Voor de vier hoofdpersonen van de boeken op de shortlist gold dat in ieder geval niet. Christoffel Plantijn speelde als belangrijkste drukker van zijn tijd een bepalende rol in het culturele en intellectuele leven van de tweede helft van de zestiende eeuw; Gerard Heineken was de grondlegger van een nog altijd bloeiende, thans internationaal opererende onderneming; Willem Drees was tien jaar lang premier van dit land; en koning Willem III was 41 jaar staatshoofd van Nederland – Dik van der Meulen schreef deze biografie en won er de prijs mee.

Van Bram Lansen zal nagenoeg niemand gehoord hebben, en de mededeling dat hij een arbeider was die in politiek of vakbeweging nooit een toppositie heeft bereikt, zal de meeste lezers doen concluderen dat hij dan ook geen biografie waard is. Want wie wil er nu over ‘gewone’ mensen lezen? Terecht echter stelt biograaf Bert Altena dat het handjevol handarbeiders dat rond 1880 voor het socialisme koos stuk voor stuk bijzondere mensen waren. Het betekende dat ze ondanks hun gebrek aan opleiding nadachten over de maatschappij, grote kans liepen ontslagen te worden en dus armoede te lijden, terwijl het in Nederland meestal ook neerkwam op een breuk met de kerk, wat niet zelden grote gevolgen had voor de relatie met familie en vrienden.

De in 1847 in het Zeeuws-Vlaamse gehucht Kruisdijk geboren Bram Lansen was echter niet alleen om deze reden een bijzonder mens. Omdat hij zijn leven lang veel geschreven heeft is zijn bestaan niet zo anoniem geweest als dat van de meeste negentiende-eeuwse arbeiders, en kon zijn levensloop vrij secuur gereconstrueerd worden. Hierdoor krijgt hij niet alleen zelf een ‘gezicht’, maar komen we ook veel meer te weten over de leef- en denkwereld van arbeiders uit die periode. Bovendien vormt zijn levensverhaal een interessante aanvulling op de geschiedenis van het socialisme, dat immers toch in hoge mate werd gedomineerd door ‘heren’ uit de bourgeoisie of werklieden die al vrij snel carrière maakten binnen de beweging en dus de facto geen arbeiders meer waren.

Als de geschiedenis iets anders was gelopen, was Lansen helemaal geen arbeider geworden. Zijn overgrootvader van moederskant was immers gepromoveerd jurist, behoorde eind achttiende eeuw tot de bestuurlijke elite van Vlissingen en werd in 1795 gekozen tot lid van de Nationale Vergadering. Als koopman raakte hij tijdens de napoleontische tijd echter zijn vermogen kwijt, en zijn zoon zou wegens fraude zijn positie als rijksontvanger der belastingen verspelen. Diens dochter, de moeder van Bram Lansen, deed een flinke stap terug op de maatschappelijke ladder en trouwde met een wagenmaker, die als gevolg van de economische crisis die Zeeland in de jaren 1840 teisterde zijn zaak moest opdoeken en loonarbeider werd.

Als gevolg van zijn socialistische activiteiten werd Lansen herhaaldelijk ontslagen

Dit proces van proletarisering was op zich al erg genoeg, maar toen de ouders van Lansen rond zijn vijftiende kort na elkaar overleden moest hij al spoedig zijn opleiding tot onderwijzer staken en ging ook hij als handarbeider aan de slag. Na een tijdje als huisschilder te hebben gewerkt werd hij omstreeks 1867 machinist. Met de snelle opmars van de stoommachine was dit een beroep met toekomst, maar het ging Bram Lansen om meer dan alleen het verdienen van een redelijke boterham. Leergierig als hij was deed hij ijverig aan zelfstudie en bovendien werd hij vrijmetselaar, zodat hij toetrad tot een club waarin vooral mannen uit de middenklassen actief waren.

Omdat hij afkomstig was uit een orthodox protestants milieu was de keuze voor de vrijmetselarij een enorme stap. Hoewel het maçonnieke streven heel de mensheid op te tillen uit het moeras der onwetendheid en geestelijke onderdrukking hem zeer aansprak, ervoer hij het apolitieke karakter van de beweging toch als een gemis. Vandaar dat hij zich zeer aangetrokken voelde tot de socialistische beweging, die in Vlaanderen veel verder ontwikkeld was dan in Nederland. In 1880 nam hij in Vlissingen het initiatief voor de oprichting van een plaatselijke sociaal-democratische vereniging, die korte tijd de grootste van Nederland was, en die in 1882 opging in de Sociaal-Democratische Bond. Met sdb-leider Domela Nieuwenhuis had Lansen veel contact, al bleef de afstand tussen de voorname ex-predikant en de arbeider aanzienlijk.

Als gevolg van zijn socialistische activiteiten werd Lansen herhaaldelijk ontslagen, zodat hij zich in 1886-1887 zelfs gedwongen voelde een tijdlang mee te werken aan de aanleg van het Panamakanaal. Doordat hij altijd hard moest werken voor de kost en hij de felle richtingenstrijd binnen het Nederlandse socialisme betreurde, zou hij in de politieke beweging geen rol van betekenis spelen. Wel timmerde hij aan de weg als publicist en dichter, en manifesteerde hij zich na 1900 vooral als vrijdenker. Aan het dichterschap van Lansen wijdt Altena een interessant hoofdstuk, waarin hij laat zien dat je arbeiderspoëzie – een fenomeen dat overigens in Engeland veel meer voorkwam dan in Nederland – niet moet beoordelen met criteria die na 1880 zijn geformuleerd door dichters die afkomstig waren uit de burgerij.

Hoewel Altena stilistisch gezien misschien de mindere is van Dik van der Meulen is deze biografie minstens even interessant als die van koning Willem III.


Bert Altena: Machinist en wereldverbeteraar: Het leven van A.J. Lansen, 1847-1931. Verloren, 272 blz., € 29,-


Beeld: Bram Lansen met zijn vrouw in de borgerstraat (privé-collectie).