zijn ruimtevaartbedrijf.

Voor Michiel was zijn vader de belangrijkste adviseur en inspirator. Vaak werd er in de pers besmuikt over ‘de rijke vader’ geschreven. Hij haalde dan altijd zijn schouders op. Kinnesinne, jaloezie. Hij had een fantastisch leven, dat realiseerde hij zich. Het was makkelijk om iets negatiefs te bedenken. Zijn ouders waren rijk, hijzelf was ook al vrij snel vermogend. Hij wist niet beter. Anders dan zijn ouders liet hij tegen die tijd het geld meer rollen. Dure vakanties, mooie kleren, exorbitante feesten, luxe auto’s, chique villa’s. Het waren de jaren negentig.

Op 1 april 1993 kregen ze officieel de sleutels van hun kantoor. Tussen de bergruimte van de winkels zaten ze op een kamertje van zes bij drie meter met een klein raam dat zo hoog was dat ze alleen als ze op een stoel stonden naar buiten konden kijken. Ze maakten een demo, om aan klanten te laten zien wat allemaal mogelijk was met de cd-i, over het huren van grote jachten – je kon rondlopen op de boot, plattegronden bekijken, locaties zien met foto’s. Het was in feite een interactieve chique brochure.

Ze vormden een goede combinatie met z’n drieën. Jan-Pieter zorgde voor beeld, gaf de creatieve input, Cees was de financiële, logistieke man, Michiel programmeerde. Hun eerste klant diende zich via Philips binnen een maand aan: de Europese Commissie wilde dat ze zuilen ontwikkelden die op verschillende locaties in Brussel werden neergezet, waarop ambtenaren visueel in zes tot acht talen naar keuze met behulp van touchscreens werd uitgelegd waarom het beter was om te e-mailen dan te faxen.

Het ging snel. Michiel Mol was die eerste maanden nauwelijks thuis, hij kwam binnen als het donker was, liep direct naar zijn slaapkamer en stond weer op voordat het licht werd. Onderweg naar kantoor at hij een broodje, schonk zichzelf na aankomst een kop filterkoffie in – hij was er altijd als eerste – en klom dan direct achter de computer. Coderen, programmeren. Na een uurtje of twee kwamen de anderen. Als ze ’s avonds nog cd-i’s moesten branden – dat kostte zo’n uur per schijfje – gingen ze naar hun stamkroeg De Vergulde Gaper, borrelden, kaartten en elk uur liep iemand even naar het kantoor om er een nieuw schijfje in te stoppen. Hij was ongebonden, jong, had weinig nodig, geen auto, geen vaste lasten, niets, hij pionierde en Michiel Mol wist dat hij goed zat.

Op kerstavond 1993 waren ze de laatste zaken van dat jaar aan het afronden. Hij was tevreden, ze waren negen maanden bezig, de eerste extra programmeur was aangenomen, de eerste opdrachten waren afgerond. Het liep. Hij keek op zijn horloge, bijna vijf uur, ze stonden op het punt om naar de kroeg te gaan. Toen belde luidsprekerfabrikant Bose. Of ze de 27ste langs wilden komen. Bose had net het Dolby Surround System ontwikkeld en wilde dat Lost Boys cd-i’s en een installatie maakte waarmee aan de hand van fragmenten van actiefilms als Top Gun – waar Bose de rechten van had gekocht – het publiek kon horen wat het verschil was tussen het Dolby Surround-geluid en gewoon geluid. Dat was de doorbraak. De opdracht was zo groot dat ze direct extra mensen nodig hadden. De zolder werd te klein. Ze vonden een pand aan de Keizersgracht nummer 169, verhuisden naar nummer 126, daarna naar Herengracht 380, daar kwam al snel nummer 256 bij. Totdat ze op nummer 410 een groot pand vonden. Ze groeiden als sumoworstelaars die anabole steroïden hadden geslikt. Het aantal medewerkers nam in zes jaar tijd toe van de drie oprichters in 1993 tot driehonderd in 1999.

Hij was ongebonden, jong, had weinig nodig, geen auto, geen vaste lasten, hij pionierde en Michiel wist dat hij goed zat

De drie vrienden maakten binnen een jaar van Lost Boys een merk. Stoere dingen, complex en geweldig. Nog bekender werden ze door hun werk voor het Anne Frank Huis. Door fotorealisatie konden gebruikers rondkijken in elke kamer van het Achterhuis. Ze wonnen er internationaal elke winbare internetachtige prijs mee. Sales-mensen waren overbodig, het was wachten tot de telefoon ging. Vaak moesten ze nee zeggen: geen tijd, saai project, jammer.

Na een jaar of drie, vier programmeerde Michiel Mol niet meer. Hij was goed, maar er waren betere programmeurs. Hij vond het leuk om de omstandigheden te creëren waardoor anderen optimaal functioneerden. Hij zag de grote lijnen, waar het bedrijf naartoe moest. Toen het maken van internetsites erbij kwam, was het voor hen eerst een stap terug. Ze waren gewend aan de snelheid en mogelijkheden van cd-i. Internet was traag. Beeldvullend, overal geluid, de geweldige ervaring bieden, dat was wat ze gewend waren. Internetsites moesten met een modempje dat piepte. Het was drie keer niks. Eigenlijk maakten ze toen al een soort apps. Look and feel zoals je wilde, beeld, geluid, interactie.

Lost Boys was niet het enige internetbedrijf dat in de jaren negentig sky high ging. Er ontstonden al snel duizenden internetbedrijfjes. In de Verenigde Staten kamen Microsoft, Yahoo en Google op, met in hun kielzog tal van kleinere ondernemingen in Silicon Valley die meesurften op de euforiegolf van internet. In Nederland vochten IT-bedrijven om goede medewerkers, ze stuntten met spectaculaire wervingsdagen, een weekend naar Londen met Young Executive Recruitment, dagje crossen met Logica, naar Ajax met Getronics, een ballonvaart met cmg. Ze lokten de net afgestudeerde informatici met hoge beginsalarissen, hoge bonussen, dure auto’s. Lost Boys was het enige bedrijf dat zich van scratch on richtte op alleen cd-i en internet. Dat was hun kracht, ze werkten snel, goedkoop, hun marges waren groot. Ze begonnen andere internetbedrijfjes over te nemen.

De producten gingen de wereld over, ze waren baanbrekend wat betreft de grafische vormgeving, het beeld, de snelheid, de dynamiek, de kwaliteit. Ze bouwden, zo zeiden ze zelf, de Ferrari, geen waggelend Eendje. Lost Boys wilde zich onderscheiden met de beste programmeurs en de beste creatieve mensen. Als ze maar briljant waren, daar ging het om. En de mensen kwamen, uit de hele wereld. De gemiddelde leeftijd was 25 jaar. Het ging hun niet om leaseauto’s en opties. Vrijheid en anarchie, dat kregen ze.

Er was altijd feest, alles kon, je hoefde niet aanwezig te zijn, als je maar op tijd je product leverde, er was geen hiërarchie. Als iemand iets vond, zei hij dat. Ze droegen spijkerbroeken en T-shirts, zelfs als er grote klanten langskwamen. Regelmatig werkten ze tot twee uur ’s nachts. Iedereen was gedreven. Sommige medewerkers woonden bijna op kantoor. Er waren speciale felrode Kronan-fietsen, Lost Boys-T-shirts, jassen, petten en zelfs badpakken met het Lost Boys-logo. Bij het vijfjarig bestaan gingen ze naar Disneyland in Parijs. Drie dagen. Het kon niet op. De goede mensen kwamen af op de uitdaging en de complexiteit. Op de sfeer. Ze hadden op een gegeven moment meer gepromoveerden dan afgestudeerden werken aan de Herengracht.

Michiel Mol wilde van Lost Boys de grootste van de wereld maken. Zijn twee oude vrienden zagen dat anders. Toen er honderd man werkten en ze goed geld verdienden, zei Jan-Pieter: ‘Dit is het, dit wilde ik.’ Hij vertrok vier jaar na de oprichting. Cees vertrok twee jaar later ook. Hij wilde verder in het vastgoed. Mol begreep het niet. Hij dacht: we zijn net begonnen. Hij ging verder, maar stapte wel uit de dagelijkse leiding. Voor het eerst in zijn werkzame leven had hij ’s ochtends geen zin om naar zijn werk te gaan. Hij hield ervan om een kleine groep voorlopers te motiveren, maar een bedrijf leiden van een paar honderd man, nee. Hij rende van het ene dagelijkse probleempje naar het andere. Hij wilde zich met inhoudelijke, strategische zaken bezighouden. Hij besloot twee directeuren aan het hoofd te zetten om Lost Boys te runnen.

In 1999 was het een totaal gekkenhuis. Goldman Sachs schatte dat jaar het multimediabedrijf op één miljard gulden en van Merrill Lynch kreeg Mol een brief met de waardering van 3,2 miljard voor een beursgang. En dat terwijl ze maar een omzet van twintig miljoen per jaar draaiden. Het was tekenend voor de internetzeepbel die was ontstaan. De talloze dotcom-bedrijfjes kregen makkelijk investeringskapitaal en haalden zonder grote inkomsten enorme aandelenkoersen op de beurs. Traditionele wetten waarin de samenhang tussen omzet, verlies, winst en kapitaal de basis vormden, werden honend opzij geschoven als ‘ouderwetse economie’.

Begin 2000 was het feest in één keer over. Mol had de klap niet aan zien komen. Voor het eerst moest Lost Boys, net als alle andere internetbedrijven, mensen ontslaan. Goede medewerkers, maar het moest en hij deed het. Gelukkig hadden ze een buffer en konden ze de klap opvangen. Maar een pijnlijke en forse reorganisatie volgde. In 2002 fuseerde Lost Boys met Icon MediaLab, een beursgenoteerd bedrijf uit Zweden dat wereldwijd filialen had. Het was een zogenaamde reverse take over: op papier namen de Zweden Lost Boys over, maar Lost Boys was de grootste aandeelhouder en hield het voor het zeggen.

De nieuwe onderneming ging verder onder de naam LB Icon, waarmee Lost Boys samen met zijn wilde haren ook zijn naam verloor. In 2004 ging LB Icon naar de Amsterdamse effectenbeurs. Voor het eerst sinds de mislukte beursgang van World Online van Nina Brink in 2000 werd er weer uitgekeken naar een bedrijf uit de nieuwe media. Vanaf dat moment groeide LB Icon weer, maar nooit meer zo snel als in de jaren negentig.

De gemiddelde leeftijd was 25 jaar. Het ging hun niet om leaseauto’s en opties. Vrijheid en anarchie, dat kregen ze

Mol bleef commissaris en grootaandeelhouder. Zelf ging hij zich richten op twee kleine onderdelen, Media Republic en Guerrilla Games, die hij in 2003 van het moederbedrijf afsplitste. De gamewereld, daar zat toekomst in. Hij ontwikkelde spellen voor Playstation-platforms, waarvan Killzone al snel de grootste hit ever werd. Nu had hij voor het eerst succes op de consumentenmarkt. Hij verkocht twee miljoen stuks in een paar maanden. In Amsterdam, Dubai, New York, overal waar hij kwam hingen posters met zijn product. De cirkel was rond. Iets uitbouwen en succesvol maken, dat was wat hem voldoening gaf. In 2006 verkocht hij Guerrilla Games aan Sony.

Michiel Mol, ondertussen multimiljonair en midden dertig, trouwde in 2004 met Paulien Huizinga, destijds Miss Universe Nederland. Ze gaven een enorm huwelijksfeest, extravagant zeiden ze in de roddelpers, maar hij vond dat wel meevallen. Als je het deed, moest je het goed doen. Toen hij veertig werd verbouwde hij zijn kelder om er vierhonderd mensen te ontvangen, op zijn 45ste nam hij zijn beste vrienden een week mee naar een tropisch eiland, toen hij en zijn vader samen honderd jaar waren, nodigden ze twintig vrienden uit voor een reis naar Las Vegas. Zijn vrienden noemden hem wel eens voor de grap ‘Michiel Langhout Reizen, voor uw high end vakanties’. Maar hij was ook nog steeds die ‘gewone Brabantse jongen’ die genoot van klaverjassen in de kroeg met zijn vrienden.

Hij kreeg met Huizinga, die zelf al een zoontje had, twee kinderen. Hij merkte dat hij in zijn eigen gezin veel dingen hetzelfde deed als zijn ouders. Hij was weliswaar vaker ’s avonds niet thuis dan zijn vader, reisde meer, had een onrustiger bestaan, maar ook hij had regelmatig vrienden op bezoek, hield van huiselijkheid. Hij vond niets mooier dan als zijn kinderen vriendjes en vriendinnetjes meenamen om te spelen en te blijven slapen.

Zeven jaar later strandde zijn huwelijk. Hij kon niet goed uitleggen waarom, ze hadden te veel ruzie, ze maakten elkaar niet gelukkig. Het was een emotionele tijd, maar hij kreeg een betere relatie met zijn ex dan ze hadden in de tijd dat ze waren getrouwd. Ook toen hij later een relatie kreeg met Marlous Mens, de dochter van Harry Mens.

Mol had grote dromen, hoge doelen, hij was gedreven, enthousiast en vol optimisme. Hij hield niet van omkijken. Hij zag de mogelijkheden, niet de problemen. En hij kon keihard gaan. Soms vloog hij uit de bocht. Zoals in 2006, toen hij directeur werd van Spyker Cars, waar hij ook grootaandeelhouder van was, evenals van het Spyker Formule 1-team. Al na negen maanden vertrok hij gedesillusioneerd, met veel ruzie en een beetje armer. Hij was te goed van vertrouwen, zeiden ingewijden. Maar hij keek niet om.

In 2007 stond hij op nummer 1 in de Quote 500 Junior met een geschat vermogen van 149 miljoen euro. Hij was 37 jaar. Ze hadden waarschijnlijk zijn vaders geschatte vermogen door tweeën gedeeld, dacht hij. Het klopte niet, maar hij wilde niet vertellen wat zijn vermogen wel was. Sindsdien werd hij door Quote niet meer bij de rijkste Nederlanders geplaatst.

In 2010 richtte hij samen met Ben Droste, Harry van Hulten en zijn oude schoolvriend Maarten Elshove het eerste Nederlandse commerciële ruimtevaartbedrijf op: XCOR Space Expeditions. Pionieren was wat hij het leukste vond. En New Space was de toekomst. Afgelopen week was een domper. De SpaceShipTwo van de Britse zakenman Richard Branson verongelukte bij een testvlucht vlak na de lancering.

Maar Mol blijft geloven in zijn eigen ruimtevliegtuig Lynx. Hiermee hoopt hij al in 2015 de eerste betaalde ruimtevlucht te kunnen verzorgen. Hij heeft inmiddels 250 ruimtetickets verkocht à honderdduizend dollar. De sfeer bij xcor is vergelijkbaar met die bij Lost Boys, maar de impact zal nog veel groter zijn. Een klein gedreven team van zo’n vijftien man in zijn kantoor aan de Zuidas en zo’n 75 bouwers in de VS. Ze gaan de wereld veranderen. Over vijftig jaar zullen mensen vanuit Amsterdam even gaan lunchen in Kaapstad of Sydney. Afstand zal nooit meer hetzelfde zijn.

Tot de overname van LB Icon in 2013 door het Franse advertentie- en communicatiebureau Publicis bleef Michiel Mol commissaris en grootaandeelhouder. Hij verkocht zijn aandelen van Lost Boys voor zestig miljoen euro. Daarna gaf hij, in juni vorig jaar, nog een groot feest – een barbecue op een terrein in Amsterdam-Noord, met ouderwetse disco en een deejay – voor alle mensen die ooit bij Lost Boys hadden gewerkt. Mol liep er trots rond. Hij wilde iedereen bedanken voor die afgelopen twintig jaar, ze waren een familie: Lost Boys forever. Lost Boys was bevrijd van de druk van een beursnotering en in goede handen, vond hij. Maar het was een gewoon marketingbedrijf geworden, het hippe internetbedrijf uit de jaren negentig was voorbij.

Michiel Mol hackt nu nog wel eens de legocomputer van zijn kids. Voor de sensatie. Toen hij jong was, was er niets. Hij maakte iets uit dat niets. Zijn oudste zoon zei laatst tegen hem: ‘Ik hoef niet te weten hoe het is gemaakt, ik moet weten hoe het te gebruiken, hoe ik er optimaal mee kan werken.’ Dat is het verschil, dacht hij. De basis heeft geen nut meer. Websites bouwen gaat nu met kant-en-klare software. Dat is wat anders dan c++ leren programmeren. Het gaat er nu om wat je ermee doet.


Bronnen: Michiel Mol, Maarten Elshove en diverse achtergrondartikelen uit Quote, Quote Junior, NRC Handelsblad, de Volkskrant, Forum, Intermediair Weekblad en Management Scope


Beeld: (1) Amsterdam, 2000. Het aantal Lost Boys-medewerkers nam in zes jaar toe van de drie oprichters in 1993 tot driehonderd in 1999. In 2000 ging het mis, wereldwijd (Sake Rijpkema / HH). (2) Noordwijk, 26 augustus 2011. Ben Droste (oprichter Space Expedition Curaçao), Michiel Mol, dj Armin van Buuren, erica Terpstra en Martin Schröder (oprichter Martinair) proosten op de toekomst van Michiel Mols commerciële ruimtevaartbedrijf (Marcel Antonisse / ANP).