Tijdens het wereldkampioenschap in Reykjavik in 1972 was zowel Fischer als zijn tegenstander Boris Spassky een pion in de Koude Oorlog, in de film mooi uitgebeeld in een scène waarin Richard Nixon en Henry Kissinger samen in het Witte Huis naar rechtstreekse beelden van de krachtmeting kijken. Eerder in het verhaal wordt duidelijk wat Fischer moest opofferen: een jeugd had hij nauwelijks, een vader was er niet. Zijn moeder, een communistische sympathisant, zorgde in haar eentje voor hem. Voor de jongen bestond de wereld uit 64 blokken, 32 beweegbare stukken en een oneindig aantal zetten, manoeuvres en uitkomsten. Tegelijkertijd wist Fischer als geen ander dat dit spel logisch is, wat een gekmakende paradox schept: het zoeken naar ordening in de chaos lijkt een hopeloze zaak, maar de schaker wéét dat er een ultiem antwoord mogelijk moet zijn.

Op de avond voordat ik Pawn Sacrifice zie, bekijk ik opnieuw de documentaire Bobby Fischer against the World (2011) waarin de echte Fischer zijn charme tentoonspreidt. Hij is jong en onbevangen, een aantrekkelijke jongeman uit Brooklyn van een jaar of twintig, gekleed in een stijlvol pak met stropdas. Terwijl hij op een bankje in Central Park zit spreekt hij lachend en in volzinnen over zijn complexe relatie met dit mysterieuze spel. De camera is er, want Fischer is over de hele wereld beroemd. In korte tijd heeft hij het schaken tot een opwindende sport gemaakt dankzij zijn welbespraaktheid, uitstraling en intelligentie.

Zoals velen begon ook ik met schaken in de tijd van Fischer. Als jongen van een jaar of tien was het schaken voor mij een paar jaar lang even opwindend als het lezen van spannende boeken of het beoefenen van fysieke sporten of het verleiden van een mooi meisje. Het ging om de uitdaging, om de romantiek van het kampioenschap gespeeld in zalen met rijen en rijen tafeltjes waarop borden en stukken en schaakklokken klaarstonden. Misschien vormde het idee van winst of verlies op grond van denkvermogen de basis van een allegorie van het leven, hoe onbewust je zoiets ook op die leeftijd ondervindt.

De beste scènes in Pawn Sacrifice beelden precies die wereld uit, van Fischers eerste successen als jongen tot zijn triomf tegen Spassky. Regisseur Edward Zwick slaagt erin het psychologische conflict in Fischer te vangen: de schaakgrootmeester die hoofdzakelijk in zijn eigen hoofd leeft die opeens direct tegenover de werkelijkheid komt te staan. Fischer, gespeeld door Tobey Maguire, krijgt te maken met media, politiek, fans, competitieleiders, zelfs met spionnen aan beide kanten van het IJzeren Gordijn. En met zijn tegenstander, Spassky (Liev Schreiber), een beer van een man die zijn verlies uiteindelijk als een gentleman toegeeft.

Over Fischers mentale neergang is Zwick iets te rechtlijnig; de vraag wat ‘waanzin’ in het leven van deze bijzondere man precies betekent wordt te makkelijk afgedaan met noemers als paranoia en psychose. Fischer was een genie met een IQ van 180. Om te kunnen functioneren in een wereld van Realpolitik en van de middelmaat die media en celebrity met zich meebrengen, moest hij veel opgeven, zoals de illusie dat het denken een garantie biedt voor een goed leven.

Nu te zien


Beeld: Tobey Maguire als Bobby Fischer in Pawn Sacrifice. Foto Entertainment One Benelux