
Senator voor D66, oud-diplomaat, publicist en strategisch adviseur Petra Stienen zit stralend achter het scherm. Ze heeft haar eerste veertig dagen van quarantaine erop zitten en heeft noodgedwongen een bijzondere reis door haar eigen huis gemaakt. ‘In vrijwel iedere religie en cultuur is veertig een magisch getal. Denk aan het veertig dagen vasten in de katholieke kerk, de veertig dagen van Jezus in de woestijn of de Arabische arbaïen van veertig dagen rouw of veertig dagen hechting na de geboorte van een kind. Ik heb in de afgelopen veertig dagen op allerlei manieren naar mijn eigen innerlijke stem geluisterd.’
Gisteren is ze na veertig dagen voor het eerst haar buurt uitgewandeld. ‘Voor iemand die nooit langer dan vijf, zes dagen thuis is en voortdurend over de wereld reist, is het gevoel van “ik mag er weer op uit” echt bijzonder. Ik moest naar de Eerste Kamer en heb bewust de natuurroute via het Haagse Bos en het Malieveld genomen. Alles was knisperend groen en ik had echt het gevoel – nou ja, wedergeboorte wil ik het niet noemen, maar dat ik echt veertig dagen in een cocon had gezeten en er nu weer als een vlinder uitkwam.’
Stienen is drie en een halve week behoorlijk ziek geweest. Corona, vermoedt de huisarts. Maar zoals zovelen kreeg ze het advies ‘thuis blijven’ en werd ze niet getest. Op weg naar de Hofvijver bezag ze de wereld met andere ogen. ‘Ik had een totale herwaardering voor een wandeling die ik normaal iedere dinsdag maak en dan ook heel fijn vind. Maar nu was geen seconde vanzelfsprekend. Zonder dat ik het wist maakte collega-senator Joris Backer een foto terwijl ik het Binnenhof opliep. De vreugde spat van die foto af!’
Ze pakt haar telefoon en appt de foto. De breed glimlachende Stienen ziet eruit alsof ze rechtstreeks uit een wekenlange yoga-retraite komt in plaats van veertig dagen gedwongen thuisisolatie. Ook een SGP-senator legde haar komst vast. ‘Altijd leuk wanneer een SGP’er a woman in politics fotografeert,’ zegt Stienen met een ondeugende twinkeling in haar ogen. ‘Het was een goede dag. Er werden vier noodwetten rondom de coronacrisis behandeld, over de economie en banenmarkt. Ik was bij de voorbereiding van de D66-fractie betrokken, waardoor ik weer het gevoel van betekenis kreeg. Want eerlijk gezegd was dat het moeilijkste toen ik ziek was. Normaal ben ik op veel terreinen maatschappelijk betrokken. Ik vond het lastig om vanuit huis iets te betekenen.’
Tijdens haar wandeling zag de politica op een stoep de boodschap ‘We kunnen het niet alleen’. Ze ervoer dat ook tijdens haar ziekbed. ‘Mijn buren hebben enorm voor mij gezorgd. Ze hebben boodschappen voor me gehaald. Ik kreeg spontaan bloemen van mensen, en kaarten met “beterschap” erop. Ik hou nooit zo van zinnen als “we kunnen het niet alleen”, ik zeg liever: “we kunnen het samen”. Want in die slogan staat “niet” en “alleen”, terwijl ik me juist heel omringd en verzorgd heb gevoeld. Als ik een ding in de afgelopen weken geleerd heb, dan is het om aan de ander te vragen wat ik nodig heb.’
Was dat een grote stap voor je?
‘Ik denk dat om hulp vragen voor heel veel mensen best een uitdaging is. Dat geldt in ieder geval wel voor mij. Dat ik mijn buren, die kleine kinderen hebben, om hulp moet vragen terwijl ik ook weet hoe zwaar hun situatie al kan zijn. Daarbij wil ik ook nog allerlei dingen die best wel intiem zijn. Boodschappen zijn heel onthullend, hoor. Denk aan mijn vegan dropjes, omdat ik geen gelatine wil eten…’
Stienen en ik hebben al negen jaar een bijzondere vriendschap, die op 11 februari 2011 begon, de dag dat de Egyptische dictator Hosni Moebarak het veld moest ruimen. Sindsdien hebben we allerlei lief en leed met elkaar gedeeld, van de grote geopolitieke tragedies tot de gracieuze bewegingen van het hart. Ook in deze tijd van quarantaine hebben we veel contact. We bellen, appen en delen inzichten en reflecties met elkaar. Af en toe stuur ik haar een zogeheten ‘Mocast’ – een audiobericht dat regelmatig de duur van een podcast overstijgt. Stienen stuurt dan een vaak veel kortere en bondigere ‘Pecast’ terug. Nu zien we elkaar voor het eerst weer face to face, zij het online. Zoals altijd voelt het alsof we het gesprek zo weer oppakken waar het op het laatste communicatiemiddel geëindigd is.
‘Kunnen we het samen, of doen we het samen?’ vraag ik haar. ‘Durven we het samen? Of liever nog, willen we het samen?’ antwoordt Stienen. ‘En wie is dan “we” en wat is dan “samen”? Ik geloof dat het collectief van groot belang is. Ik heb in veel landen en culturen gewoond en gereisd waar de balans tussen het individu en het collectief vaak naar het collectief doorslaat. Maar ik vind solidariteit nu echt wel een mooi woord. Wat ik doe, heeft invloed op jouw gezondheid. Wat jij doet, heeft invloed op mijn welzijn.’
‘Ik vertrouw heel erg op de eigen kracht van mensen’, verwoordt Stienen een van de basisprincipes van D66, ‘maar ik vind ook dat de samenleving een gedeelde verantwoordelijkheid heeft voor de individuen die deze kracht nu even niet hebben.’
Stienen worstelt met de precaire balans tussen het individu en het collectief. ‘De gezondheidsafweging is nu allesbepalend. Maar individuele en burgerlijke vrijheden zijn dat ook. Bovendien zijn mensen sociale dieren. Aanraking is zo belangrijk. Denk aan al die ouderen die dementerend zijn of een andere ziekte hebben en nu niet eens meer een hand op de schouder krijgen. Of aan de meer dan drie miljoen alleenstaanden in ons land. En al die verliefde jongeren die nu afstand moeten houden?’
‘Geestelijke gezondheid is evengoed heel belangrijk en ik vind wel dat we daar vragen over mogen stellen. We zeggen steeds “we volgen de wetenschappers”, maar heel veel weten we gewoon nog niet. Dus volgens mij moeten we ook accepteren dat er veel onzekerheid is en dat we fouten maken. Over een halfjaar zullen we ontdekken dat we dingen hebben gedaan die niet slim waren. En met de wijsheid van achteraf kun je dan wellicht zeggen: “jongeren onder de twintig hadden wel naar school gekund” of zoiets, maar tegelijk is er ook de afweging voor bijvoorbeeld al die jonge vakkenvullers en kassières die in de supermarkt met ouderen in aanraking komen en zo het virus kunnen overdragen. Als deze crisis ons iets leert, is het dat het wellicht geen kwestie is van willen, kunnen of moeten, maar simpelweg de acceptatie dat we met elkaar verbonden zijn.’
Stienen beweegt met groot gemak van landen als Libanon naar haar geboortestreek Limburg en trekt daartussen vaak mooie parallellen. ‘Ik sprak vanochtend een vriendin in Beirut en ik had het met haar over de impact van corona. Zij is wel wat gewend, want als kind had ze de Libanese burgeroorlog meegemaakt. We hebben als mensheid nu een wereldwijde, gedeelde ervaring. Bij eerdere epidemieën zoals zika of ebola bleef het voor velen een ver-van-mijn-bed-show. Dat bleef het zelfs toen in 2007 in Nederland Q-koorts uitbrak. De impact bleef toen echter regionaal beperkt en de rest van Nederland toonde zich wellicht helemaal niet zo solidair met Brabant. Maar nu maakt de hele wereld hetzelfde mee, al is de uitwerking verschillend.’
Stienen is bestuurslid van Action for Hope, een culturele organisatie die zich in het Midden-Oosten met cultuur in crisistijd bezighoudt. ‘Ik ben veel in vluchtelingenkampen geweest. Mensen leven daar in zware omstandigheden die in niets met onze situatie te vergelijken zijn. “Stay home” is een enorme luxe voor wie geen huis heeft. Je handen wassen is een enorm privilege voor hen die geen toegang hebben tot een kraan die je open en dicht kunt draaien. In die kampen zag ik hoe mensen muziek gaan maken, elkaar verhalen vertellen of voortuintjes maken van olieblikken en lege flessen. Hier in Nederland zie ik nu iets gebeuren wat ik van daar herken.’

‘Ik doe het zelf ook. Ik heb nooit planten op het balkon omdat ik te weinig thuis ben om ervoor te zorgen. Maar nu heb ik hortensia’s, oleanders en jasmijn, die ik regelmatig water geef. Of neem het filmpje van de ballerina van Het Nationaal Ballet die door de lege straten van Amsterdam danst. Kun je dansen als mensen sterven, nog steeds in het ziekenhuis liggen of hun baan verliezen? Die gesprekken had ik ook in Jordanië en Libanon. Kun je muziek maken terwijl de bommen vallen? Dan zeiden ze tegen mij: “Maar juist dit geeft mij het gevoel van menselijkheid.” De afgelopen veertig dagen zag je natuurlijk hufterigheid, maar ik zag vooral heel veel gedeelde menselijkheid. Dat schept dankbaarheid.’
We halen allebei even koffie uit onze eigen keuken en proosten met onze mokken voor het scherm. We vervolgen het gesprek met een ander hot topic. Gender. Stienen hield al op de middelbare school voor het vak Duits een spreekbeurt over het vrouwbeeld in reclames, omdat de leraar Duits zo seksistisch was. Haar interesse (en strijdlust) is nooit opgehouden. Haar afstudeerscriptie ging over literatuur van Saoedische vrouwen. In 1990 deed ze in Jerusalem, Ramallah en Gaza onderzoek naar de rol van vrouwen in de Palestijnse onafhankelijkheidsstrijd. Ze werkte in Egypte, Syrië, Libanon en Jordanië met organisaties die het belang van gender en vrouwenrechten hoog op de politieke agenda willen krijgen.
‘Alle vrouwen die ik tijdens al die jaren sprak zeiden altijd een ding: “Als wij benadrukken dat wij aan tafel willen en dat onze behoeften en belangen in de beslissingen moeten worden meegenomen omdat we andere inzichten hebben en een andere economische en sociale positie, wij bij mannen thuiszitten die zo gefrustreerd zijn dat ze ons slaan – iets wat we nu ook zien in tijden van covid-19 – wat zeggen de machthebbers dan? ‘Nu niet.’” Weet je nog? In 2011, op Internationale Vrouwendag op 8 maart, stond een groep vrouwen op Tahrir te demonstreren voor meer vrouwenrechten in het nieuwe Egypte en op sociale media werden ze afgemaakt door hun eigen collega’s, onder het mom: “Hoe durven jullie in deze tijden van onze glorieuze revolutie het plein te pakken voor vrouwenzaken? Nu niet”.’
‘Volgens mij komen we hier gelijk uit bij het grootste misverstand’, vervolgt Stienen. ‘Namelijk, dat gender helemaal niet over vrouwen gaat, maar over mensen. Hoe raakt een crisis de verschillende groepen? Daar gaat het om. We zien dat vrouwen én aan de frontlinie staan als arts, verpleger of onderwijzer én in veel gevallen thuis ook nog eens de zorg op zich moeten nemen.’
Stienen deelde vanuit haar quarantaine online het ene na het andere artikel, essay of boek over de ongelijke man-vrouwverhouding in de zorg in het algemeen en tijdens deze coronacrisis in het bijzonder. Het werd haar door internettrollen niet in dank afgenomen. Het ‘nu niet’ is anno 2020 ook in Nederland springlevend.
Ze wijst op het schilderij dat achter haar aan de muur hangt. ‘Dit schilderij van Ahmed Moualla, een Syrische kunstenaar, werd in 2000 gemaakt in opdracht van een tentoonstelling van het internationale comité van het Rode Kruis over “woman and war”. De afbeelding is een beetje diffuus. De gedaante zou zowel een man, een vrouw of een kind kunnen zijn. Het symboliseert de vraag hoe wij als mens een crisis dragen. Als degene die ons door de crisis heen draagt een persoon is die alleen maar omringd wordt door mannen die op hem lijken en net zo denken als hij, dan bestaat er geen pluriformiteit in het creëren van oplossingen.’
Ze haalt Invisible Women van Caroline Criado Perez aan. ‘Het boek toont aan dat alles in onze samenleving, van design tot onderzoek, de man – en dan ook nog heel vaak de witte man – de default setting is. Als we dit relateren aan covid-19, geeft zij een fascinerend voorbeeld over die PPE, of personal protection equipment. Deze beschermingsmaterialen – zoals mondkapjes of handschoenen – zijn naar mannelijke afmetingen gemaakt. Dus een small is voor veel vrouwen nog te groot. Of je hebt een mondkapje dat niet perfect op het vrouwelijke gezicht aansluit en daardoor wondjes veroorzaakt. En wie denkt aan het comfort van een vrouw die zo’n beschermingspak draagt en nu eenmaal vaker naar het toilet moet?’
‘We moeten straks met de regering in debat over gelijke kansen en gendergelijkheid. Als je bijvoorbeeld ziet dat maar 25 procent van de werkende vrouwen fulltime werkt, tegenover 75 procent van de mannen, dan betekent dat dit de inkomensachteruitgang die iedereen heeft voor heel veel vrouwen harder binnenkomt. Deze crisis is niet genderneutraal en raakt vrouwen en andere genders anders dan mannen. Alleen al het feit dat meer mannen patiënt zijn, geeft aan dat gender wel degelijk een factor van belang is.’
Tegelijkertijd kun je je afvragen hoe gender-inclusief het crisisteam van de regering is. In beeld zien we vooral de mannen. De koning spreekt ons toe, Rutte speecht erop los, Hugo de Jong licht van alles toe, de mannelijke kopstukken van het RIVM geven voorlichting. Witte mannen vertellen wat de samenleving, dus juist ook vrouwen, moet doen.
‘En als je daar een vraag over stelt – en dat doe ik dus wel – krijg ik nog steeds soms de reactie: “Nu even niet”,’ zegt Stienen. ‘Wat dat betreft voel ik de verwantschap met mijn vriendinnen in het Midden-Oosten.’
Ze vertelt over een virtueel rondetafelgesprek met vrouwelijke leiders wereldwijd dat werd geleid door de directeur van VN Vrouwen. Waaronder bijvoorbeeld de IJslandse premier, de Ethiopische president, de gendergelijkheidscommissaris van de EU en vertegenwoordigers uit het maatschappelijke middenveld. De vraag was hoe het herstel van deze coronacrisis eruit zou kunnen zien. ‘Je ziet dat er dan opeens hele andere vragen worden gesteld. Er kwamen vier richtingen naar voren. Als je een gender-inclusief herstelpad op wil, dan moet je heel goed kijken naar hoe het gezondheidssysteem in elkaar zit en hoe dat voor manen en vrouwen verschillend uitpakt. Er moet een analyse worden gemaakt over de ongelijke economische impact van deze crisis, daarin zit namelijk echt verschil tussen mannen en vrouwen en daarvoor moeten andere data worden verzameld.
Dan is er de kwestie van de bestrijding van gendergerelateerd geweld of de terreur achter de voordeur die in deze crisis enorm toeneemt. En tot slot het vraagstuk van vrouwen, vrede en veiligheid dat ik als voormalig diplomaat heel interessant vindt. Wat betekent deze crisis voor landen waar al conflict is? Zitten vrouwen en vrouwenorganisaties aan de tafels waar de beslissingen worden genomen? Wat is de impact op landen waar covid-19 nog niet echt voet aan de grond heeft gekregen, maar waar het gezondheidssysteem na ebola en zika al heel fragiel is? Wat betekent dit voor de kinderen op de Griekse eilanden? De grenzen zijn wellicht wel dicht, maar laten we de grenzen in onze geest alsjeblieft openhouden. “We kunnen het samen”, houdt niet op bij de grenzen van Nederland.’
Stienen heeft het opnieuw over solidariteit. ‘We kunnen hierin wellicht wat leren van andere gebruiken en culturen’, zegt ze. ‘Denk aan de islamitische armenbelasting, of zakat, van drie procent van je inkomen. Ik heb mensen gezien die superrijk zijn en echt heel veel geven – of juist helemaal niets. En mensen die niets hadden maar nog steeds wisten te geven. Dat je echt dacht, waar komt deze ruimhartigheid en dit geld vandaan? Maar je kunt ook tijd geven. Dus vanuit het idee “we kunnen het samen”, geef wat je kunt missen. Wat als we nu allemaal drie procent geven van wat we te bieden hebben? Als je heel veel tijd hebt, geef je tijd. Als je geld hebt, geef je drie procent van je geld. Als je een netwerk hebt, stel je een deel van je netwerk beschikbaar.’
‘Ben je deze tijd eigenlijk meer met god of spiritualiteit bezig?’ vraag ik Stienen enkele dagen na ons gesprek telefonisch. ‘Dat ben ik altijd,’ antwoordt ze terwijl ze ondertussen door het Haagse Bos loopt. ‘Als ik door een bos loop voelt het alsof ik door een kathedraal wandel.’
Op de achtergrond hoor ik kinderen lachen en spelen. Dan zegt ze: ‘Als ik in deze spannende tijd stil word, hoor ik de goddelijke stem in die stilte. Als ik nu ’s ochtends door een bos wandel, voel ik de sereniteit van het licht. Ik neem ook meer tijd voor reflectie aan het begin van de dag. Het ritueel van het gebed hebben we als moderne mens door yoga en meditatie vervangen, maar ook in die reflectie kom ik het goddelijke tegen.’
‘Toen ik acht, negen jaar oud was ging ik naar de bijbelclub van de kerk. Ik vroeg toen altijd: “waar is god?”, niet: “wie is God?” De juf antwoordde: “God is in alles, in jou, in de bomen, in de dieren.” En dat voel ik nu. God is in alles. Ik sta hier en kijk naar de kinderen, zie een meisje in een oranje shirt en op witte gympjes langsfietsen. Dan denk ik: god zit ook in haar, net als in mij. En dat is wat ons met elkaar verbindt.’
Deze serie is onderdeel van het boek Noodzakelijke gesprekken: reflecties op een nieuwe wereld (september 2020, Uitgeverij Jurgen Maas).