
Nachoem M. Wijnberg is dichter, ook als hij proza schrijft. «Ik had helemaal niet de bedoeling om een roman te schrijven», zei hij in het tijdschrift Yang over zijn debuutroman Landschapsseks. «Ik ben gewend om, als ik over bepaalde dingen serieus wil nadenken, dat met poëzie te doen.» En dat is zo gebleven. Zijn recentste boek, De opvolging, is tot roman bestempeld, maar zou ook een lang gedicht mogen heten.
De opvolging hoef je niet te lezen vanwege de ontknoping. Het verhaal is niet spannend of meeslepend. Maar het is wel intens en beeldend zoals een gedicht dat kan zijn. Het vereist een andere leeshouding dan een gewone roman.
De opvolging gaat over de ondergang van een bedrijf. De bazen zoeken een opvolger voor de hoogste baas. Het bedrijf ontwikkelt installaties en machines, maar die werken niet goed en niemand wil ze kopen. In het buitenland werken kinderen in fabrieken, om de kosten laag te houden. Zelfs de bedrijvendokters lukt het niet om het bedrijf weer gezond te maken. Naarmate het bedrijf dieper in de problemen komt, vergaderen de bazen steeds minder over de installaties. Ze hebben het bijvoorbeeld over grappen, gedichten en clowns:
Geen medelijden als iemand vrijgevig met andermans geld is alsof het de beste grap is waarom de ander ooit zal kunnen lachen. Wij gaan al je geld opmaken. Kan je iets voor ons doen als wij daarmee bezig zijn, grappen vertellen zodat wij het niet erg vinden keer op keer hetzelfde te doen.
Julian vraagt of dat te vergelijken is met iemand die een gedicht kan schrijven alsof hij grappig is terwijl hij niet grappig is?
Fernando zegt misschien wel, als hij misschien grappiger begint te worden terwijl hij schrijft, en hij steekt zijn vinger op terwijl hij haastig verder schrijft, al kan hij achteraf niet meer zeggen wanneer precies in het gedicht.
Hij steekt een vinger op als hij denkt dat hij het gedicht al kent?
Dat is een grap over een clown.
Een clown schrikt steeds wakker en houdt zijn hand omhoog om aan te geven dat hij de droom al kent. Kent hij een betere?
In de notulenachtige schrijfstijl («Julian vraagt…», «Fernando zegt…») schept Wijnberg allereerst een hilarisch beeld van moedeloos makende vergaderingen in een bedrijf. Waar praten de bazen eigenlijk over? Ze dwalen af en slepen er van alles bij: het medelijden en de droom van een clown lijken alleen samenhang te vertonen dankzij tussenstappen. Toch praten ze wel degelijk ergens over. Ze omcirkelen het waardevolle. De grote vraag in het boek is misschien: wat is waardevol? Waar willen we voor betalen?
Terug naar het verhaal. De hoofdpersoon, Seth, komt in het bedrijf werken als baas van de afdeling springinstallaties. Zijn vriendin heet Ana, zijn moeder Iris. Beide vrouwen werken als secretaresse in het bedrijf. Via de namen van de vrouwen krijgt de lezer eenvoudig toegang tot een ander niveau van het boek: Ana staat symbool voor de analogie, Iris voor de waarneming. Dat geeft passages als deze een dubbele bodem: «Ochtend. Seth, Iris, Ana. Moet Iris niet naar haar werk? Zij heeft de ochtend vrijgenomen omdat zij een gesprek heeft met de bedrijvendokters. Gisteren had Fernando Iris gevraagd of zij misschien dokter wilde worden. Seth helpt met het uitkiezen van de kleren voor het gesprek. Ana helpt ook mee met kiezen door de kleren die Seth voorstelt aan te trekken.»
Kleren van de ene vrouw uitproberen op de andere is als redeneren bij analogie: als ze Ana goed staan, dan staan ze Iris misschien ook goed.
Het is niet moeilijk om de tekst te lezen als een allegorie over de ondergang van een groep denkwijzen. De waarneming en analogie schieten te hulp, maar kunnen het tij niet keren. De installaties die het bedrijf bouwt refereren aan dezelfde thematiek. De springinstallatie die Seth probeert te ontwikkelen doet denken aan een machine voor een gedachtesprong. (De installatie zou ook springstof kunnen bevatten, maar Wijnberg verwijst nergens naar een ontploffing.) De eerste machine van het bedrijf was – geheel in lijn met de symboliek – de orakelmachine. Die doet nu dienst als wachtmuziek aan de telefoon als iemand moet worden doorverbonden.
De bazen moeten wetenschap «bedrijven». Ze moeten installaties en machines verkopen. Kennis heeft een zekere waarde. Tegelijkertijd is kennis een illusie: de gedachtesprong komt er niet, de machines functioneren niet, het bedrijf gaat failliet.
Maar een allegorie maakt nog geen poëzie. Uit het fragment van de vergadering wordt duidelijk dat de tekst veel meer betekenissen draagt. We kunnen de grap volgens de allegorie misschien interpreteren als een tijdelijke theorie, een lapmiddel. Het geld zou zoiets als kennis kunnen zijn, of de hoop op kennis. Maar tegelijkertijd gaat het gewoon om een grap, om geld, om medelijden. De vragen van Julian en Fernando zijn goede, oprechte vragen.
Of neem de kinderen die in fabrieken werken. In de onderliggende allegorie zijn zij misschien de minder belangrijke wetenschappers of de afgeleide theorieën. Tegelijkertijd zijn het gewoon kinderen. Ze kunnen veel meer betekenis dragen. Ze gaan bijvoorbeeld vanzelf symbool staan voor kinderen in fabrieken in lagelonenlanden die ons goedkope kleding leveren.
Daarom is dit poëzie: niet alleen het hele verhaal zindert van de betekenis, maar elke zin, elk beeld, elk woord.